Geschiedenis van de psychologie
Introduction: Studying the History of Psychology
Drie redenen waarom het belangrijk is om de geschiedenis van de psychologie te bestuderen:
1. Kennis van de individuele, sociale, professionele en politieke context waarin bijv. theorieën
en methoden zich hebben ontwikkeld vergroot het begrip van systemen en vragen van nu
2. Ideeën die nu als achterhaald of foutief worden beschouwd kunnen veel logischer lijken in
hun originele context, dit helpt om huidige onderzoeksbevindingen scherper te evalueren
3. Het helpt om de reflectieve aard van het veld te begrijpen, vermogen tot zelfbewustzijn was
een belangrijk element in eerdere filosofieën die de basis vormen voor moderne psychologie
Reflexivity: Verwijst naar het menselijke vermogen om zich bewust te zijn van en te
reflecteren op diens eigen activiteiten (zie punt 3).
Er zijn verschillende benaderingen mogelijk om de geschiedenis van de psychologie te beschrijven:
Historiography
Collectieve term voor de theorie, geschiedenis, methoden en aannames van het schrijven van
geschiedenis. De term kan ook verwijzen naar een oeuvre van historisch werk.
Internalisme (versus externalisme)
Hier ligt de focus op factoren binnen het veld, zoals de ontwikkeling van belangrijke ideeën
en hun intellectuele en disciplinaire context, sociale en politieke factoren worden genegeerd.
Externalisme
Hier ligt de focus exclusief of primair op externe factoren. De meeste historici, o.a. de auteurs
van Pioneers, schrijven over de geschiedenis vanuit een balans tussen de twee posities.
Great Man approach (versus Zeitgeist approach)
Hier wordt de geschiedenis verteld vanuit de bijdragen van prominente mensen wiens ideeën
het veld gevormd hebben. Hierbij worden externe factoren vaak buiten beschouwing gelaten.
Zeitgeist approach
Houdt rekening met het feit dat de tijdgeest van invloed kan zijn op het vermogen van een
bepaald persoon, en diens ideeën, om stand te houden en historisch van belang te zijn.
Presentism (versus historicism)
Kijkt vanuit het heden en benadrukt dat we nu in een verbeterde (of superieure) staat van
kennis en wijsheid verkeren doordat onze voorouders foute aannames overwonnen.
Historicism
Staat tegenover presentism en probeert het verleden te recreëren zoals onze voorouders het
ervaarden, zonder vertekeningen door voorkennis over hoe dingen zich hebben ontwikkeld.
Sophisticated presentism (compromis presentism en historicism)
Je kunt het heden niet negeren en moet geschiedenis bestuderen vanuit de motivatie om
moderne kwesties beter te begrijpen. De huidige staat van dingen is niet per se de beste.
New history of psychology / critical history of psychology
Bekijkt gearchiveerde en primaire documenten om anekdotes en beschrijvingen te
controleren die van de ene generatie overgaan op de volgende.
Inclusief en divers perspectief en kijkt verder dan de great men (vooral blank en man)
Origin myth process: Proces waarbij de geschiedenis zo geschreven wordt dat het lijkt alsof
psychologie zich triomfantelijk heeft ontwikkeld van de ene grote ontdekking
naar de volgende. Hierbij worden complexiteit, moeilijkheden en controverse
te weinig benoemd.
,Het continuity-discontinuity debate omvat onenigheden rondom vragen en onderwerpen als:
Wanneer begint de geschiedenis van de psychologie?
Zijn psychologische ideeën en concepten tijdloze entiteiten die altijd hetzelfde betekenden?
De betekenis van geheugen was waarschijnlijk redelijk stabiel over tijd
IQ heeft geen identificeerbare voorgangers in de oude tijd
Emotie is een modern begrip, maar werd mogelijk voorgegaan door passie
Persoonlijkheid is een modern begrip, maar werd mogelijk voorgegaan door karakter
Veel vroege ideeën, vragen en houdingen uit het verleden van de psychologie zijn in een
andere vorm terug te zien in de huidige psychologie
Indigenization: Proces waarbij de lokale of nationale contexten de ontwikkeling van
psychologie beïnvloeden, inclusief hoe ideeën van buitenaf worden
geïmporteerd en veranderd in reactie op lokale omstandigheden.
Toegang psychologie: Het beoefenen van psychologie (en andere wetenschappen) was zeer lange
tijd alleen bereikbaar voor de blanke mannelijke elite. Zo hadden vrouwen
bijvoorbeeld geen toegang tot formele opleidingsinstituten.
,Chapter 1: Foundational Ideas from Antiquity
Een overzicht van pre socratische filosofen en hun psychologisch gedachtengoed:
Thales ca. 624-546 v. Chr.
Natuurwetenschappelijke observaties (astronomie, meteorologie)
Noemde water als meest belangrijke element in de kosmos
Pythagoras ca. 570-495 v. Chr.
Mathematische regelmatigheden in de natuur
Heraclitus ca. 535-470 v. Chr.
Relatie tussen stabiliteit en verandering
“Je kunt nooit tweemaal in dezelfde rivier stappen.”
Eenheid van tegengestelde zaken
Een weg omhoog is ook een weg omlaag, afhankelijk van iemands positie en richting.
Zeno ca. 490-430 v. Chr.
Oneindigheid
Een afstand kan ontelbare keren in tweeën gedeeld worden.
Protagoras ca. 490-420 v. Chr.
Geen hypothetische of verheven vraagstukken
Menselijke ervaring en gedrag
“De mens is de maat van alle dingen.”
Controle en manipulatie van gedrag
Hippocrates ca. 460-370 v. Chr.
