Samenvatting week 8 EU-recht
Eijsbouts e.a.: Hoofdstuk 10 p. 348-361 en 377-405
Rechtsgangen; stelsel Europese rechtsbescherming
I. het HvJ
I.1. Grondslag, samenstelling en benoeming
Het Hof van Justitie van de Europese Unie, bestaat uit 2 rechterlijke instanties: Het HvJ en het
Gerecht (art. 19 lid 1 VEU). HvJ bestaat uit één rechter per lidstaat (art. 19 lid 2 VEU). HvJ
werkt in praktijk in kamers van 3, 5 en 15 rechters. Kamer met 15 rechter is Grote Kamer. Het
Gerecht bestaat uit twee rechters per lidstaat. Rechters worden benoemd in onverlinge
overeenstemming door de regeringen van de lidstaten voor zes jaar en zijn herbenoembaar
(art. 19 lid 2 VEU, 253 en 254 VWEU). Comité art. 255 VWEU die lidstaten adviseert over
geschiktheid kandidaten voordat benoeming.
I.2 Taken en bevoegdheden
Art. 19 lid 1 VEU, HvJEU ‘de eerbiediging (verzekert) van het recht bij de uitlegging en
toepassing van verdragen’. Verplichte rechtsmacht van het Hof. Er is wel sprake van een
taakverdeling, niet alleen tussen Hof en Gerecht, maar ook tussen de Europese en nationale
rechterlijke instanties. Art. 19 verwijst ook naar plicht van lidstaten om te voorzien in nodige
rechtsmiddelen om daadwerkelijke rechtsbescherming op de onder het Unierecht vallende
gebieden te verzekeren.
Wat betreft taakverdeling Hof en Gerecht, doet het Hof tot op heden als enige instantie
uitspraak in prejudiciële procedures (267 VWEU) en verdragsinbreukprocedures (258 VEWU).
Het Gerecht is in eerste aanleg bevoegd in andere procedures, waaronder in het bijzonder in
door particulieren ondernemingen ingestelde beroepen tot nietigverklaring van Europese
rechtshandelingen (263 VWEU). Van uitspraak Gerecht is, binnen twee maanden, een tot
rechtsvragen beperkt hoger beroep op het Hof mogelijk. Art. 256 lid 3 VWEU opent
mogelijkheid voor Gerecht om kennis te nemen van prejudiciële vragen aangaande specifieke,
in het statuut bepaalde aangelegenheden, maar tot op heden nog geen gebruik van gemaakt.
Rechtspraak HvJEU constitutioneel, strafrechtelijk, civielrechtelijk en bestuursrechtelijk van
aard.
I.3 toegang tot rechter in Europese recht
Artikel 47 Hv. Recht op een effectief beroep in eerste plaats van belang voor toegang van
rechtzoekende tot HvJ zelf. Daarnaast van belang voor de nationale rechter, deze immers
belangrijke taak toepassen Unierecht in nationale rechtsorde. Hof heeft ook uit art. 19
afgeleid dat lidstaat niet zomaar salaris van nationale rechter mag verlagen, echter wel als
tijdelijke maatregel die wegens bezuinigingsmaatregelen absoluut noodzakelijk is. Uit art. 24
VEU en 275 VWEU blijkt dat HvJ in principe geen bevoegdheid heeft op terrein van
gemeenschappelijk buitenlands veiligheidsbeleid (GBVB).
Met verdrag Lissabon heeft HvJ wel enige rechtsmacht gekregen, in twee gevallen: het hof
mag beoordelen of EU regelgeving al dan niet terecht op de bepalingen over het GBVB
werd gebaseerd, en Hof mag toezien op de rechtmatige beslissingen (van de Raad) waarbij
burgers en private org. Economische sancties worden opgelegd (bijv. plaatsing mensen
terreur-verdachten lijst).
Ook uitbreiding rechtsmacht op terrein van de ruimte van vrijheid, veiligheid en recht
(rechtsruimte). Eerder had Hof beperkte jurisdictie op dit terrein. Door opname gehele
beleid rechtsruimte in Werkingsverdrag, heeft Hof (bijna) volledige rechtsmacht over zaken
als asiel, immigratie, internationaal privaatrecht en strafrecht.
