Hoofdstuk 12. Zenuwstelsel
12.1. Algemene functies
Alle functies van het zenuwstelsel zijn erop gericht om in te spelen op de gebeurtenissen om je heen,
in de buitenwereld, en binnenin het lichaam, in het inwendige milieu. De functies zijn te onderscheiden
in 5 algemene functies.
1. Regulatie van activiteiten van weefsel en organen
2. Coördinatie van activiteiten van weefsel en organen
3. Regulatie en coördinatie van vegetatieve functies*
4. Coördinatie van contacten met de buitenwereld
5. Coördinatie van de psychische functies
*. De vijf vegetatieve hoofdfuncties zijn : circulatie, spijsvertering, uitscheiding, ademhaling en
begrenzing door de huid.
12.2. Algemene werking
De werking van het zenuwstelsel verloopt in een bepaald patroon, dat uit drie functionele fasen
bestaat; Sensorische input, verwerking en motorische output.
Sensorische input
Een verandering zal door het lichaam waargenomen moeten worden. Dat gebeurd door middel van
sensoren. Dit is een gespecialiseerde cel, vaak verwant aan een zenuwcel, die gevoelig is voor een
bepaalde verandering in zijn omgeving. Het opvangen van prikkels door sensoren heet sensorische
input.
Verwerking
In het centrale zenuwstelsel vindt verwerking van de sensorische input plaats. Het begint met het
doorgeven van de informatie naar een bepaalde plaats in de hersenen. De informatie wordt daar
beoordeeld en vervolgens bepalen de hersenen of en hoe er gereageerd moet worden.
Motorische output
Het aansturen door het zenuwstelsel van effectoren wordt motorische output genoemd. Effectoren zijn
spieren of klieren die na een prikkeling z’n werk doet.
12.3. Indelingen
De anatomische indeling is gebaseerd op bouw en ligging en de fysiologische indeling gebeurt op
basis van de functies van de verschillende delen.
Anatomische indeling
Bij het zenuwstelsel onderscheiden we twee delen : het centrale zenuwstelsel en het perifere
zenuwstelsel.
Het centrale zenuwstelsel is het deel van het zenuwstelsel dat binnen de benige omhulsel van schedel
en werkvelkolom ligt. Het zijn de hersenen en het ruggenmerg. De hersenen bestaan van craniaal
naar caudaal uit : grote hersenen, tussenhersenen, hersenstam en kleine hersenen.
Het perifere zenuwstelsel bevindt zich grotendeels buiten de schedel en wervelkolom. De delen
hiervan vormen de verbindingswegen tussen het centrale zenuwstelsel en de rest van het lichaam.
Het zijn de hersenzenuwen, ruggenmergszenuwen, grensstreng en de zenuwen van het vegatieve
zenuwstelsel.
, Fysiologische indeling
Er zijn drie aspecten die je kunt onderscheiden : integratie, hiërarchie en de richting van het signaal.
Integratie
Het zenuwstelsel heeft tot taak het lichaam geïntegreerd, als een geheel, te laten functioneren. Er zijn
twee soorten integratie; vegatieve en animale.
Vegatieve integratie is de onderlinge afstemming van de vijf vegetatieve functies van het lichaam. Het
vegetatieve zenuwstelsel is hiervoor verantwoordelijk. Ook wel onwillekeurig zenuwstelsel genoemd,
dit heeft verband met het feit dat de regulatie en coördinatie in de regel buiten de wil om en onbewust
verloopt. Het vegatieve zenuwstelsel bestaat uit twee delen, die antagonistische werking hebben;
sympathische en parasympatische zenuwstelsel. Het sympathische zenuwstelsel is actief wanneer de
mens uiterlijk actief is terwijl het parasympatische zenuwstelsel actief is als de mens uiterlijk passief is.
Vegatieve functies zijn die functies die dieren en mensen met planten gemeen hebben.
Animale integratie gaat het om de integratie van de mens en zijn omgeving. Dit wordt geregeld door
het animale zenuwstelsel, ook wel willekeurige zenuwstelsel genoemd. Het reguleert de wisselwerking
tussen het individu en de omgeving. Het gaat om activiteiten van het lichaam, die op commando van
de wil, worden uitgevoerd. Belangrijke facetten hiervan zijn de communicatie en gedrag.
Hiërarchie
Met hiërarchie wordt bedoeld dat er verschillende niveaus te onderscheiden zijn, binnen een bepaalde
setting, in dit geval het zenuwstelsel. De grote hersenen vormen het hoogste niveau. De ‘macht’ in de
delen van het zenuwstelsel neemt af van de hersenen naar het ruggenmerg.
Richting van het signaal
De informatiestroom binnen het zenuwstelsel kan in twee richtingen verlopen.
1. Afferente informatie (aanvoerend) : Wanneer het impuls van perifeer naar centraal verloopt, is
er sprake van aanvoer van informatie naar het CZS toe.
2. Efferente informatie (afvoerend) : Wanneer impuls van centraal naar perifeer verloopt, gaan
de signalen van het CZS weg.
Ook binnen het centrale zenuwstelsel zijn er twee hoofdrichtingen.
1. Afdalende banen : impulsen die van boven (hoog niveau) naar beneden (lager niveau) lopen,
soms efferent genoemd.
2. Opstijgende banen : impulsen die van laag naar hoger lopen, soms afferent genoemd.
12.4. Zenuwweefsel
Aan zenuwweefsel kun je twee typen cellen onderscheiden : neuronen en neuroglia.
Neuronen
Een neuron (zenuwcel) is de functionele eenheid van het zenuwstelsel. De functie van een neuron is
het doorsturen van impulsen. De cel heeft twee of meer draadvormige uitlopers, de zenuwvezels. Er
zijn twee soorten zenuwvezels : Axonen en dendrieten
Een Axon vervoert het impuls van het
cellichaam af. Een neuron heeft altijd maar
één axon, die heel lang kan zijn en weinig
vertakkingen heeft. De meeste axonen zijn
omgeven door een vetlaagje, de
myelineschede (zenuwmergschede). Deze
schede is regelmatig onderbroken, deze
onderbrekingen heten insnoeringen van
Ranvier.