Hippocratic Corpus
Collectief geschreven medisch werk dat ziekte beschouwt als natuurlijk verschijnsel.
Theorie der lichaamssappen (humoral theory)
Balans tussen bloed, gele en zwarte gal en slijm = bron temperament en stoornissen.
Pleidooi voor een gematigde, evenwichtige levensstijl
Reflectie: Presocratische filosofen hadden vooral aandacht voor de natuur en
regelmatigheden daarin. Vanaf Heraclitus lag de nadruk meer op
abstracties en redeneringen over onze ervaring, bijv. in de manier waarop
Heraclitus en Zeno wezen op de relativiteit van en tegenstrijdigheden in
ons begrip van de wereld. Pas vanaf Protagoras ging het echt over
psychologische ideeën. Hij benadrukte het belang van de menselijke
ervaring van de realiteit, i.p.v. de realiteit zelf, en onderzocht hoe gedrag te
sturen is. Daarop leverde Hippocrates een psychologische theorie over
menselijk temperament. Zijn natuurwetenschappelijke verklaring hiervoor
nemen we nu niet meer serieus, maar het is wel interessant dat hij
fysiologische en psychologische regelmatigheden probeerde te koppelen.
Psyche: Betekende in het Grieks oorspronkelijk 'adem', maar kreeg met de tijd een
steeds bredere, metaforische betekenis, omdat het in verband stond met
de aanwezigheid van leven. Daarom is de meer recente vertaling naar
‘soul’ (ziel) meer op zijn plaats. Tegenwoordig is die vertaling meestal
verder beperkt tot ‘mind’ (geest), het primaire object van de psychologie
en de psychiatrie. De Grieken associeerden psyche vaak met 'lucht',
vanwege de associatie met adem, maar ook met 'vuur', omdat levende
wezens warm waren, en dode dingen koud. Met de tijd werd psyche echter
steeds meer beschouwd in termen van menselijk functioneren in het
, dagelijks leven, zoals we dat bijv. bij Protagoras tegenkomen. Deze
opvatting kwam echter pas tot bloei in het werk van filosofen na Socrates.
Sophists: Groep van hoog aangeschreven leraren in het oude Athene. Ze waren sterke
aanhangers van de Atheense democratie, een toen relatief nieuwe vorm van
regeren met gelijke stemrechten voor burgers (m.u.v. slaven, niet-Athenen en
vrouwen). Ze waren gespecialiseerd in retoriek en openbaar spreken en
leerden studenten om politieke en sociale standpunten te uiten en promoten.
De ideeën van de Griekse filosofen Socrates, Plato en Aristoteles op een rijtje:
Socrates (470 v. Chr.)
Gaf zijn beroep als beeldhouwer op om leraar te worden. Hij gaf zelf aan dat zijn enige
wijsheid lag in het weten hoeveel hij niet wist. Hij geloofde dat de menselijke psyche of ziel
onsterfelijk is en voortdurend reïncarneert in nieuwe lichamen. Tijdens dit proces raakt de
geaccumuleerde kennis van de psyche vergeten, maar kan met behulp van empirische
ervaring weer herinnerd worden. Dit is een extreme versie van filosofisch nativisme.
Nativisme
Legt de nadruk op aangeboren eigenschappen.
Zijn studenten waren o.a. Plato en Xenophon (ca. 430-354 v. Chr.)
Drie studenten schreven over hem, zoals de Socratic Dialogues door Plato.
Plato (ca. 424-347 v. Chr.)
Kwam uit een aristocratische familie en geloofde dat de menselijke geest was aangeboren
(nativisme). Wat we weten is al in ons aanwezig bij geboorte, we moeten dat alleen weer
herinneren door onze aangeboren verstandelijke vermogens te gebruiken. Zo hebben we
toegang tot de ideeënwereld waarin de essentie van alles in zijn ideale vorm aanwezig is.
Zintuiglijke ervaring is slechts een individuele vluchtige afdruk van die tijdloze ideale vorm.
Idealisme
De algemene opvatting dat er iets meer fundamenteel en ultiem, of ideaal, ten
grondslag ligt aan onze dagelijkse zintuigelijke ervaringen.
Rationalisme
In de Socratic Dialogues voegde hij eigen inzichten en interpretaties toe, waarbij
hij ook de nadruk legde op redeneren bij het gebruik van aangeboren vermogens.
Richtte de Academy op waar o.a. Aristoteles studeerde
Centrum voor lesgeven en hoger leren. De aanpak was geïnspireerd door Socrates,
maar er was ook ruimte voor verschillende meningen en wiskunde en astronomie.
Aristoteles (ca. 384-322 v. Chr.)
Benadrukte de waarde van zintuiglijke ervaring en vergeleek de menselijke geest met een
onbeschreven wastablet. Indrukken die ervaringen achterlaten op dat wastablet, vormen
de geest. Hij bedreef wetenschap door uitgebreide en nauwkeurige observatie, pas daarna
waren verstandelijke vermogens nodig om ervaringen te ordenen. Verstandelijk vermogen
(rationele ziel) was een belangrijk kenmerk dat de mens onderscheidde van dieren etc.
Empirisme
Kennis komt door de verwerking van sensorische ervaringen uit de externe wereld.
Richtte het Lyceum op
School met een bredere scope dan de Academy waar geesteswetenschappen, kunst,
natuurwetenschappen en sociale wetenschappen werden gegeven.
Kreeg later de bijnaam ‘Mr. Know It All’
Hij schreef ca. 150 boeken over een zeer grote verscheidenheid aan onderwerpen.
Zijn studenten waren o.a. Theophrastus (ca. 371-287 v. Chr.) en Alexander de Grote
In zijn idealisme maakte Plato onderscheid tussen: