Hoofdstuk 1: het biopsychosociale model
Paragraaf 1.1
Psychiatrische patiënten in de middeleeuwen ‘zwart gal’. Soms ook verbrand
Eind 14e eeuw psychiatrische patiënten naar ‘dollehuizen’ → geen behandeling, meer opsluiting
Tweede helft 18e eeuw: stroming waarin men wel wilde dat psychiatrische ziektes werden behandeld
19e eeuw: steeds meer behandeling in een soort ziekenhuizen. Biologische psychiatrie ontstond.
Paragraaf 1.1.2
Biomedische benadering beperking voor sommige wel goed, voor andere niet. Stoornissen als
depressie en schrizofenie werden niet herkend → twee nieuwe stromingen Van Kraepelin en Freud
Kraepelin:
- Klinische patiënten
- Legde nadruk op belang van nauwkeurige beschrijving klinische beeld en vooral ook op het
beloof op de langere termijn van psychische ziekten
- Alle patiënten beschrijven, van begin tot eind
- Verschil psychiatrie en neurologie. Wel sprake van relatie tussen hersenafwijking en gedrag
bij psychische stoornissen, maar niet alleen dat.
Freud:
- Ambulante patiënten (lichtere vorm)
- Ontwikkelde psychoanalyse. Centrale hypothese: de klachten en symptomen van
‘hysterische’ patiënten berustten op onbewust gemaakte (verdrongen) innerlijke conflicten.
- Genezing was mogelijk door bewust maken conflicten. Behandeling door op bank liggen en
vrij laten associëren
Psychotherapeutische benadering:
- Vele experimenten
- Ook psychische ziekte als slecht
Paragraaf 1.1.3
Meyer
- Hield zich bezig met nazorg van uit inrichtingen ontslagen patiënten en stimuleerde hun
resocialisatie
- Onderzoek ziekmakende factoren in de maatschappij
Drie invalshoeken
- Biologisch: medicatie, neurowetenschappen ontwikkelen zich
- Psychologisch: andere psychotherapie vormen als client-centered therapy en
systeemtherapie. Empirisch onderzoek
- Sociologisch: ‘antipsychiatrie’, patiënt autonoom
- Combinatie van benaderingen: biopsychosociale model/sociale brein
1.2 biopsychosociaal model: herkomst en betekenis
Manier van denken:
- Verzet tegen eenzijdig ziektemodel: eenzijdige model gaat uit van stoornis ontstaat buiten
persoon om, soms wel handig, vooral monocausaal biomedisch. Echter eenzijdig gebruik, kan
leiden tot onpersoonlijk en ineffectief behandelklimaat (belangen cliënt niet aan bod).
- Verzet tegen eenzijdig psychologisch of sociologisch model: nagaan of somatische klachten
een rol spelen bij ontstaan of blijven bestaan. Bezwaar psychosomatiek
1
, - Drie invalshoeken combineren: meeste gevallen psychiatrie in alle drie de invalshoeken van
belang zijn om gestoord gedrag te begrijpen en bij diagnostiek en behandeling moet worden
betrokken.
- Classificeren vs diagnosticeren:
1. Classificeren: het onderbrengen van een individuele cliënt bij een groep op basis van een
aantal gedeelde kenmerken
2. Diagnosticeren: zo veel mogelijk doorgronden van de aard en het ontstaan van de
psychische stoornis waar een individuele cliënt aan lijdt, waarbij men zo veel mogelijk
kenmerken van iemands totale persoon in heden en verleden betrekt.
➔ Men probeert als het ware inzicht te krijgen in aard en ontwikkeling van iemands
individuele biopsychosociale profiel
- Integrale of holistische visie: aanhangers holistische visie. Wetenschappelijke rationaliteit
1.2.2 biopsychosociale model als vorm van systeemtheorie
Von Bertalanffy
- Organisme als systeem: een zichzelf handhavende unieke organisatie van allerlei chemische
en fysische processen. Interactie met omgeving, open systeem. Elk systeem opgebouwd uit
subsystemen, kan ook subsysteem van hogere orde worden
Systeemhiërarchie: de verschillende systemen zitten ergens in de systeemhiërarchie. Onderaan de
kleinste deeltjes die we kennen daaropvolgend systeemniveau zijn die georganiseerd tot systemen
van hogere orde. Die op hun beurt weer gaan functioneren als subsystemen in de laag erboven. Ook
belangrijk eigenschap open systeem: trachten zich te handhaven door zich aan te passen
Persoon centraal: persoon met gedrag en beleving van centrale betekenis. Hoogste capaciteit:
zelfbewustzijn en het in vrijheid bewust handelen.
