SAMENVATTING TENTAMEN SPELLINGSDIDACTIEK
Hoofdstuk 1: Ons spellingssysteem
1.1 Ons schriftsysteem en leren spellen
Alfabetisch schriftsysteem: we noteren de afzonderlijke klanken van een woord.
Spraakklanken (foneem) komen overeen met letters(grafeem), maar het is niet zo dat elke
klank een aparte letter heeft. Denk aan been en beer. Zelfde –ee, maar klinkt anders.
Pictografisch schriftsysteem: woorden weergeven d.m.v tekeningen en afbeeldingen (oudste
systeem). Dit doen we tegenwoordig nog steeds bij bijv. verkeersborden. Pictogrammen
werken uitstekend voor het weergeven van concrete dingen, maar voor abstracte dingen
werkt dit minder. Dit werd opgelost door het logografischsysteem: elk plaatje staat dan voor
één woord, waardoor er ook abstracte dingen in verwerkt kunnen worden. Het wordt dus op
een systematische manier weergegeven: de woorden en voor- en achtervoegsels krijgen
aparte symbolen. Chinees doet dit tegenwoordig nog.
Feniciërs ontdekten dat je alle woorden kunt ontleden in aantal klanken. Dit leidde tot ons
alfabet. Ze schreven alleen de medeklinkers op (Hebreeuws nogsteeds). Grieken hebben dit
uitgewerkt met klinkers.
Foneem: spraakklank die betekenisverschil tussen klankgroepen veroorzaakt. Bij gaaf en raaf
zorgt de f/r voor verschil in betekenis, dat zijn dus de fonemen. Het is een spraakklank die
weergegeven wordt door een grafeem. K l a p u n dus hoe je het hoort.
Grafeem: de tekens waarmee wij fonemen weergeven. Kan een letters zijn, maar ook een
letter combinatie. Boek heeft 3 grafemen: b, oe, k. dus echt hoe je het schrijft: k l a pp e n
Muis: 3 fonemen: m ui s en 3 grafemen m ui s
Probleem: ons alfabet heeft niet genoeg tekens om elk foneem weer te geven. We kennen
34 fonemen, maar maar 26 letters. Daardoor gingen we letters combineren: ui, oe, ch. We
hebben ook letters die niet één foneem weergeven, maar een combinatie van fonemen:
ks/kw: x/q. de c zouden we daarom ook kunnen missen, omdat deze de s en de k
representeert. 3e moeilijkheid: koppeling tussen fonemen en grafemen is niet eenduidig. In
de loop der tijd is –aa bijvoorbeeld verandert in –a. voor het foneem –aa, kennen we dus
tegenwoordig twee grafemen: -a en –aa.
Voordelen van dit systeem zijn: dat het kind veel minder tekens hoeft te leren, dan bij een
logografisch systeem. Wij kenen er 30, maar chinees 40000.
1.2 Hoofdregels van de Nederlandse spelling
Alfabetisch spellingssysteem = fonologisch principe. In het groene boekje staan hoofregels
Nederlandse spelling.
Fonologisch principe: elke foneem wordt apart weergegeven door een grafeem. Dit is het
beginsel van de standaard uitspraak. Voor elke grafeem mag ook maar 1 en hetzelfde
foneem staan. Woorden die alleen door het fonologische principe worden gespeld noemen
we klankzuiver: -aa, dus niet . we letten wel op de schrijfwijze van hele woorden. Paard is
met een d, niet omdat het klankzuiver is, maar paardenstal en paarden.
,Morfologisch principe: als we bij de spelling niet uitgaan van de klank, maar van de vorm van
de woorden, dan spreken we hiervan, of van het beginsel van de vormovereenkomst.
