Samenvatting week 6 EU-recht
Eijsbouts e.a.: • Hoofdstuk 6 p. 200-218 en p. 230-239.
taakverdeling tussen EU instellingen
Uit artt. 103 en 109 VWEU (staatssteun) en uit Verordening I/2003 (voor artt. 101 en 102 VWEU) blijkt
taakverdeling tussen verschillende toezichthoudende instellingen.
1. De Raad is wetgever en stelt mededingingsrechtelijke basisverordeningen vast;
2. Commissie heeft uitvoerende en toezichthoudende macht. Waakt over de behoorlijke naleving
door ondernemingen van het bepaalde in artt. 101 en 102 VWEU en neemt besluiten ter
handhaving van deze bepalingen. Ook toezien dat lidstaten zich aan regels houden. Denk aan
toezicht op naleven regels over staatssteun en staatsdeelnemingen en toekenning bepaalde
rechten. Ook toezien op naleving nuttig effect-regel.
3. HvJ controleert de handhaving van de Commissie.
transparantie
Mededingingsbeleid en toezicht kunnen alleen effectief zijn als het doorzichtig en voorspelbaar is. Zo
kunnen ondernemingen daar beter op inspelen en kan merendeel geschillen op terrein nationaal niveau
worden afgedaan in civiele procedure voor nationale rechter (civiele of private handhaving
mededingingsrecht), dan wel ambtshalve of o.b.v. klacht bij Commissie of nationale
mededingingsautoriteiten lidstaten (publieke handhaving).
toezicht en controle op naleving artt. 101 en 102 VWEU.
Besluiten Commissie kunnen door betrokken ondernemingen of belanghebbenden in beroep zowel op
feitelijke als juridische gronden worden aangevochten bij het gerecht. Hoger beroep staat open bij HvJ,
maar uitsluitend juridische gronden. Commissie deelt toezichtfunctie met nationale
mededingingsautoriteiten en rechters. Art. 101 lid 3 VWEU is een direct toepasselijke uitzondering. Het
artikel heeft nu rechtstreekse werking en ondernemingen die menen dat zij overeenkomsten aangaan
die vallen onder verbod van dat artikel, moeten zelf beoordelen of zij zich kunnen beroepen op
toepasselijkheid van het artikel in geheel (self-assessment). Vraag af: heeft overeenkomst negatieve
invloed op mededinging?
Stelsel van Verordening I/2003 komt neer op dat art. 101 VWEU door Commissie, nationale
mededingingsautoriteiten en nationale rechter, wanneer die wordt geroepen mededingingsrecht toe te
passen, kan worden toegepast. Commissie zal in continue dialoog met nationale rechters over de
eenvormige uitleg van de verdragsbepaling waken. Nationale rechter kan zich tot HvJ of Commissie
wenden met vragen mededingingsrecht.
Duaal toezicht
VWEU enkel van toepassing in zaken interstatelijk aspect. In veel lidstaten nationale wetgeving over
mededingingsrecht. Nationale mededingingsautoriteiten zijn NCA’s. een en ander heeft geleid tot sterk
decentrale toepassing van Europese mededingingstoezicht en tot toepassing subsidiariteitsbeginsel.
Bestaande stelsel duaal toezicht enigszins ingeperkt.
Verhouding Europees en nationaal mededingingsrecht
Geregeld in art. 3 Verordening I/2003. Twee beginselen: a) nationale mededingingsautoriteiten, als zij
mededingingsrecht toepassen op een gedraging waarbij ook handel tussen lidstaten ongunstig kan
worden beïnvloed, ook Europese mededingingsrecht toepassen. B) toepassing nationale
mededingingsrecht mag er niet toe leiden dat gedragingen o.g.v. nationaal recht worden verboden, maar
die o.g.v. Unierecht niet verboden zijn. Nationale mededingingsrecht mag niet strenger zijn dan
Europese.
Nl Mededingingswet sluit sterk aan met Europese. In sommige lidstaten kan mededingingsrecht niet
doeltreffend worden gehandhaafd. Daarom Uniewetgever in Richtlijn 2019/I minimumeisen vastgesteld
om ervoor te zorgen dat onafhankelijkheid nationale mededingingsautoriteiten gewaarborgd is en dat
zij beschikken over de middelen en de bevoegdheden voor handhaving en oplegging geldboeten.
Private handhaving
Geding voor civiele rechter inroepen. Twee manieren:
, - Als ‘zwaard, dus als basis voor verordening tot nakoming of het (eisen van
schadevergoeding vanwege) onrechtmatige daad, of
- als ‘schild’ dus als basis voor een verweer tegen een claim van een ander.
