Psychopathologie / psychiatrie een inleiding
Inleiding:
Inleidi
Psychopathologie
Hoofdstuk 1 1.1, 1.2, 1.3.6, 1.3.7
Hoofdstuk 2 2.1, 2.2 t/m 2.5 (2.2.1 niet)
Hoofdstuk 4
Hoofdstuk 5
Hoofdstuk 6
Hoofdstuk 7
Hoofdstuk 8
Hoofdstuk 9
Hoofdstuk 10 10.1 t/m 10.3 en 10.4.7
Hoofdstuk 11
Hoofdstuk 12 12.1 t/m 12.8
Hoofdstuk 13 (13.7 niet)
Hoofdstuk 14 (14.5 niet)
Alle stoornissen, kenmerken en behandelmethoden op een rijtje in
tabel
Hoofdstuk 1
, Introductie
Diagnostisch criterium dat bepaalde verschijnselen of symptomen moeten
voldoen aan bepaalde voorwaarden, voordat we ze als afwijkend of passend bij
een bepaalde stoornis beschouwen.
Stigma vooroordeel
Criteria voor afwijkend gedrag:
o Uitzonderlijk voorbeeld: slechts 1 persoon kan het record meeste
frikandellen in 1 minuut op zen naam hebben. Die recordhouder vormt een
uitzondering ten opzichte van alle andere mensen, maar we vinden hem
niet afwijkend, uitzonderlijk gedrag op zichzelf is dus niet voldoende om
gedrag afwijkend te noemen
o Sociaal afwijkend bij de ene groep mensen is bepaald gedrag normaal
en bij de andere groep is het afwijkend gedrag. Het ligt een beetje aan je
cultuur. Als de beslissing over normaal of afwijkend wordt gebaseerd op
sociale normen, kan de neiging ontstaan om mensen die niet voldoen aan
die sociale normen als geestelijk gestoord te bestempelen
o Foute perceptie of interpretatie van de realiteit wanneer iemand
beweert stemmen te horen zeggen we dat hij hallucineert. In de westerse
wereld is het heel normaal om via het gebed met god te praten.
o Aanzienlijk emotioneel lijden van de persoon persoonlijk lijden als
gevolg van problematische emoties zoals angst en depressie, kan
afwijkend zijn. Soms zijn angst en depressie echter normale reacties op
een situatie, bijvoorbeeld wanneer je wordt bedreigd.
o Ongepast of contraproductief gedrag gedrag dat geen bevrediging maar
onprettige gevoelens oproept. Bijvoorbeeld wanneer iemand 10 keer moet
checken of de deur wel op slot zit.
o Gevaar gedrag dat gevaar oplevert voor zichzelf of anderen,
bijvoorbeeld een aanslag.
Kritiek op de psychiatrie vanaf 1960
Tijdens de antipsychiatriebeweging in de jaren zestig en zeventig ging men ervan
uit dat psychische stoornissen überhaupt niet bestonden, maar een product of
gevolg zijn van een zieke maatschappij. Ze wilden minder invloed van de
psychiater en meer inspraak van patiënten. Patiënten moesten we als normale
mensen zien en niet opsluiten in psychiatrische ziekenhuizen. Deze opvattingen
hebben invloed gehad op de toename van ambulante behandelvormen.
Hedendaagse trends
De kosten van de Nederlandse gezondheidszorg rezen de afgelopen decennia de
pan uit, waardoor bij de politiek de noodzaak ontstond tot ingrijpende wijzigingen
in het zorgstelsel. In 2005 kwam er marktwerking, en in 2007 ging de Wet
maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in werking om de hoge zorgkosten te
verminderen door burgers in eerste instantie zelf verantwoordelijk te maken voor
zorg en steun. In 2013 kwam er een participatiesamenleving. Hierin krijgen
burgers meer zeggenschap en verantwoordelijkheid om hulp zelf in te zetten en
te regisseren.
