Week 1 - Begrip en aard van het internationaal publiekrecht; Rech
tsbronnen
H1 en H5
Inleiding
Reikwijdte en inhoud van nationaal recht worden in vergaande mate bepaald
door internationaal recht. Het grote belang dat Nederland toekent aan de
internationale rechtsorde heeft er ook toe geleid dat de Nederlandse rechtsorde
relatief vergaand is opengesteld voor internationaal recht.
Geschiedenis
De oorsprong van het internationale publiekrecht wordt vaak verbonden met het
ontstaan van onafhankelijke en soevereine staten in Europa. Het vreedzaam
naast elkaar bestaan van soevereine staten die hun eigen belangen nastreven,
vraagt om een rechtsstelsel dat deze onafhankelijkheid beschermt. Het
internationale publiekrecht had tijdens de opkomst van soevereine staten vooral
als functie de bevordering van het vreedzaam samenleven van staten. De
onafhankelijke staten ontstonden in Europa in de 16 e en 17e eeuw: de Republiek
Nederland hoorde daar bij door de Vrede van Westfalen. Sinds 1783 hoorde de
VS hier ook bij.
Kolonisatie gaf het internationaal publiekrecht een mondiaal karakter. Na WOI
verloor Europa haar greep op de internationale rechtsorde. Dit werd erger met
WOII. De dominantie van soevereine staten is sindsdien afgenomen. Twee
ontwikkelingen zijn hierbij belangrijk: enerzijds de bovennationale organisaties,
anderzijds de niet-statelijke instituties.
Omschrijving
“Internationaal publiekrecht regelt de uitoefening van publiek gezag in de
internationale gemeenschap. Het kent bevoegdheden toe aan entiteiten die
publiek gezag uitoefenen en biedt een juridisch kader waarbinnen zij deze
bevoegdheden uitoefenen.”
Internationaal
Het internationale/nationale karakter van een rechtsregel wordt in hoofdzaak
bepaald aan de hand van de rechtsbron waaruit deze regel voortvloeit. De
dualistische opvatting neemt aan dat de internationale en de nationale
rechtsorder geheel gescheiden rechtssystemen zijn. De monistische leer gaat
ervan uit dat er één rechtsorde bestaat waar zowel internationaal recht als
nationaal recht deel van uitmaken.
Vanuit het internationale recht is er een duidelijke scheiding tussen
internationaal en nationaal recht: in beginsel heeft een regel van nationaal recht
geen juridische betekenis in internationale rechtsorde, en andersom. Het
internationaal recht kan niet zelf bepalen welke rechtsgevolgen het in de
nationale rechtsorde heeft. Het formele onderscheid is dat de rechtsordes eigen
organen kennen. Dit is in drie opzichten gekwalifceerd:
a. Het modern internationaal recht heeft betrekking op rechtspositie van
natuurlijke personen (mensenrechten);
b. Internationaal recht heeft steeds meer betrekking op onderwerpen die ook
door nationaal recht worden gereguleerd;
c. Steeds meer staten hebben hun nationale rechtsorde opengesteld voor
toepassing van internationaal recht.
, Publiek
Het publieke karakter ligt besloten in twee kenmerken:
a. Het internationaal publiekrecht legitimeert en reguleert de uitoefening van
publiek gezag inde internationale gemeenschap;
b. Het internationaal publiekrecht beschermt publieke belangen.
Onderscheid is niet scherp: om grensoverschrijdende publieke belangen te
beschermen, kan het wenselijk zijn om privaatrechtelijke rechtsbetrekkingen te
reguleren. Daarnaast wordt het gerelativeerd omdat staten in toenemende mate
publieke taken overlaten aan private instituties.
Juridisch
Het onderscheid tussen juridische regels enerzijds en politieke en morele regels
anderzijds kan aan de hand van twee criteria worden bepaald:
a. Bron van een norm: allen regels die uit rechtsbronnen voortvloeien
behoren tot het internationaal publiekrecht;
b. Rechtsregels zijn onderdeel van een systeem dat schending van een norm
verbindt aan een sanctie.
