Tentamenstof Media en
Maatschappij
Inhoud
Week 1: Inleiding kritische mediatheorie...............................................................................................2
Hoorcollege week 1: Inleiding.............................................................................................................2
Werkcollege week 1............................................................................................................................4
Werkcollege 1.................................................................................................................................4
Werkcollege 2.................................................................................................................................5
Samenvatting literatuur week 1..........................................................................................................5
‘Media & society: Production, content & participation’: Introduction............................................5
‘How to Read Iron man: The Economics, Geopolitics and Ideology of an Imperial Film
Commodity’....................................................................................................................................7
Week 2: Betekenis, representatie en macht...........................................................................................7
Hoorcollege week 2............................................................................................................................7
Werkcollege week 2..........................................................................................................................10
Samenvatting literatuur week 2........................................................................................................10
‘Media & society: Production, content & participation’: 1. Meaning, representation and power 10
‘Media & society: Production, content & participation’: 2. The industrial production of meaning
......................................................................................................................................................15
Week 3: Van industrieel naar postindustrieel kapitalisme....................................................................17
Hoorcollege week 3 Geschiedenis kapitalisme / representatie in videoclips....................................17
Werkcollege week 3..........................................................................................................................20
Samenvatting literatuur week 3........................................................................................................20
‘Media & society: Production, content & participation’: 3. Power and media production...........20
‘Media & society: Production, content & participation’: 4. The global information economy......23
Week 4: Communciatie als werkvorm..................................................................................................26
Hoorcollege week 4..........................................................................................................................26
Werkcollege week 4..........................................................................................................................29
Samenvatting literatuur week 4........................................................................................................29
‘Media & society: Production, content & participation’: 5. Media and communication
professionals.................................................................................................................................29
‘Media & society: Production, content & participation’: 6. Making news.....................................31
‘Media & society: Production, content & participation’: 7. Politics and communication strategists
......................................................................................................................................................34
‘Living in media and the future advertising’.................................................................................36
,Week 5: Identiteit, interactie en branding............................................................................................37
Hoorcollege week 5..........................................................................................................................37
Werkcollege week 5..........................................................................................................................39
Samenvatting literatuur week 5........................................................................................................40
‘Media & society: Production, content & participation’: 8. Producing and negotiating identities 40
‘Media & society: Production, content & participation’: 9. Consumer culture, branding and
advertising....................................................................................................................................42
Week 6: Populaire cultuur en hegemonie.............................................................................................45
Hoorcollege week 6 Populaire cultuur en publieksmanagement......................................................45
Werkcollege week 6..........................................................................................................................48
Samenvatting literatuur week 6........................................................................................................49
‘Media & society: Production, content & participation’: 10. Popular culture...............................49
‘Media & society: Production, content & participation’: 13. Constructing and managing
audiences......................................................................................................................................51
Week 7: Mediaconvergentie en participatie.........................................................................................54
Hoorcollege week 7: Afsluiting en responsiecollege.........................................................................54
Samenvatting literatuur week 7........................................................................................................57
Media & society: ‘Production, content & participation’: 14. Managing participation...................57
Week 1: Inleiding kritische mediatheorie
Hoorcollege week 1: Inleiding
Sociaalwetenschappelijke benadering: Empirische, vergelijkende methode. Je hoeft er niet per se veel
bij na te denken, het is vooral beschrijvend.
Interpretatieve benadering: Je gaat meer in de diepte kijken bij communicatie, het is subjectief.
Kritische benadering: Sterke nadruk op de (maatschappelijke en politieke) machtsrelaties die spelen
in communicatie. Voorbeeld: Ben jij klant of product van Facebook?
‘Critical theories are concerned with how the construction of social relationships is embedded in the
exercise of power.’ (Carah & Louw, p. 7) Door kritische theorieën kun je machtsrelaties beter
ontdekken en zien.
Voorbeeld Trump: Hij wilde een vraag van een journalist bij een persconferentie niet beantwoorden
en noemde hem Fake News. Dit was een schending van een eeuwenoude traditie (vragen
beantwoorden bij persconferentie).
‘Critical theories offer ways of developing a detailed understanding of the relationship between
meaning and power. This relationship is the business of professional communication.’ (Carah & Louw,
p. 7) Kritische theorieën bieden een gedetailleerd begrip v.d. relatie tussen betekenis en macht. Je
moet de regels v.h. spel (van wie macht heeft) begrijpen wanneer je ergens gaat werken, vooral ook
bij mediabedrijven.
Kernconcepten:
- Betekenis: Door platformen wordt betekenis uitgedragen en gedeeld. Maar hoe construeer je
nu die betekenis? Hoe jij betekenis geeft aan iets, heeft veel te maken met individuele
kenmerken van een persoon (denk aan leeftijd, opleiding, woonplaats, etc.).
, - Macht
Betekenis / macht:
- Ideologie: Onze definitie hiervan is dat je niet blanco bent opgevoed, maar je bent opgevoed
met allemaal (vanzelfsprekende) aannames en veronderstellingen. Als je op een plek komt
waar dit anders is, dan merk je pas dat het niet vanzelfsprekend is.
- Hegemonie: Heeft heel direct te maken met macht. Welke ideologie is dominant op welk
moment? Niemand weet dit precies, wat er zijn steeds onderhandelingen en spanningen.
- Discours: De hegemonie komt terug in (media)teksten.
Voorbeelden:
Voorbeeld foto van Disneyprinsessen: Discours waarbij het letterlijk onmogelijk is om te
voldoen aan de idealen (wespentaille).
Voorbeeld speelgoedwinkel: Bepaalde delen v.d. winkel zijn gecodeerd als mannelijk en
andere als vrouwelijk.
Voorbeeld Lion King: Hoe maatschappelijke macht in elkaar zit. Wie heeft (vanzelfsprekend)
de plicht om te leiden?
Voorbeeld van norm in onze media van wat normaal is, is heterogeniteit (altijd man en
vrouw) in onze Disneyfilms.
Macht en betekenis in media:
- Representatie: Mediawerken door herkenning. Kan ik mij ermee identificeren, zie ik iets van
mijzelf daarin terug?
- Identiteit: Heeft ook wel te maken met welke kenmerken mensen zich identificeren.
Voorbeeld Lord of the Rings: Regisseur zei dat cast divers was, terwijl het allemaal witte mannen zijn
(wel verschil in lengte). De elven zijn blauwogige, blonde en witte mensen. En wie komen deze wereld
binnenvallen? Wezens met donkere huidskleur en smerige tanden. Wit wordt gekoppeld aan
onschuld en kleur wordt gekoppeld aan beestachtigheid en oncontroleerbaarheid.
Organisatie van mediamacht:
- Cultuurindustrie: Een industrie die dag en nacht bezig is om voor ons cultuur te maken.
Frankfulter Schule: Massamedia heeft veel macht over ons en dat is verkeerd. Hierdoor
kunnen wij heel gemakkelijk geïndoctrineerd worden. Cultuurindustrie is daarmee een
kritische term, omdat wij mee zouden moeten werken aan het maken van cultuur, maar is het
iets in de 20e en 21e eeuw wat de industrie maakt.
- Professionale communicators: Mensen die onderdeel zijn van redacties en bijv. scenario’s
schrijven voor films of krantenstukjes schrijven; mensen wiens werk het is om effectief te
communiceren.
‘Populations are easiest to manage when they consent to, and participate in, established power
relationships. The best leaders – regardless of their political or personal views about media and
power – understand the relationships between meaning and power.’ (Carah & Louw, p. 7) Wanneer je
hebt over macht, zijn er vaak ideeën dat macht van boven wordt uitgeoefend. Maar eigenlijk is macht
een kwestie van voortdurende onderhandeling. Hierdoor heeft de meerderheid (en de onderkant)
niet het idee dat ze geen macht hebben. Hierdoor hoeven leiders geen geweld te gebruiken. Iedereen
heeft een kritische stem zonder hier bestraft voor te worden. Er is onderhandeling mogelijk.
,20e eeuw: massamedia
Afbeelding van allemaal mensen achter een krant met daarop ‘mass media’: mensen kijken alleen
nog naar de media (geen kritische blik meer), je ziet geen gezichten (geen identificatie mogelijk), het
publiek is een soort van (homogene) kudde i.p.v. allemaal individuen.
‘Nation states sought to fashion enormous populations into coherent collective identities; industrial
factories could only produce a standardized set of products for a mass market.’ (Carah & Louw, p. 2)
je zag steeds dezelfde boodschappen en series. Bijna iedereen consumeerde bijna op dezelfde manier
media. Iedere natiestaat (bijv. Frankrijk of Nederland), dan groeide je op met Franse televisie, Franse
kranten, etc. We zien vaak vooral voorspelbaarheid en stabiliteit (in de 20 e eeuw).
21e eeuw: van massacultuur naar participatiemaatschappij
Nu heb je heel veel kleine partijen in de Tweede Kamer (i.p.v. vier grote). Ook heb je heel veel
televisiekanalen i.p.v. een paar. Participatiecultuur: op een bepaalde manier nemen we allemaal
actief deel. Je denkt sterk in termen van hoe oud je bent, waar je van houdt en waar je niet van
houdt, je gaat je onderscheiden. Dit doe je mede doormiddel van sociale media.
