Inhoudsopgave
SOLK.CO1 – RCA/MSA, DE COMPLEXE PATIENT, DYNAMIEK VAN HET
KLINISCH REDENEREN ....................................................................................................... 2
SOLK.CO2 – RCA: HET BEHANDELPROCES, BELASTBAARHEID,
STRESSGERELATEERDE KLACHTEN BIJ DE CHRONISCHE PATIËNT ................. 5
SOLK.CO3 – DUIZELIGHEID ............................................................................................... 8
SOLK.CO4 – HOOFDPIJN .................................................................................................. 11
SOLK.CO5 – DISFUNCTIONEEL ADEMEN .................................................................... 15
SOLK.BFO1 – MSA, DE CHRONISCHE PIJNPATIËNT ................................................ 18
SOLK.V1 - RCA, ORIËNTATIE EN THERAPEUTISCHE COMPETENTIES BIJ
STRESS GERELATEERDE PROBLEMATIEK ................................................................ 19
SOLK.V2 + V5 – RCA. HET BREEDSPECTUM ONDERZOEK BIJ
STRESSGERELATEERDE PROBLEMATIEK ................................................................. 19
SOLK.V3 – DIAGNOSTIEK BIJ SOLK ............................................................................... 29
SOLK.V4 – MSA: BEHANDELING SOLK ......................................................................... 30
SOLK.V5 – RCA: SENSOMOTORISCHE BENADERING BIJ
STRESSGERELATEERDE PROBLEMATIEK ................................................................. 33
SOLK.V6 – MSA: ONDERZOEK BIJ HOOFDPIJN EN DUIZELIGHEID ...................... 33
SOLK.V7 – MSA: BEHANDELING VAN HOOFDPIJN EN DUIZELIGHEID ................ 34
SOLK.V8 – COGNITIEVE BENADERING BIJ STRESS GERELATEERDE
PROBLEMATIEK ................................................................................................................... 37
SOLK.WCO – MSA/BMD: REUMA EN BEWEGEN + BMD.CO 1 – REUMA EN
BEWEGEN ............................................................................................................................. 43
SOLK.CASP1 + 2 – MSA/TGW: INTERACTIE TIJDENS
BEWEEGPROGRAMMA’S/RCA: EEN STRESSGERELATEERDE CASUS .............. 47
BMD.CO2 – STRESS, PIJN EN CHRONICITEIT ............................................................ 50
TGW.CO2 – PSYCHOLOGIE, PIJN EN CHRONICITEIT ............................................... 51
TGW.V1 + 2 – CEGS BEVRAGEN BIJ COMPLEXERE PATIËNTEN (4DKL) EN
PIJNEDUCATIE ..................................................................................................................... 51
1
,SOLK.CO1 – RCA/MSA, DE COMPLEXE PATIENT, DYNAMIEK VAN HET KLINISCH
REDENEREN
SOLK staat voor Somatisch Onvoldoende verklaarde Lichamelijke Klachten, in het Engels ook wel MUPS:
Medically Unexplained Physical Symptoms. De medische diagnostiek kan niet verklaren wat de oorzaak van de
klachten is. Door de stress die je vlak voor een tentamen hebt, zou de hormoonhuishouding bijvoorbeeld op hol
kunnen slaan. Dit is een fysiek symptoom wat verklaarbaar is door die omstandigheden, maar dit is geen medische
diagnose. Deze patiëntengroep heeft veel fysieke symptomen die wel verklaarbaar zijn door reacties van ons lijf.
Om nog concreter te zijn, is de definitie van SOLK als volgt:
- Lichamelijke klachten die langer dan enkele weken duren, waarbij bij adequaat medisch onderzoek geen
somatische aandoening wordt gevonden die de klacht voldoende verklaart.
- Lichamelijke klachten bij somatische aandoening die ernstiger of langduriger zijn ofwel beperken ze het
functioneren sterker dan op grond van de aandoening te verwachten is.
De klachten die we bij SOLK-patiënten niet goed kunnen verklaren, kunnen we een naam geven:
▪ Klachtencode: Lage rugklachten (chronische aspecifieke lage rugklachten), opgezette buik
▪ Patroon: Psychosomatisch, stressklachten, hysterisch, psychisch, vage klachten
▪ Proces: Somatisatie, somatische fixatie
▪ Syndromen: PDS (Prikkelbare Darm Syndroom), PMS (PreMenstrueel Syndroom), fibromyalgie,
CVS (Chronisch Vermoeidheids Syndroom)
*Meerdere symptomen pakken tot een syndroom, er zit geen keiharde medische
diagnose in.
▪ DSM IV: Is de diagnostiek vanuit de psychiatrie. Daar is de groep met fysieke klachten die naar
het medische circuit zoekt, de somatoforme stoornissen:
Somatisatiestoornis
Ongedifferentieerde somatoforme stoornis
Coversiestoornis (het hoofdsymptoom is neurologische uitval zonder dat er
sprake is van een neurologische aandoening. Deze patiënten faken de klachten
niet!)
Pijnstoornis
Hypochondrie
Stoornis in de lichaamsbeleving
Somatoforme stoornis
30-50% van de klachten in de huisartsenpraktijk hebben klachten zonder dat deze medisch verklaarbaar zijn. In de
specialistische poliklinieken neemt dit toe tot 40-60%, dat is logisch omdat een geselecteerde groep hiernaartoe
stroomt. Naar schatting heeft 16% somatoforme stoornissen hebben.
Met welke verwijsdiagnoses komen patiënten bij de fysiotherapeut?
- Rugpijn (zonder uitstraling) 20%
- Cervicaal syndromen 12%
- Bursitis/synovitis 9%
- Artrose 9%
- Posttraumatisch 7%
- Overig 37%
(hoofdpijn/spierpijn/hyperventilatie)
Binnen de fysiotherapie en SOLK-patiënten gebruiken we het biopsychosociaal model.
Indien de SOLK-patiënt complexer wordt, dienen meerdere disciplines ingeschakeld
te worden.
Risicofactoren dat een patiënt SOLK krijgt zijn:
Biologisch Genetische kwetsbaarheid, vermoeidheid, conditieverlies.
Psychologisch Trauma, hechting, stress.
Sociaal Life events (kunnen zowel van positieve als negatieve aard
zijn), weinig sociale steun, pesten.
2
,Risicofactoren kunnen ook gecategoriseerd worden in de volgende factoren:
Luxerende factoren Het uitlokken van klachten/stoornis (bijv. ontslag)
In standhoudende factoren Onderhouden/verergeren van klachten/stoornis
(bijv. een baas die je continu op de vingers tikt)
Predisponerende/voorbeschikkende factoren Langer bestaande/genetische kenmerken
/vroegere ervaringen die iemand kwetsbaar
maken voor het ontstaan van klacht/stoornis. Hier
zit met name de genetische factor in.
SOLK-patiënten vertonen andere klachten dan de klassieke patiënt. Dit maakt dat je anders naar het
beweegprobleem van een SOLK-patiënt moet kijken. Wat zijn de klachten die de patiënten hebben? (Te
categoriseren in het ICF onder ‘Functiestoornis’):
Pijn
Spierspanning
Vermoeidheid
Slaapproblemen
Duizeligheid
Misselijkheid/obstipatie
Concentratiestoornis
Geheugenproblematiek
Toegenomen prikkelbaarheid
Kortademigheid/benauwdheid
Hartkloppingen
Angst
Futloos zijn
Klachten welke zijn te categoriseren in het ICF onder ‘Activiteiten/Participatie’:
A. Minder aandacht voor bijv. denken/lezen
B. Niet in staat zijn in multitasking
C. Niet kunnen omgaan met stress
D. Vertonen van terugtrekgedrag bijv. bij sociale contacten
E. Werk gerelateerde problematiek
F. Geen puf voor zelfverzorging/huishouden
Welke factoren zijn te categoriseren in het ICF onder ‘Context Persoonlijke Factoren’?
▪ Geslacht, ras, leeftijd
▪ Beroep, opleiding
▪ Aspecten van iemands functioneren (‘moeten’)
▪ Lichamelijke conditie
▪ Co-morbiditeiten
▪ Levensstijl, gewoonten
▪ Opvoeding, sociale achtergrond
▪ Algehele gedragspatroon, karakter, persoonskenmerken
▪ Persoonlijke effectiviteitswaarde
▪ Coping-gedrag
▪ Vorige en huidige levenservaringen
▪ Persoonlijke psychische eigenschappen en andere kenmerken
Welke factoren zijn te categoriseren in het ICF onder ‘Context Externe Factoren’?
o Ondersteuning en relaties (bijv. kind gaat ouderrol overnemen)
o Medicatie en verzachtende middelen
o Sociale voorzieningen
Er zijn complexiteitsniveaus beschreven die ons kunnen helpen om het gevoel te ontwikkelen van deze patiënt kan
ik wel helpen en deze patiënt niet. Niet iedereen kun je redden en het is oké je grens aan te geven. De
complexiteitsniveaus zijn als volgt:
I. Ongecompliceerd
Er is sprake van:
- Een fysieke klacht.
- Psychisch stabiel persoon met een betekenisvol leven.
3
, - Patiënt heeft voldoende mate aan zelfregulatie t.a.v. de gezondheids- en levensdomein.
II. Licht gecompliceerd
Er is sprake van:
- Klachten in het fysiek functioneren.
- Cliënt heeft enkele disfunctionerende opvattingen over ziekte/ziektegedragingen.
- Mogelijk spelen er emoties rondom aandoening/beperking.
- Opvattingen/gedragingen/emoties zijn relatief eenvoudig d.m.v. voorlichting te corrigeren.
- Psychisch stabiele persoon met voldoende mate aan zelfregulatie t.a.v. gezondheid- en
levensdomein. Maar door opvattingen/gebrekkige informatie is deze niet functioneel.
III. Matig gecompliceerd (grijs gebied, burn-out patiënten, chronische pijn patiënten)
Er is sprake van:
- Klachten in het fysiek functioneren.
- Cliënt heeft meerdere disfunctionerende opvattingen over ziekte/ziektegedragingen die niet door
eenvoudige voorlichting te corrigeren zijn.
- Impact van gezondheidsklachten manifesteert binnen meerdere levensgebieden.
- Herstel belemmerende persoonskenmerken.
- Levensproblematiek is aanwezig die niet door ziektelast wordt veroorzaakt.
- Zelfregulatie is onvoldoende en zelfsturing is bemoeilijkt door levensproblematiek.
IV. Zwaar gecompliceerd (psychopathologie, dient multidisciplinair te worden behandelt!)
Er is sprake van:
- Klachten in het fysiek functioneren.
- Cliënt heeft duidelijke disfunctionerende opvattingen over ziekte/ziektegedragingen/emoties die
de klachten bestendigen.
- Impact van gezondheidsklachten manifesteert binnen meerdere levensgebieden.
- Herstel belemmerende persoonskenmerken.
- Levensproblematiek is aanwezig die niet door ziektelast wordt veroorzaakt. Middelenmisbruik als
alcohol/drugs etc.
- Zelfregulatie is uitermate laag. Cliënt heeft zich bij de klachten neergelegd en kan deze niet aan.
De interventies die we bij SOLK-patiënten kunnen toepassen staan in dit schema hieronder weergegeven.
4