Samenvatting van het component Talk behorend bij Analysing Text and Talk
Deze samenvatting bestaat uit:
- Stelma, Juurd H. & Cameron, Lynne J. 2007. Intonation units in spoken interaction. Text and Talk 27(3) (only pp. 361-371 & 384-390).
- Du Bois, John W. 2003. Discourse and grammar. In M. T...
Analysing Text and Talk
Talk
Week 1
Charles Hockett (1960): talk is een vorm van time travel Je bent in staat om te praten
over dingen die qua plaats of tijd zich niet op het moment van praten afspelen: “remote
in space and in time”.
Chafe (1994): talk is als een imperfecte brug tussen de
gedachten van twee personen.
Linguistiek onderzoek naar geschreven taal kent een bias:
- Een zin wordt als ‘unit’ gezien bij de analyse ervan
(ipv een intonatie unit).
- De analyses worden in geschreven vorm gemaakt.
- Het gaat om voorbeelden die uit hun context zijn gehaald. Problematisch.
Waarom is er niet eerder onderzoek gedaan naar gesproken taal?
Grote dominantie van theorieën afkomstig van Chomsky. Hij stelde dat ‘linguistic
theory’ zich alleen bezighoudt met een ideale spreker-luisteraar situatie.
Audiovisuele opnameapparatuur was pas beschikbaar vanaf de 20ste eeuw.
Stelma en Cameron (2007)
Onderzoek naar processen rondom transcriberen.
Specifiek aandacht voor de dynamiek van metaforen in ‘conciliation talk’: een gesprek
tussen de dader van een bombardement en de dochter van een slachtoffer hiervan.
Dit onderzoeken ze a.d.h.v. intonatie units (volgens de beschrijving van Chafe).
Chafe (1994): Intonatie unit = idee unit: een connectie tussen mentale processen en
spraakproductie. Vaak bestaande uit 5 woorden.
Bewustzijn uit zichzelf in gesproken taal in de vorm van IU. Korte ‘spurts’, omdat
je tegelijkertijd nadenkt. Vaak niet meer dan 1 nieuw idee.
Er zijn 2 soorten IU’s:
Substantive IU’s: intonatie units die inhoud hebben in de vorm van ideeën,
evenementen, objecten en emotionele toestand.
Regulatory IU’s: intonatie units die vooral de flow van informatie reguleren.
Vaak een onderbreking vd content die wordt gezegd. Bijv. ‘How do I say this?’.
Hoe kan je een intonatie unit herkennen?
- Vaak rond de 5 woorden.
- Verandering met pauzes (om adem te halen).
- Een verandering in ‘fundamental frequency’ ofwel pitch: vaak begin je met het
resetten vd baseline met daarna een duidelijke eind pitch.
- Vaak maar één lettergreep met de nadruk (primary stress).
- Verandering in duratie: vaak begin je de zin sneller dan dat je hem eindigt.
- Verandering in de stemkwaliteit.
- Verandering van spreker.
Intonatie unit = prosodische unit. Deze worden aangegeven door een intonatie symbool:
Final = .
Continuative = ,
Appeal = ?
Truncated (stoppen met praten om te herformuleren) = --
De prosodie reflecteert verschillende eigenschappen van de spreker. Bijv. emotionele
toestand of de aanwezigheid van sarcasme.
Het transcriberen van gesproken taal is lastig:
, - Het is een selectief proces: verschillende niveaus van details zijn mogelijk.
- Gesproken taal is tijdelijk.
- Twijfelingen, valse starts etc. maken het moeilijk.
Oplossing? ‘Intertranscriber checks’: 2 personen die afzonderlijk transcriberen en
vervolgens de 2 transcripten vergelijken (zoals gedaan in Cameron en Stelma).
Waarom zou je IU’s analyseren?
Elke IU introduceert vaak een nieuwe onderwerp in de discourse.
Kortere IU’s kunnen duiden op moeilijkheden bij de spreker om ideeën te
formuleren. Dit kan duiden op onderwerpen waar de spreker een hogere
emotionele connectie mee heeft.
Langere IU’s kunnen duiden op vooraf geformuleerde ideeën. Dit kan duiden op
het van tevoren oefenen van de gesproken taal.
Week 2
Grammar beschrijft zinnen, discourse gaat verder dan de zin. Datgene wat sprekers doen
in de vrije ruimte wat nog over is na de beperkingen van grammar.
Vaak worden grammar en discourse gezien als twee aparte onderzoeksvelden.
Chomsky (1929): linguistic competence vs. performance. Er moet vooral naar
competence gekeken worden.
DuBois (2003): linguistic performance is nodig in discourse om te zien hoe ‘talk shapes
grammar and grammar shapes talk’.
DuBois: onderzoekt grammar én discourse samen om te begrijpen hoe taal is wat het is.