Organisatie
Het decentrale karakter van de internationale rechtsorde is historisch
verklaarbaar. De internationale rechtsorde is echter meer dan een stelsel van
regels dat de co-existentie van afzonderlijke staten mogelijk maakt. Gedreven
door gemeenschappelijke belangen heeft zich, naast het recht van co-existentie,
ook een recht van samenwerking ontwikkeld. Dit recht kenmerkt zich door een
actieve samenwerking tussen staten, die verder gaat dan afbakening van
soevereiniteit. Ook kan gesproken worden van een derde vorm van internationaal
recht: het recht van integratie. Hierbij worden de bescherming en uitvoering van
publieke taken ten dele georganiseerd op bovennationaal niveau. Op mondiaal
niveau is vooral de VN van belang.
Onderdelen
Het algemeen deel bestaat uit overkoepelende beginselen en leerstukken die op
alle deelgebieden van internationaal publiekrecht van toepassing zijn. Het bevat
vooral formele en fundamentele beginselen. In beginsel worden de bijzondere
delen die leiden tot deelspecialisaties niet besproken in dit boek.
Het recht van de EU groeit steeds verder weg van het internationaal
publiekrecht. De rechtsorde van de EU versterkt op een verticaal karakter
waardoor de EU soms meer lijkt op nationaal dan internationaal recht.
------------------
Inleiding
De internationale rechtsorde kent geen gezaghebbend document dat de
internationale rechtsbronnen uitputtend opsomt. De meest gezaghebbende
bepaling is art. 38 Statuut IGH.
Algemene schets
De totstandkoming van internationale rechtsregels worden gedomineerd door het
beginsel dat een staat niet onder zijn instemming aan een regel van
internationaal recht kan worden gebonden. Hieruit volgt dat de meeste regels
van internationaal recht in beginsel slechts gelden voor staten die deze regels
hebben aanvaard.
,Gewoonterecht
Internationaal gewoonterecht ontstaat indien er aan twee voorwaarden is
voldaan:
a. Algemene praktijk
a. Omvangrijk: de praktijk moet door relatief veel staten worden
gevolgd.
b. Uniform: ziet erop dat de praktijk van de bij de vorming van een
gewoonterechtelijke regel betrokken staten voldoende consistent
moet zijn.
b. Rechtsovertuiging: opinio iuris
a. Soms is rechtsovertuiging vastgesteld op basis van verdragspraktijk:
dan wordt aangenomen dat staten door middel van sluiten van
verdrag rechtsovertuiging hebben;
b. Soms zijn besluiten van internationale organisaties een aanwijzing
voor de rechtsovertuiging van staten;
c. Soms wordt rechtsovertuiging afgeleid uit algemene praktijk.
Art 38(1)(b) Statuut IGH. Uit deze voorwaarden wordt afgeleid dat gewoonterecht
uiteindelijk is gebaseerd op de wil van staten.
Regionaal gewoonterecht
Indien een bepaalde praktijk en rechtsovertuiging niet wereldwijd maar slecht in
een bepaalde regio worden gevolgd, kan regionaal gewoonterecht ontstaan.
Persistent objector
Een staat kan zich onttrekken aan de vorming van een regel van algemeen
gewoonterecht door regelmatig te kennen te geven dat hij deze regel niet als
gewoonterecht aanvaardt. De staat is dan een persistent objector.
Bilaterale rechtsbetrekkingen
Indien de stand van het algemene gewoonterecht onzeker is, kunnen tussen
staten bilaterale rechtsbetrekkingen ontstaan.
Verdragen
Verdragen zijn overeenkomsten die op grond van internationaal recht verbindend
zijn tussen de partijen en die door het internationaal publiekrecht worden
beheerst. Dit kan schriftelijk en mondeling. De juridische binding vloeit voort uit
de wilsovereenstemming tussen twee of meer staten om een door het
internationaal recht beheerste rechtspositie in het leven te roepen.