‘Where once the culture industry might have acted to thwart audience participation by limiting how
can create and circulate meaning, today’s culture industry works to stimulate audience participation
in meaning making.’ De cultuurindustrie wilde niet dat men mee praatte over wat er werd gemaakt.
Nu wordt er juist gekeken bij bijv. het maken van een film naar wat fans graag willen. Of denk aan de
Hashtags die je ziet bij programma’s, waarbij je op Twitter mee kan praten.
Kijken vanuit kritische theorieën naar participatiemaatschappij: wij hebben de middelen op mee te
praten (denk aan Facebook en Twitter), we kunnen daarmee veel mensen bereiken, we kunnen ons
kritisch uiten, MAAR tegelijkertijd kan die mogelijkheid ook makkelijk worden geresorbeerd door
grote mediabedrijven, die mensen willen laten meepraten maar tegelijkertijd de bestaande
machtsrelaties willen behouden en ons uitbuiten.
‘If the industrial economy of the twentieth century created one kind of product for a mass market,
the flexible economy of the 21ste century can create many customized products for many niche
markets at once. A mode of production that can cater to niche lifestyle groups is interconnected with
the development of a media system that can simultaneously fashion, target, and manage multiple
identities. ‘ Flexibele economie: men kan zelf ontwerpen wat ie wil. Denk bijv. aan zelf je schoenen of
T-shirt bedenken. Of denk aan dat je niet eens meer een tv gebruikt, maar programma’s terugkijkt of
Netflix kijkt. Ook wel ‘on demand culture’.
Werkcollege week 1
Werkcollege 1
Shift naar participatiemaatschappij
- Pre-1990’s: Laswell: ‘who says what to whom in what channel with what effect’ (eigenlijk
eenrichtingsverkeer van communicatie)
- ‘Nation states sought to fashion enormous populations into coherent collective identities’.
Maar later kwamen er meer genuanceerde view tot stand. Mensen waar namelijk vrij om zelf
betekenis te creëren en om mee te participeren. Is het een illusie dat we meer macht hebben, is het
namelijk wel zo?
Drie belangrijke kernconcepten:
- Ideologie: voorbeelden zijn geloof, normen en waarden vanuit huis of ‘consumerism’
(eigendom staat gelijk aan status). Set van waarden en gedachtes over een bepaald iets, hoe
, iets moet zijn. Dit wordt gecommuniceerd door een discourse. Als genoeg mensen het
ermee eens zijn, dan is er sprake van een hegemonie.
- Hegemonie: bepaald overwicht/dominantie voor een bepaalde ideologie of idee, wat mensen
zien als normaal, ‘common sense’, geaccepteerde ideeën. Voorbeeld is hoe vrouwen eruit
zouden moeten zien, dat is een soort hegemonie. Maar een hegemonie staat nooit vast. Het
is vooral een dynamisch begrip (zoals bij Zwarte Piet).
- Discourse: Je moet niet uitgaan van een dominante hegemonie waardoor je een dominante
discourse krijgt. Het is een sociaal georganiseerd proces hoe over iets wordt gesproken
(denk aan tekst, foto’s, video’s), hoe er over een bepaald onderwerp wordt
gecommuniceerd. Er is dus niet zoiets als één discourse. Je hebt bijv. een medical discourse,
a discourse on social robotics. Hoe een ideologie vorm krijgt in een samenleving.
Werkcollege 2
Hegemonie: het als ‘common sense’ accepteren van een dominante ideologie, deze uit zich middels
een dominant discourse.
Onderzoeksvraag in het artikel dat het wil onderzoek hoe door Iron Man de economische, militaire en
ideologische macht v.d. Verenigde Staten wordt gevormd en hoe dit wordt ondersteund.
Implicatie is: het is veel breder dan deze film, heel Hollywood ondersteunt het supporten v.d.
Amerikaanse ideologie.
Samenvatting literatuur week 1
‘Media & society: Production, content & participation’: Introduction
In het onderzoeksveld van media en culturele productie is het schema van codering en decodering
zeer gangbaar. Dit schema houdt in:
- Codering: de productie v.d. boodschap door middel van verbale en non-verbale symbolen.
- Decodering: hoe iemand v.h. publiek de boodschap begrijpt en interpreteert. Het kan soms
zijn dat de hoorder de boodschap anders interpreteert dan de bedoeling was.
Door de jaren heen is er soms meer aandacht geweest voor een gedeelte v.h. schema. Alle delen v.h.
proces zijn echter belangrijk, geen enkel moment domineert het andere moment.
