College 5: Cultuur, gehechtheid en sensitiviteit
5.1, universaliteit gehechtheid
Gehechtheid heeft overlevingswaarde, waardoor het vanuit evolutionair perspectief logisch is als
dit een universeel gegeven is. Voorstanders zeggen dat alle kinderen de neiging hebben om een
gehechtheidsrelatie met één of meer verzorgers op te bouwen, dat de meeste kinderen een
veilige gehechtheidsrelatie kunnen aangaan (normativiteitshypothese) waarbij er een balans is
tussen bescherming en ontdekking, dat een sensitieve en responsieve zorg een veilige
gehechtheid bij kinderen voorspelt (sensitiviteitshypothese) en dat een veilige
gehechtheidsrelatie het adaptief functioneren van kinderen en volwassenen voorspelt
(competentiehypothese). Echter zeggen tegenstanders dat er veel meer culturele diversiteit is
dan in de theorie wordt benoemd. Gehechtheid is redelijk universeel, maar de definities en
beoordelingen hiervan gaat teveel uit van de westerse, stadse wereld. Er zijn wereldwijd teveel
variaties in ouderschap en leefomstandigheden om te kunnen bepalen wat goed is voor
kinderen. Door gebruik te maken van één ‘gouden’ methode (zoals bijvoorbeeld de Strange
Situation Procedure) kan er onterecht een negatieve beoordeling worden gegeven over
sensitiviteit en gehechtheid, puur omdat dit in andere culturen andere uitingsvormen kent dan
die in deze methode naar voren kunnen komen. Met kleine aanpassingen zou dit wel toepasbaar
zijn in vele niet-stadse en niet-westerse gebieden. Veel van deze kritiek komt vanuit andere
dimensies dan de pedagogiek.
Een probleem is dat studies naar niet-westerse, niet-stadse uitingen op andere plekken
gepubliceerd worden dan het reguliere gehechtheidsonderzoek, waardoor er nauwelijks
overdracht plaatsvindt van nieuwe ideeën. Verder wordt er te weinig gekeken naar gegevens die
de theorie ontkrachten. Hier zou actief opzoek naar moeten worden gegaan. Zo kan gekeken
worden naar culturen waar een baby door 20 verschillende mensen wordt verzorgd, of een
ouder kind die een gehechtheidsfiguur voor het kind vormt. Iets wat hiermee te maken heeft, is
het voorkomen van het bevestigingsvooroordeel.
5.2, universaliteit sensitiviteit
Sensitiviteit is de mate waarin een verzorger zich aanpast aan de behoeftes van kinderen.
Hiervoor moeten ze de signalen oppikken, het juist interpreteren en er adequaat op reageren. Dit
vergroot de overlevingswaarde van het kind, omdat het nog niet voor zijn eigen behoeftes kan
zorgen. Ook zorgt het voor een veilige relatie met de verzorger, waardoor het kind de ouder
opzoekt als er onrust is, maar zich ook vrij voelt de omgeving te ontdekken, omdat hij weet dat
zijn ouder er zal zijn als het mis gaat. Verder zorgt het er ook voor dat kinderen de consequenties
van hun gedrag leren, omdat ze merken hoe de ouder reageert op een signaal. Uiteindelijk leren
ze op deze manier taal (omdat ze merken op welke geluiden iemand wel en niet reageert) en
gevaren, wat ook weer de overlevingskans vergroot. De verzorgers kunnen moeders zijn, maar
ook vaders, grootouders, broers/zussen, etc., zeker op plekken waar er meerdere mensen voor
het kind zorgen.
Vaak wordt gedacht dat niet-westerse ouders minder sensitief zijn. Zo worden baby’s in sommige
landen nauwelijks aangekeken of mee gepraat. Ook wordt er nauwelijks gereageerd op signalen.
Een reden hiervoor zou kunnen zijn dat, om de behoeftes van het kind te vervullen, je moet
erkennen dat het kind een uniek individu is, die zijn eigen wensen en behoeftes heeft. Niet-