College 6: Identiteit en opvoeding van jeugd met
een migratieachtergrond
6.1, geboren en getogen
‘Hoe geven jongeren met een migratieachtergrond van de tweede en derde generatie betekenis aan
hun verschillende deelidentiteiten en op welke manier heeft dat impact op hun gevoelens van binding
met de bredere Nederlandse samenleving?’
Binding sociale banden tussen verschillende groepen of individuen, waarmee ze deel
uitmaken van eigen organisaties en netwerken
Bridging verbindingen binnen de bredere samenleving
Linking relaties tussen individuen en maatschappelijke instituties en personen met een
machtsverhouding die een link kunnen vormen tussen hen en maatschappelijke middelen, zoals
arbeid en zorg
Homofiele relaties zijn relaties gevormd door overeenkomsten in etniciteit, leeftijd, gender,
religie, etc. Dit gebeurt door zelfcategorisering (jezelf beschouwen als onderdeel van een
bepaalde groep). Heterofiele relaties zijn gevormd door verschillen. Deze zijn vaak zwakker en
geringer, maar bieden meer maatschappelijke mogelijkheden.
Hoe individuen de samenleving beleven, blijkt uit de mentale en emotionele verbinding die zij
hiermee hebben. Hieronder valt loyaliteit, identificatie en ‘erbij horen’. Hierin zit ook het verschil
tussen systeemintegratie (als burger uitmaken van een natiestaat en de regels opvolgen die
daarbij horen) en sociale integratie (opname van individuen in de samenleving). Sociale
integratie kent vier vormen:
Participatie deelname aan maatschappelijke instituties zoals onderwijs en de
arbeidsmarkt
Acculturatie het verkrijgen van de benodigde kennis en vaardigheden om mee te
kunnen doen in de samenleving/veranderingen die kunnen optreden binnen groepen
door middel van interactie en contact met andere groepen. Deze veranderingen zijn vaak
groter in niet-dominante groepen
Interactie het opbouwen van sociale contacten buiten de eigen kring
Identificatie de mate waarin het individu zich thuis voelt en zich identificeert met de
samenleving. Dit is de laatste stap van integratie en kan pas worden voltooid als de vorige
drie vormen ook behaald zijn
Aan de hand van de identificatie van het individu wordt zijn binding gemeten. Dit kan exclusief (ik
ben helemaal Nederlander), hybride (ik ben Nederlander en Marokkaan) of overwegend (ik ben
meer Nederlander dan Marokkaan) zijn. Anderen zeggen dat de mate van verbintenis met
anderen niks te maken heeft met de identificatie van die persoon.
Er kunnen drie dimensies van identificatie onderscheden worden. De eerste is functionele
identificatie, waarbij een individu niet als lid van een etnische groep wordt gezien, maar als
wijkbewoner, student, werknemer, etc. De tweede is normatieve identificatie. Dit is de mate
waarin een individu zijn normen en opvattingen in kan brengen in het publieke en politieke
domein. De derde is emotionele identificatie, waarbij het individu zich verbonden voelt met
anderen.
, Uit onderzoek blijkt dat jongeren met een migratieachtergrond zich sterker verbonden voelen
met de stad en zijn inwoners dan met de nationale identiteit. Zo identificeren ze zich met hun
vaderland en met de stad waar ze in wonen (bijvoorbeeld Turks en Rotterdams). Dit heeft sterk te
maken met waar ze zich thuis voelen. Dit kan op twee manieren: haven (fysieke omgeving,
concrete plek waar je je thuis voelt) en heaven (situatie waarin je jezelf kan zijn en jezelf kan
ontplooien).
Verbondenheid wordt ook wel sense of belonging genoemd en is belangrijk voor intrinsieke
motivatie voor zelfredzaamheid en gedragsverandering. Alleen als de relatie stabiel, langdurig en
veilig is, ontstaat er een gevoel van thuis zijn. De context/situatie van het individu speelt hier een
grote rol in en hangt dus niet alleen af van het individu.
Mensen baseren hun zelfbeeld niet alleen op hun persoonlijke karakteristieken en
eigenschappen (identiteit), maar ook op karakteristieken van de groep waarvan ze lid zijn (sociale
identiteit). Wanneer de groep negatieve beoordelingen krijgt, heeft dit ook invloed op het
individu. Hij zal zich minder verbonden voelen met de groep (reactieve identiteit).
Acculturatie kan op individueel niveau (interne veranderingen als gevolg van contact met andere
etnische groepen) en op groepsniveau. Op groepsniveau kan dit met 4 verschillende strategieën:
Assimilatie nadruk identificatie met de meerderheid, mensen uit niet-dominante
definiëren zichzelf als Nederlander
Separatie mensen zien zichzelf als lid van de eigen etnische gemeenschap
Integratie mensen identificeren zich zowel met de eigen etnische groep als met de
meerderheid, biculturele identiteit
Marginalisatie weinig interesse in het hebben van relaties met anderen, maar ook
eigen cultuur verliezen
Marginalisatie en assimilatie blijken het minst gunstig te zijn, omdat er sprake is van het
verbreken van emotionele banden met de eigen gemeenschap, wat gepaard gaat met een lager
welzijn, psychologische problemen en stress.
Ook kan crimineel gedrag een gevolg hiervan zijn. Dit ontstaat bij een zwakke of verbroken band
tussen individu en groep. Sociale binding wordt gezien als beschermende factor tegen
criminaliteit. Er bestaan 4 dimensies binnen sociale bindingen:
Attachment sociale en emotionele betrokkenheid
Commitment relevantie en belangstelling ten behoeve van de eigen toekomst
Involvement participatie aan activiteiten
Belief rechtvaardigheid en legitieme waardesystemen
Hoe meer deze dimensies samen bestaan, hoe meer er sprake is van binding.
In contacten met ouders, familie, vrienden en omgeving ontwikkelen jongeren een idee en
gevoel over hun etnische achtergrond. Deze identiteit krijgt een persoonlijke betekenis. Er zijn
verschillende theorieën over hoe dit proces verloopt, een daarvan is de etnische
identiteitstheorie van Jean Phinny. Hierin worden drie fasen omschreven.
In de eerste fase (unexamined etnic identity) is de etnische identiteitsbeleving vaag en
onontwikkeld. De jongere is niet of nauwelijks geïnteresseerd in zijn/haar etnische achtergrond
(lack of exploration). Dit kan leiden tot een diffusion positie (er is geen sprake van exploratie of
binding) of de foreclosure positie (er is geen sprake van exploratie, wel van binding omdat de