, Hoofdstuk 2
Visies op afwijkend gedrag en behandelmethoden
De biologische factoren
Het uitganspunt van Freuds psychoanalytische theorie is het idee dat
psychologische problemen aangestuurd worden door onbewuste motieven en
conflicten, die zijn terug te voeren op de kindertijd. Volgens Freud zijn abnormale
gedragspatronen niets anders dan symptomen van de dynamische worstelingen
die plaatsvinden in onze geest.
Het bewuste deel van de geest is ons besef van het hier en nu. Het
voorbewuste deel bestaat uit herinneringen waarvan we ons niet bewust zijn,
maar die opgeroepen kunnen worden door onze aandacht erop te richten. Het
onbewuste (en grootste) deel van de geest blijft in nevelen gehuld. De inhoud
daarvan kan alleen met grote moeite aan de oppervlak worden gebracht.
Freud onderscheid in onze persoonlijkheid drie psychische structuren:
o Het id de oorspronkelijke psychische structuur die vanaf de geboorte
aanwezig is. Hier bevinden zich onze lagere driften en instinctieve
impulsen, waaronder honger, seks en agressie. Het id, dat volledig in het
onbewuste opereert, werkt volgens het lustprincipe: het eist directe
bevrediging van instinctieve verlangens zonder rekening te houden met
sociale normen en waarden of met de behoeften van anderen.
o Het ego in het eerste levensjaar ontdekt het kind dat het niet elke eis
onmiddellijk krijgt. Het moet leren omgaan met uitgestelde
behoeftebevrediging. In de loop van dit jaar komt het ego tot ontwikkeling
= ‘rede en gezond verstand’, werkt volgens het realiteitsprincipe en is in
staat om frustratie te tolereren.
o Het superego halverwege de kindertijd begint de ontwikkeling van ons
superego. We internaliseren de normen en waarden van onze ouders en
andere belangrijke mensen in ons leven. Enerzijds wil het id continue
bevrediging van onbewuste verlangens, anderzijds wil het superego regels
en de heersende normen en waarden naleven.
Afweermechanismen Het ego bevindt zich deels in het bewuste, deels in het
onbewuste van de persoonlijkheid. Het onbewuste deel van het ego is een soort
waakhond of censor, die de impulsen van het id controleert. Het gebruikt
afweermechanismen om te voorkomen dat sociaal onacceptabele impulsen in het
bewuste terechtkomen.
Klassiek conditioneren je deed al iets en er wordt iets aan gekoppeld
Opperant conditioneren je doet iets en krijgt een beloning of straf
Positieve straf toedienen van een onaangename stimulus (slaan)
Negatieve straf wegnemen van een aangename stimulus (tv uitzetten)
Bio- psycho sociaal model
Biologische deel genetische aanleg. Biologische & fysiologische
factoren. aanwezigheid van ziekten en aandoeningen. Welke rol spelen
neurotransmitters en verschillen in hersenstructuren in afwijkend gedrag
Psychologische deel psychologische factoren.
Persoonlijkheidskenmerken, stressniveau, coping strategieën (hoe ga je
, ergens mee om), cognitieve processen, emotionele reacties en
psychologische stoornissen
Sociaal model sociale omstandigheden die de gezondheid of het
welzijn kunnen beïnvloeden, omgeving, cultuur, sociaal economische
status (bijv. beneden de arbeidsklasse leven), relaties en sociale
ondersteuning
Het diathese-stressmodel stelt dat psychische stoornissen ontstaan door een
combinatie van, of interactie tussen, een diathese (kwetsbaarheid of aanleg
voor een bepaalde stoornis, gewoonlijk genetisch van aard) en stress. Of de
stoornis zich daadwerkelijk ontwikkelt, is afhankelijk van de soort en de ernst van
de stressoren die de betrokkene in zijn of haar leven ervaart.
DSM- 5 model
Handboek voor professionals
Biedt een ‘gemeenschappelijke taal’ voor professionals
Is beschrijvend
De focus ligt op symptomen en het gedrag van de persoon
geeft ook informatie over prognose en verloop van de ‘stoornis’
Geeft richtlijnen voor behandeling (zoals medicatie)
- maar: geen beschrijving over de ontstaansgeschiedenis van de stoornis!