Artikel 101 lid 2 VWEU kan door ondernemingen worden ingeroepen in nationaal recht. Nationale
rechter moet uitspreken over reikwijdte van nietigheid. M.b.t. gevolgen geen harmonisatie van
wetgeving, per lidstaat kan afwijken hoe met automatische nietigheid omgaat. Ook kan, wanneer als
gevolg van inbreuk op verbod art. 101 lid 1 of 102 door onderneming schade is geleden, deze in
procedure schadevergoeding vorderen.
Sanctiebeleid
Commissie kan sancties opleggen voor inbreuken art. 101 en 102 VWEU. NCA’s kunnen dat ook, maar
niet tegelijk, vanwege beginsel (ne bis in idem). Commissie kan niet aan lidstaten sanctie opleggen voor
overtreding art. 106 (regels nuttig effect), maar wel dagen voor het HvJ wegens inbreuk verdrag.
Als inbreuk door onderneming vastgesteld, kan Commissie een administratieve geldboete opleggen tot
een max van 10% van hun wereldwijde jaaromzet of €1 miljoen. Ook kan Commissie dwangsommen
opleggen om te dwingen aan geconstateerde inbreuken een einde te maken, waarbij bepalingen over
ondernemersverenigingen van art. 23 lid 4 van overeenkomstige toepassing zijn. Commissie kan
hangende onderzoek naar inbreuken, bevoegdheid om bij besluit voorlopige maatregelen op te leggen
(marktsituatie bevriezen of herstellen). Gebaseerd op art. 8 Verordening I/2003, en kan alleen als bij
gebreke van nemen daarvan onomkeerbare schade wordt toegebracht, welke schade niet lader door
schadevergoeding kan worden gecompenseerd (bijv. faillissement).
Leniency- ook wel ‘clementie’ genoemd
Deelnemers kartel kunnen boeterisico verminderen of ontlopen door bestaan van kartel spontaan aan
Commissie op te biechten en volledige medewerking te verlenen aan onderzoek Commissie. Daarvoor
heeft Commissie clementie-regeling in leven geroepen. Ook meeste NCA’s dergelijke regeling. De
eerste onderneming die bestaan opbiecht, heeft volledige immuniteit tegen geldboetes op voorwaarde
dat Commissie bestaan van kartel zelf nog niet eerder op spoor was gekomen en opbiechtende
onderneming niet zelf leider of voornaamste organisator kartel was. De tweede en opvolgende
opbiechter kunnen reken op aanzienlijke reductie geldboetes, afhankelijk van toegevoegde waarde
informatie (geldt ook voor leiders kartel).
Concentratiecontrole
Bij handhaving verbod 101 en 102 VWEU sprake van ex post-controle, omdat er sprake dient te zijn van
inbreu. Bij concentratiecontrole sprake van ex ante-controle in die zin dat bepaalde voorgenomen
concentraties vooraf door Commissie dienen te worden goedgekeurd. Hierbij is of Commissie bevoegd,
of één of meer lidstaten bevoegd.
Jurisprudentie
Zaak C-8/08 T-Mobile (4 juni 2009), ECLI:EU:C:2009:343
Het Hof van Justitie (Derde kamer) verklaart voor recht:
1) Een onderling afgestemde feitelijke gedraging heeft een mededingingsbeperkende
strekking in de zin van artikel 81, lid 1, EG wanneer zij, gelet op de inhoud en het doel
ervan en rekening houdend met de juridische en economische context, de mededinging
binnen de gemeenschappelijke markt concreet kan verhinderen, beperken of vervalsen.
Het is niet noodzakelijk dat de mededinging daadwerkelijk wordt verhinderd, beperkt of
vervalst en evenmin dat er een rechtstreeks verband bestaat tussen deze onderling
afgestemde feitelijke gedraging en de verbruikersprijzen. De uitwisseling van informatie
tussen concurrenten heeft een mededingingsbeperkende strekking wanneer zij de
onzekerheden over het door de betrokken ondernemingen voorgenomen gedrag kan
wegnemen.
2) In het kader van het onderzoek van het causale verband tussen de afstemming en het
marktgedrag van de ondernemingen die aan deze afstemming deelnemen, welk verband
moet bestaan voor de vaststelling van een onderling afgestemde feitelijke gedraging in de
zin van artikel 81, lid 1, EG, moet de nationale rechter, behoudens door deze