Beperking is dat Hof in kader van politie- en justitiesamenwerking nog steeds niet mag
uitspreken over de geldigheid of evenredigheid van politieoperaties, noch over
, maatregelen van lidstaten t.a.v. de handhaving van openbare orde en bescherming van
binnenlandse veiligheid (276 VWEU).
Op overige, sociaal-economische, beleidsterreinen is m.n. de toegang van particulieren tot
Hof en Gerecht bij beroepen tegen EU rechtshandelingen met algemene strekking, in
bijzonder verordeningen en richtlijnen, beperkt.
2. De rechtsgangen
Drie categorieën:
1. De directe beroepen: HvJ (inclusief Gerecht) optreedt als beslechter van geschillen
tussen twee partijen. Geschillen tussen EU-instellingen onderling, tussen lidstaten
onderling, tussen lidstaten en instellingen en tussen particulieren en instellingen is
Gerecht/Hof direct bevoegd geschil te beslechten.
2. Prejudiciële beslissingen: HvJ mag deze geven op verzoek van nationale rechter, en dit
in geschil voor nationale rechter tussen particulieren en lidstaten, of tussen
particulieren onderling.
3. Overige bevoegdheden Hof: bijv. mogen geven van adviezen over ontwerpakkoorden
tussen Unie en derde langen of intern. Org. (218 lid 11 VWEU).
Welke acties zijn beschikbaar tegen besluiten (en gedrag) van de lidstaten, welke tegen
besluiten EU instellingen, welke tegen particulieren?
1. Eerste groep acties beschikbaar tegen besluiten of gedragingen lidstaat wegens strijd
Unierecht. Hoofzakelijk artt. 258 t/m 260 VWEU over inbreukprocedures (commissie
tegen lidstaat; lidstaat tegen lidstaat) die van belang zijn. Ook prejudiciële procedure
kan gebruikt worden om schending EU recht door lidstaten aan de kaak te stellen.
2. Tweede groep acties die mogelijk zijn tegen besluiten van EU instellingen wegens strijd
met (hoger) EU recht. In dit geval gaat m.n. om nietigverklaring (art. 263 VWEU),
beroep wegens nalaten te handelen (265 VWEU en beroep op schadevergoeding (268
jo. 340 VWEU). Ook prejudiciële procedure van belang, aangezien nationale rechters
ook vragen over geldigheid Europese besluiten mogen stellen.
3. Acties tegen handelingen van particulieren, vanwege het feit dat zij Europees recht
zouden hebben geschonden. Hoofzakelijk nationaal niveau, zodat ook opnieuw
prejudiciële procedure van belang.
3. Acties tegen lidstaten
3.1. directe acties tegen besluiten van lidstaten; inbreukacties
Twee instanties die lidstaten in rechte direct op verdragsinbreuk kunnen aanspreken:
Commissie art. 258 VWEU en andere lidstaten (259 VWEU).
Lidstaat-lidstaat
Lidstaat kan niet direct naar Hof stappen, moet kwestie eerst voorleggen aan Commissie, die
dan drie maanden heeft om tussen betrokken lidstaten te bemiddelen en gemotiveerd advies
te geven. Meestal geen zaken, men zoekt liever oplossingen via onderhandelingen. Wel
frequent is indirecte actie via prejudiciële procedure: particulier stapt naar nationale rechter
met bedoeling maatregelen van lidstaten aan te vechten.
Commissie-lidstaat
Het beoogde resultaat is de veroordeling van enig handelen (in bijzonder invoering van
wettelijke regeling) of nalaten van een lidstaat wegens schending Unierecht; schending van
een van de krachtens de Verdragen op hem rustende verplichtingen, dus m.n. plicht in het
Unieverdrag ov Werkingsverdrag, of enige besluit gebaseerd op deze basisverdragen (m.n.
verordeningen en richtlijnen). Commissie kan ook lidstaat dagen wegens inbreuk op plichten
o.g.v. Hv. Commissie kan lidstaten niet dagen wegens schending GBVB-verplichtingen. Ook
kan Commissie niet optreden tegen lidstaten met buitensporig overheidstekort, klacht
uitdrukkelijk uitgesloten art. 126 lid 10 VWEU, is politieke aangelegenheid.