Een samenloop tussen verdragenrecht en gewoonterecht ontstaan wanneer
staten ervoor kiezen om geldend gewoonterecht in verdragen te codifceren
teneinde de inhoud van het recht met een grotere duidelijkheid vast te stellen, of
wanneer verdragen leiden tot de vorming van gewoonterecht.
Besluiten van internationale organisaties
Besluiten van internationale organisaties kunnen worden onderscheiden in niet-
bindende en bindende besluiten. Niet bindende besluiten noemen we vaak
aanbevelingen. Of een organisatie bevoegd is een verbindend besluit te nemen,
wordt in beginsel bepaald door het verdrag waarbij deze organisatie is opgericht.
De procedures voor de totstandkoming van besluiten zijn vastgesteld in de
oprichtingsverdragen en/of zijn ontwikkeld in de praktijk van de organisatie.
, a. Besluiten bij unanimiteit: instemming van alle leden van de organisatie is
vereist;
b. Besluiten bij consensus: na onderhandelingen wordt vastgesteld dat alle
leden met een besluit kunnen leven en zich er niet tegen verzetten;
c. Besluiten bij meerderheid;
d. Opt-out procedure: hier kan een organisatie een besluit nemen dat
bindend wordt voor alle leden, tenzij lidstaten formeel bezwaar
aantekenen.
Besluiten van internationale organisaties zijn in beginsel alleen verbindend voor
alle leden van de organisatie. Formeel zijn zij geen bron van recht in
internationale gemeenschap, maar sommige besluiten kunnen gezien hun grote
aantal leden voor vrijwel de gehele internationale gemeenschap bindend recht
vaststellen.
Algemene rechtsbeginselen
a. Beginselen die inherent kunnen worden geacht aan het concept ‘recht’;
b. Algemene concepties van rechtvaardigheid of menselijkheid;’
c. Beginselen die gemeenschappelijk zijn aan nationale rechtssystemen die
kunnen worden overgeplaatst naar de internationale rechtsorde;
d. Algemene beginselen van internationaal recht.
Billijkheid
Billijkheid kan worden gezien als algemeen rechtsbeginsel, maar heeft een
zelfstandige plaats in de bronnen van internationaal recht.
Eenzijdige handelingen
Omvat zowel feitelijke handelingen als rechtshandelingen. Hierdoor kunnen
staten de toepasselijkheid en betekenis van internationale rechtsnormen ineen
concrete situatie beïnvloeden.
a. Feitelijke handelingen: staat kan zijn oordeel laten blijken over de
toepassing of betekenis van een regel. Ze leiden tot rechtsgevolgen als
één of meer andere betrokken staten bekend zijn met de handeling en
nalaten om van dit handelen of nalaten afstand te nemen, dan wel dit
duidelijk te aanvaarden;
b. Berusting: een staat kan een door een andere staat in het leven geroepen
situatie stilzwijgend aanvaarden;
c. Erkenning: is eenzijdige handeling waarmee een staat een bepaalde
feitelijke of juridische toestand aanvaardt met de bedoeling om in de
onderlinge betrekkingen met een andere staat rechtsgevolgen te creëren
(actieve handeling met intentie op rechtsgevolg);
d. Protest: staat kan voorkomen dat een handeling van en een andere staat
juridische betekenis krijgt;
e. Eenzijdige toezeggingen: grondslag voor binding aan de toezegging ligt in
de beginselen van opgewekt vertrouwen, rechtszekerheid en goede trouw.
Verbindende kracht is niet afhankelijk van een uitdrukkelijke bedoeling.
Bedoeling kan worden afgeleid uit de inhoud van de toezegging en de
feiten en omstandigheden van het geval;
f. Estoppel: indien een door een staat verrichte (rechts)handeling ertoe leidt
dat een andere staat op deze handeling vertrouwt, kan de eerste staat
daar niet zonder meer op terugkomen.
Rechterlijke uitspraken
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper RechtenStudent10. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €5,49. Je zit daarna nergens aan vast.