Testen en meten – 2022/2023 – Blok 1
Studiehandleiding
Met uitzondering van:
1
,Testen en meten – 2022/2023 – Blok 1
Week 1 – Door meten tot weten
• Hoe er gemeten wordt
• Kenmerken, onderscheidingen en toepassingen van meetinstrumenten
• Principes van constructie van meetinstrumenten
• Principes van testafname
• Verwerken en interpreteren van antwoorden
• Principes bij het bepalen v.d. kwaliteit van meetinstrumenten: standaarddeviatie, objectiviteit,
normen, betrouwbaarheid, validiteit.
• Communiceren van bevindingen aan wetenschappers en leken.
Verschil tussen test en vragenlijst:
− Bij een test moet de respondent zijn best doen. Maximum performance test (Engels). Test voor
prestatieniveau (R&S).
− Bij een vragenlijst moet de respondent eerlijk zijn. Typical performance test (Engels). Test voor
gedragswijze (R&S).
➢ Deze eerlijkheid is een zwak punt.
Bij vrijwel al het onderzoek worden tests of vragenlijsten gebruikt. Bij veel belangrijke beslissingen
worden tests of vragenlijsten gebruikt.
Voorbeelden:
− RAKIT: Revisie Amsterdamse Kinder Intelligentietest. Grote kist met speelgoed en testjes.
− ASL: Attitudeschaal Sociale Limieten. Voor jongeren en hoe zij zich verhouden tot normen en
waarden in onze maatschappij.
− CITO eindtoets basisonderwijs.
− Basisexamen inburgering.
Begrip = wat meet de test, waar hebben we het over.
Instructie = instructie hoe de test of vragenlijst te ondergaan/invullen.
Item (elke vraag) = stam (hetgeen waar je naar kijkt) + antwoordopties.
Vragenlijst bestaat uit een verzameling items (vragen, opties, antwoordmogelijkheden).
Antwoord = de geselecteerde opties.
Respondent = persoon waarbij wordt test wordt afgenomen.
Testleider = degene die de testafname doet.
Bij de analyse wordt aan elk antwoord een score toegekend, deze score is de itemscore.
Itemscore = score die aan elk antwoord gegeven wordt (dit is een variabele).
Testscore/schaalscore = som van de itemscores (dit is ook een variabele die gebruikt wordt om een
begrip te meten waar de test zich op richt).
Beoordelaar = diegene die het antwoord omzet in een score. Vooral relevant bij open vragen.
Vergelijking (v.d. testscore) met een absolute standaard = als de testscore leidt tot een uitspraak als
geen/redelijk/hoog sexappeal, gezakt/geslaagd, VMBO/HAVO/VWO etc. Standaard van tevoren
bepaald.
2
,Testen en meten – 2022/2023 – Blok 1
➢ Testscore = 1 > geen sex-appeal.
Norm = vergelijking testscore met andere testscores. Dit komt het meeste voor!
➢ Testscore = 1, maar gemiddelde 0,5 > relatief hoog sex-appeal.
Vragen die je kunt stellen bij een vragenlijst:
− Zijn de testscores zinvol te interpreteren?
− Meet de vragenlijst wat je wil meten?
− Zijn de items van goede kwaliteit?
− Verschilt iemand met een testscore 4 genoeg van iemand met een testscore 5 om een
daadwerkelijk verschil uit te drukken?
− Zijn er genoeg items in de vragenlijst?
Of antwoorden wel goed zijn, kun je deels:
− … bepalen zonder afname (kennis en ervaring).
− … bepalen door pre-testen.
− … alleen bepalen na langdurig onderzoek.
Advies: gebruik ‘zo mogelijk’ bestaande gevalideerde vragenlijsten.
Vraagvorm t.a.v. gesloten antwoorden:
Dichotome items Polytome items
Twee itemscores: Meer dan 2 itemscores, bv. Xg ϵ {0, 1, 2, 3, 4}.
Xg = 0 of Xg = 1. Helemaal mee eens tot en met helemaal niet mee
Goed/fout, eens/oneens, ja/nee. eens etc.
Contra-indicatieve items = contradictie in twee items, bv. rommelig en verward > in dit geval moet
je omscoren om dit item te kunnen gebruiken.
Testscore berekenen in SPSS: Transform >
compute variabele > nieuwe variabele maken,
namelijk testscore (x) > variabelen selecteren en
optellen (snelle manier is typen
“sum(eerste_variabele to laatste_variabele)) > je
kan op ok drukken of op paste om syntax file te
krijgen, dit heeft als voordeel dat je het makkelijk nog een keer kan doen > nieuwe variabele verschijnt
in je SPSS document.
Somscore wordt vervolgens gebruikt om het desgewenste begrip te meten.
3
, Testen en meten – 2022/2023 – Blok 1
Herhaling statistiek
∑𝑛 𝑥
Gemiddelde: 𝑋̅ = 𝑖=1 𝑖
𝑛
− Som van de scores van alle personen en je deelt dit door het aantal personen.
− Centrummaat, het midden.
− Te interpreten als de verwachte waarde als je niks van iemand of iets zou weten.
− Voor dichotome items geldt 𝑋̅ = 𝑝 (p-waarde = proportie respondenten die een itemscore 1
heeft, is het gemiddelde). Als 90 v.d. 100 mensen het goed hebben, is de p-waard .90.
∑𝑛
𝑖=1(𝑥𝑖 −𝑥̅ )
2
Standaarddeviatie: 𝑆 (𝑋) = √ 𝑛
− Spreidingsmaat.
− ‘Verwachte’ afstand tot het gemiddelde = als ik niks van jou weet is mijn beste schatting
het gemiddelde met inachtneming van de deviatie.
− Drenth en Sijtsma delen door n i.p.v. n – 1.
− Voor dichotome items geldt: 𝑆(𝑋) = √𝑝 (1 − 𝑝). Proportie die het weet maal de proportie
die het niet weet.
∑𝑛 (𝑥 −𝑥̅ )2
Variantie: 𝑆 2 (𝑋) = 𝑖=1 𝑛𝑖
− Spreidingsmaat.
− Gekwadrateerde standaarddeviatie.
− Niet zo goed te interpreteren.
− Vooral gebruikt achter de schermen om te rekenen.
− Voor dichotome items geldt: 𝑆 2 (𝑋) = 𝑝(1 − 𝑝).
Deviatiescore (afwijkingsscore): 𝑥𝑖 = 𝑋𝑖 − 𝑋̅
− Iemands score – de gemiddelde score.
− Geeft afwijking van groepsgemiddelde op de originele schaal.
− Wordt gebruikt om in te schatten of iemand een hoge of lage score heeft.
− Som en gemiddelde deviatiescore is altijd 0, SD gelijk aan S(X).
𝑥𝑖 − 𝑥̅ 𝑥𝑖
Z-score (standaardscore): 𝑧𝑖 = 𝑆(𝑋)
= 𝑆(𝑋)
− Deviatiescore gedeeld door de standaarddeviatie.
− Geeft afwijking van het groepsgemiddelde in het aantal standaarddeviaties.
− Gemiddelde is altijd 0, standaarddeviatie is altijd 1.
− 3 standaarddeviaties van het gemiddelde is veel.
− Wordt veel gebruikt bij testen en meten.
4