Twee belangrijke begrippen:
- Betekenis: Mensen gebruiken betekenissen om hun percepties, intenties, gevoelens en acties
uit te drukken. Betekenissen krijgen vorm in taal, afbeeldingen, gebaren en rituelen. Ze geven
aan hoe we onszelf, elkaar en de wereld waarin we leven, begrijpen. We gebruiken betekenis
om elkaar te herkennen. Betekenissen worden gecreëerd via de onderhandelingen die we
met elkaar aangaan om sociale relaties, instellingen en gedeelde manieren van leven te
creëren.
- Macht: Macht is het vermogen om je wil te realiseren tegen de wil van anderen in. Relaties
tussen mensen worden gekenmerkt door strijd om materiële, economische, politieke,
symbolische en culturele hulpbronnen.
Het hebben en houden van macht heeft vaak te maken met grip hebben op ‘betekenis geven’. Drie
concepten die te maken hebben met de relatie tussen betekenis en macht:
- Ideologie: Ideologie is een raamwerk van ideeën waarop mensen beslissingen nemen en
handelen.
- Hegemonie: Hegemonie is een culturele toestand waarin een bepaalde manier van leven en
de bijbehorende ideeën, identiteiten en betekenissen door een bevolking als doodnormaal,
, ‘common sense’ worden geaccepteerd. Groepen zijn hegemoon wanneer hun ideeën
natuurlijk, onvermijdelijk en ‘common sense’ lijken.
- Discourse: Discourse verwijst naar een systeem van betekenissen en ideeën die de regels,
procedures en praktijken van een samenleving en haar instellingen informeren. Discoursen
bevestigen sommige mensen en hun praktijken en ontmoedigen anderen. Ze markeren
sommige manieren van leven als acceptabel en andere als onacceptabel.
Het uitoefenen van macht (door het produceren en onderhouden van ideologieën, hegemonies en
discourses) heeft voor een deel te maken met grip hebben op het creëren:
- Representaties: Representatie is het sociale proces v.h. maken en uitwisselen van betekenis.
Mensen gebruiken media om een beeld v.d. werkelijkheid op te bouwen. Hoe mensen de
wereld begrijpen, bepaalt hoe zij handelen in de wereld.
- Identiteiten: Identiteit wordt geproduceerd door representaties, en is het proces v.h. vinden
van onszelf in de sociale wereld en haar machtsverhoudingen. We doen dit door gebruik te
maken v.d. representaties en discoursen die voor ons beschikbaar zijn.
Eerst was het proces v.h. construeren van representaties en identiteiten georganiseerd in een massa
cultuurindustrie:
- Cultuurindustrie: De cultuurindustrie bestaat uit een reeks instituties (zoals scholen,
universiteiten, overheidsbeleid en instituties die media produceren) die betekenis geven en
deze gebruiken om massapopulaties vorm te geven en te beheren.
- Professionele communicatoren: De cultuurindustrie maakt gebruikt van een klasse van
professionele communicatoren wiens taak het is om betekenis te maken en te beheren.
Sommige mensen zagen het publiek als passief, als mensen die werden gemanipuleerd door de
machtige groepen die de cultuurproductie in handen hadden. Andere mensen waren meer
genuanceerd en zeiden dat de media niet kon bepalen hoe mensen moesten denken, maar wel
konden vertellen waar ze over konden denken. Media-industrieën speelden een kritische rol in het
maken van een raamwerk waarmee mensen naar de wereld keken en het leveren van symbolische
hulpbronnen die mensen gebruikten voor het creëren van een identiteit.
De laatste tijd zijn gedeeltes v.d. cultuurindustrie echter interactief geworden. ‘Gewone mensen’
kunnen nu ook zelf betekenis maken en verspreiden. De cultuurindustrie maakt nu dus gebruik van
participatie v.h. publiek bij het maken en verspreiden van betekenis. Ook is er niet langer sprake van
alleen gestandaardiseerde producten voor de massamarkt, de markt is nu veel meer toegespitst op
het individu.
De televisie is ook wel een kenmerk v.d. massa cultuurindustrie, terwijl de smartphone een kenmerk
is v.d. genetwerkte cultuurindustrie. Bij een televisie ziet iedereen hetzelfde en is er niet sprake van
interactie, terwijl bij een smartphone iedere persoon wat anders ziet. Terwijl interactieve media werd
geprezen voor de manier waarop het nieuwe vormen van participatie mogelijk maakt, wordt het ook
bekritiseerd voor hoe ze informatie verzamelen en deze gebruiken om meer controle te hebben op
populaties.
Hoe moet je een wetenschappelijk artikel lezen
Een wetenschappelijk artikel zou tenminste de volgende vijf elementen moeten bevatten:
1. Een belangrijke vraag of claim
2. Een positie in het academische debat (vaak een literatuurreview of theoretisch kader)
3. Een verklaring v.d. onderzoeksmethode of benadering