Woorden zijn vaak opgebouwd uit kleinere elementen die elk een eigen betekenis hebben,
die betekenisdragende elementen noemen we morfemen. Onwijs bestaat uit twee
morfemen: on en wijs. Wijs geeft de betekenis aan en –on de ontkenning. Sommige
morfemen komen als woord voor: vrije morfemen. Er zijn ook morfemen die niet als woord
voorkomen, maar altijd aan een bestaand woord moeten worden gevoegd: gebonden
morfemen. Die noemen we voorvoegsels als ze voor het woord komen en achtervoegsels als
ze achter het woord komen.
Twee regels:
1. Regel van de gelijkvormigheid: we schrijven een woord of voor/achtervoegsel steeds op
dezelfde manier. In onttrekken schrijven we 2 keer een t, omdat ont een voorvoegsel is,
ookal horen we er maar 1. In werkzaam horen we een –s, maar schrijven we een –z, want
het achtervoegsel is werkzaam. Je gaat dus na hoe een morfeem in een ander woord klinkt.
, Je maakt het woord dus langer: bed – bedden.
2. Regel van de overeenkomst: de opbouw van een woord wordt in de spelling duidelijk. Hij
vindt, want hij werkt. Grootte, want lengte. Stationsstraat, want stationsgebouw.
Verschil: bij de regel van de gelijkvormigheid blijft de vergelijking beperkt tot een en
hetzelfde foneem: je gaat na hoe dat morfeem in langere woorden geschreven wordt en bij
de regel van de overeenkomst moeten we een woord vergelijken met een heel ander woord
met ook een andere betekenis.
Syllabisch principe: heeft betrekking op de spelling van syllaben in een woord. Syllabe:
klankgroep, of gedeelte van een woord. Morfeem heeft altijd een betekenis, klankstukken of
syllaben niet. We zeggen loo pun en niet loop un. Aaaaaa jaks en niet aajjj aks. Syllaben zijn
dus klanken die bij een gesegmenteerde uitspraak van woorden als één groep worden
uitgesproken. Lettergreep: visuele verdeling van een woord. Twee regels:
1. Regel van verenkeling: als een klankstuk eindigt op een lange klank, dan schrijven we maar
1 letter. In ramen eindigt het klankstuk raa op een lange klank, en volgens de regel van de
verenkeling schrijven we maar één letter a dan.
2. Regel van de verdubbeling: als een klankstuk eindigt op een korte klank a/e/o/u, dan
wordt de medeklinker daarop verdubbeld.
Raaaaa is lange klank dus maar 1 m en kooooo is korte klank dus 2 keer f, koffer.
Spraakklanken -> fonologisch principe Morfemen -> morfologisch principe
Klankgroepen -> syllabisch principe Herkomst -> etymologisch principe
Etymologisch principe: herkomst is belangrijk voor schrijfwijze. Leenwoorden vallen hier ook
onder. IJ of EI. Rauw of rouw. Woorden die je dus niet weet zonder context. Ook vaak
woorden met CH aan begin.
1.3 Spellingvereenvoudiging
Alle voor- en tegenargumenten voor spellingsvereenvoudiging hebben te maken met:
- leerbaarheid v.d spelling – bruikbaarheid v/d spelling – sociale aanvaarbaarheid v/d spelling
Leerbaarheid: meeste fouten van onze spelling liggen bij verenkeling en verdubbeling (12%)
60% is verklaarbaar door spreektaalinvloed, dialectinvloed en vergissingen.
Bruikbaarheid: homofonen: woorden met dezelfde uitspraak, maar verschillende
schrijfwijze, hij/hei. Homografen: woorden met dezelfde schrijfwijze nemen toe als we doen
aan spellingsvereenvoudiging.
Aanvaardbaarheid: dit is het moeilijkste, het kost namelijk geld. Schoolboeken bijv
veranderen. Semantisch principe: vanuit de betekenis komen we tot de juiste schrijfwijze.
Boekenkast met N want in een boekenkast kunnen altijd meerdere boekeN. Bessesap geen
bessensap, want je kan van 1 bes al bessensap maken.