Samenvatting week 1 EU-recht
Eijsbouts e.a.: Hoofdstuk 1, Hoofdstuk 2 m.u.v. p. 29-36 en p. 57-69 en Hoofdstuk 3.
1.1.Inleiding
Primaire bronnen EU-recht
Aan de EU liggen drie instrumenten ten grondslag, allemaal internationale multiterale verdragen.
Miltilateraal verdrag is een ovk tussen meer dan 2 staten. De volgende verdagen kunnen worden
onderscheiden en zijn primaire bronnen EU-recht.
Het verdrag betreffende de EU (VEU). Verdrag stelt een aantal gemeenschappelijke waarden van
de lidstaten vast. Ook geeft het de doelen van de EU en introduceert het de rol van de
belangrijkste EU-instellingen. ‘Het Verdrag betreffende de werking van de EU (VWEU). Verdrag
stelt bevoegdheden vast voor maken EU wetgeving, alsmede de verschillende procedures. Ook
wordt de interne markt geïntroduceerd en de bevoegdheden die daaraan worden verbonden. Als
laatste worden de taken en bevoegdheden van de instellingen geconcretiseerd. Met dit verdrag
wordt in praktijk meest gewerkt.
Handvest van de Grondrechten van de EU (Handvest). Verdrag bundelt mensenrechten samen in
een bindend document voor de lidstaten. Veel beginselen al vindbaar in EVRM.
Intergouvernementeel of supranationaal
EU functioneert als supranationale organisatie. Voorheen men van mening dat Europese verdragen
een intergouvernementele werking hadden, waarbij partijen bepaalde verplichtingen jegens elkaar
moeten nakomen. In 2 fundamentele rechtszaken van HvJEU kwam dit aan de orde.
1. Van Gend & Loos arrest: door rechtstreekse werking EU recht, het VWEU meer is dan een
louter internationale overeenkomst die wederzijdse verplichtingen meebrengt. De, in die tijd,
Europese Gemeenschap werd bestempeld als ‘nieuwe rechtsorde’. Deze rechtsorde beperkt
de soevereiniteit van de lidstaten. EU is dus een organisatie die boven de democratisch
gelegitimeerde lidstaten staat.
2. Costa v ENEL: Voorrang EU recht boven nationaal recht gelegitimeerd door te bepalen dat de
destijds Europese Gemeenschap een autonome rechtsorde is, en dat dat karakter zou worden
aangetast wanneer nationaal recht voorrang zou kunnen krijgen boven Europees recht. Met
deze ontwikkeling waren veel het niet eens. EU heeft door deze ontwikkeling supranationaal
karakter gekregen. ‘
Doelen EU
Art. 3 VEU:
De EU heeft het doel, het bevorderen van vrede, haar waarden en het welzijn van de volkeren
van de lidstaten;
De EU zorgt ervoor dat burgers zich vrij kunnen verplaatsten door interne binnengrenzen tussen
lidstaten weg te halen; ruimte vrijheid en veiligheid. Hierdoor moet stevigere controle worden
gehouden aan buitengrenzen wat betreft immigratie, asiel en bestrijden crimi.
EU stelt zichzelf het doel een interne markt in leven te roepen, te bereiken door economische
groei en prijsstabiliteit. De interne markt moet zorgen voor economische sociale en technische
vooruitgang, waarbij milieubescherming ook belangrijk wordt geacht. Hierbij wordt discriminatie,
op wat voor manier dan ook, tegengegaan. Economische samenhang en solidariteit tussen
lidstaten moet hierdoor worden bevorderd; in praktijk misschien grootste uitdaging EU.
De EU roept een economische en monetaire unie in het leven, waarbij de euro als munt wordt
gebruikt. Niet alle lidstaten zijn hierbij aangesloten.
De EU promoot internationale betrekkingen en houdt vast aan haar waarden.
, Laatste lid art. 3 VEU geeft aan dat EU-instellingen passende middelen kunnen scheppen om de
doelen te bereiken. Daarvoor moet er in de Verdragen wel een wettelijke grondslag aanwezig zijn.
Wat op haar beurt is onderworpen aan enkele beginselen.
Primaire en secundaire wetgeving
Primaire zijn: VEU, VWEU en Hanvest.
Secundaire (of harmonisatiewetgeving) zijn: Verordeningen en Richtlijnen die door de Europese
instellingen worden gecreëerd.
1.2.Geschiedenis
Verdrag van Parijs: schiep EG voor Kolen en Staal (1952 inwerking). Doel was economische integratie
tussen landen NL, België, Luxemburg, Frankrijk, Italië en Bondsrepubliek Duitslang. Door 2 e
wereldoorlog werd samenwerking gezien als oplossing om dergelijke conflicten te voorkomen.
Iemand kon niet meer eenzijdig oorlog voeren.
Verdragen van Rome
Verdrag tot oprichting van de Europese Economische Gemeenschap (1958)
Getekend door NL, België, Luxemburg, Frankrijk, Italië, Duitsland. Doel was instellen
gemeenschappelijke (nu interne) markt. Elementen bijdragen:
Instellen douane-unie. Verboden om belasting te heffen op import- en exportproducten die
externe grenzen passeerden.
Instellen vier vrijheden: goederen, werknemers, diensten en kapitaal. Alleen bij uitzondering
belemmerd. Ook konden secundaire wetgevingsinstrumenten worden aangenomen om nationale
wetten lidstaten te harmoniseren.
Mededigingsbeleid, zodat private ondernemingen d.m.v. o.a. kartelvorming geen barrières
opwerpen voor interne markt vrijheden.
Reguleren staatssteun aan private en publieke ondernemingen.
Reguleren interne fiscale wetgeving van de lidstaten, zodat die niet discrimineren jegens
goederen afkomstig uit andere lidstaten.
EEG kreeg bevoegdheid internationale handelsrelaties aan te gaan met derde landen.
Verdere bijzonderheden zijn dat Europees Parlement (EP) geen medewetgever was, maar enkel
adviesrol had. Het kon de Commissie wel ter verantwoording roepen. Raad van Ministers nam
besluiten bij unanieme stemming. Latere Verdragen brachten vaak aanpassing in EEG-verdrag (tot
2007 gebruikt).
Verdrag tot oprichting Europese Gemeenschap voor Atoomenergie
Verdrag EURATOM. Afzonderlijke org. Die toeziet op gebruiken en vreedzaam toepassen van kern- en
atoomenergie. Sinds verdrag van Brussel 1965 (fusieverdrag), worden besluiten genomen door
dezelfde instanties die besluiten nemen binnen EEG (commissie, de raad, Parlement). Verdrag nog
van kracht.
Europese Akte (getekend 1986)
Werd doel uitgesproken om gemeenschappelijke markt aan eind van 1992 te verwezenlijken. Alle
barrières door wetgeving voor de vier vrijheden moesten vanaf dan, theoretisch gezien, zijn
weggenomen. Bijeenkomsten staatshoofden, Europese Raad, werden officieel erkend. Bracht
wijzigingen aan in Verdrag van Rome. Bevoegdheden EEG uitgebreid met milieubescherming,
onderzoek en gezondheid en veiligheid. Ook werd samenwerking buitenlands beleid gecodificeerd.
Huidige art. 114 VWEU werd geïntroduceerd. Verder rol EP verstevigd. EP werd medewetgever en de
Raad nam niet langer besluiten bij meerderheid, maar met gekwalificeerde meerderheid.
Verdrag van Maastricht