DuBois maakt 3 theoretische veronderstellingen:
- Sprekers gebruiken aanwezige grammaticale structuren om communicatieve
doelen te bereiken.
- Het gemiddelde van wat sprekers doen in conversatie belicht terugkomende
patronen die niet alleen te maken hebben met grammar.
- Een grammaticale structuur ontwikkelt zich aan de hand van lijnen die zijn
neergelegd door discourse.
Wat heeft DuBois gedaan?
Data verzameld uit de Santa Barbara Corpus of Spoken American English en
vervolgens nagekeken op grammaticale patronen in gesproken taal.
Een werkwoord heeft vaak een dominante rol in een zin: het bepaalt via de argument
structure hoeveel nouns erin voorkomen en welke rol ze krijgen. Bijv. ‘enjoy’ subject and
object: somebody is enjoying something.
Sommige arguments zijn verplicht bij het werkwoord (core arguments), andere
niet (obliques).
Vooral de core arguments (verb + core arguments), die ontstaan door de
begrenzingen van IU’s, zijn belangrijk.
Bij het formuleren van zinnen heb je als spreker de keus om gebruik te maken van een
noun of pronoun. Over deze keuze zijn 3 visies:
- Grammaticale visie: neutraal tegenover het kiezen voor pronoun of noun. Zolang
er een argument structure aanwezig is, kan zowel de pronoun als noun gekozen
worden zonder voorkeur.
- Discourse-pragmatische visie: niet neutraal tegenover de keuze: de selectie
tussen pronoun of noun wordt bepaald door factoren in de context zoals
referentiële continuïteit in het gesprek.
- Preferred argument structure: is vooral geïnteresseerd waar in de zin een referent
voorkomt.
Veel vragende taken zoals het introduceren van een nieuwe referent in een
gesprek komen vaak voor in specifieke grammaticale omgevingen.
Minder veel vragende taken zoals het terughalen van een al eerder
geïntroduceerde referent kunnen overal in de zin voorkomen.
, Hoe kan een zin opgebouwd zijn?
Intransitive verbs: one-place predicate. Bestaat uit subject + verb. 1 argument.
Grammaticale optie: NP + V. “The tall man is walking”.
Discourse-pragmatische optie: NP + V of Pron + V. “The tall man is
walking” of “He is walking”.
Wordt vaak gebruikt om nieuwe informatie te introduceren en is vaak gemakkelijk
te verwerken.
Transitive verbs: two-place predicate. Bestaat uit subject + verb + object. 2
arguments.
Grammaticale optie: NP + V + NP. “The tall man holds a long stick”.
Discourse-pragmatische optie: Pron + V + NP. “He holds a long stick”.
Wordt vaak gebruikt om :
o De cognitieve lading te managen (1 core argument per IU).
o Informatie toe te voegen aan een bekend onderwerp of naar cognitief
‘zware’ informatie toe te werken.
o Light subject constraint (Chafe, 1994): referenten noemen die niet nieuw
zijn in het gesprek of wel nieuw zijn, maar niet belangrijk.
Ditransitive verbs: three-place predicate. Bestaat uit subject + verb + indirect
object + direct object. 3 arguments.
Grammaticale optie: NP + V + NP + NP. “The tall man gives many people
little confidence”.
Discourse-pragmatische optie: Pron + V + Pron + NP. “He gives us little
confidence”.
Wordt vaak gebruikt om:
o De cognitieve lading te managen (1 core argument per IU).
o Informatie toe te voegen aan een bekend onderwerp of naar cognitief
‘zware’ informatie toe te werken.
o Light subject constraint (Chafe, 1994): referenten noemen die niet nieuw
zijn in het gesprek of wel nieuw zijn, maar niet belangrijk.
Preferred Argument Structure
= Sprekers vermijden het gebruik van meer dan 1 core argument (full NP) per IU.
= Sprekers vermijden het gebruik van een full NP als het onderwerp bij een transitive
verb.
Waarom?
De belasting aan informatie die cognitief verwerkt moet worden wordt gemanaged
tijdens het spreken.
Een dispreferred argument structure kan voorkomen in een gesproken tekst. Bijvoorbeeld
bij het uitspreken van een geschreven tekst of een uit het hoofd geleerde tekst.
Week 3
Chomsky: er is ‘generative grammar’: universele grammar voor alle talen. Hierbij is een
onderscheid tussen linguistic performance en competence. Generative grammar is
hetzelfde als:
Transformational grammar: tijdens het spreken beweeg je van een ‘deep structure’
naar een ‘surface structure’ dmv. tranformaties.
Surface structure: de manier waarop iets gezegd wordt.
Deep structure: de onderliggende betekenis van een uiting.
Deep structures zijn de basis voor surface structures.
Bijvoorbeeld: ‘I like he.. her booking… erm… cooking’. Surface
structure. Een (mogelijke) deep structure hierbij :
Maar:
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lisanness. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €3,99. Je zit daarna nergens aan vast.