- Persoon hoogste niveau kan men ook ‘organisme hiërarchie’ noemen: beschrijft persoon als
organisme. Hierop richt zich de biologische benadering
- Laagst systeemniveau van de ‘sociale hiërarchie’: die de mens als deelnemer aan sociale
systemen weergeeft. Hierop richt zich de sociologische benadering
Praktische betekenis van het model van Engel
- Praktijk: bij een ziekte vaak primaire stoornis op een bepaald systeemniveau (bijv. niveau
zenuwletsel bij dementie)
- Geïsoleerde functiestoornis op bepaald niveau kan leiden tot allerlei evenwichtsverstoringen
op hogere niveaus. Stoornis gevolgen voor omgeving. Kan ook andersom (bijv. werkloos
worden)
- Psychiatrie beide ‘denkroutes’ kunnen aan de orde zijn (van beneden naar boven en
omgekeerd)
➔ Door systeemhiërarchie of biopsychosociale model volledig inzicht in keten van
gebeurtenissen aan een ziekte voorafgaan of erop volgen
Biopsychosociale model en verbanden daarin moeten wel worden aangetoond door
wetenschappelijk onderzoek in specifieke casussen
1.3 het biopsychosociale model in de praktijk: diagnostiek
Diagnostiek is een proces van drie stappen: informatieverzameling, classificatie en structuurdiagnose
2
,1.3.1 Informatieverzameling: naast noodzakelijke kennis steeds moet trachten basale informatie te
verkrijgen over iemands huidige situatie. Informatie over:
- Belangrijkste somatische gegevens en eventueel lopende behandelingen
- De wijze waarop iemand zijn stoornis, de gevolgen daarvan en de eventuele behandeling
beleeft. Hoe iemand met ziekte omgaat, indruk therapiemotivatie en ‘ziektewinst’
- Sociale context: leef- en woonsituatie (eerste milieu), en werk (tweede milieu), en het
contact met familie, medeburgers, vrienden enzovoort (derde milieu) en de mate van steun
die de cliënt daaruit ontvangt. Ook cultuur, religieuze of politieke overtuigingen
➔ Beeld vormen hoe deze aspecten zich gedurende ontstaan stoornis zich hebben
ontwikkeld. Basale kennis functioneren voor ziekte (lichamelijke gezondheid,
persoonlijkheid en psychische gezondheid, sociaal functioneren en eerdere ervaringen
gezondheidszorg)
1.3.2 classificatie: het bepalen welke officieel erkende ziekte hij heeft
- Classificatiesysteem DSM
- ICD
Achtergrond DSM:
- Concrete beschrijving waaraan iemand moet voldoen om hem of haar te categoriseren met
stoornis.
- Opgedeeld in assen:
1. As 1: stoornissen geregistreerd
2. As 2: opvallende persoonlijkheidstrekken beschreven of afwijkende
persoonlijkheidstypen
3. As 3: eventuele lichamelijke afwijkingen
4. As 4: hierop worden de psychosociale en andere omgevingsproblemen geregistreerd
5. As 5: hoe iemand het laatste jaar heeft gefunctioneerd (als persoon in werk, relaties enz.)
DSM helpt met de indeling van de cliënt in een groep, maar daarmee is er nog geen diagnose zoals
nodig is om voor iemand op zijn individuele toegesneden behandelplan te maken
Psychiatrische symptomen op te vatten als versterking of meer uitgesproken uitingsvorm van
verschijnselen in het gewone leven. Functiestoornis gaat gepaard met lijden en/of sociaal
disfunctioneren.
Overtuigd feit stoornis, maar voldoet niet aan alle criteria → Niet Anders Omschreven
1.3.3 structuurdiagnose: het komen tot een formulering van hoe de stoornis bij deze individuele
cliënt tot stand is gekomen en waarom deze blijft bestaan (in classificatie is het syndroom (stoornis
volgens DSM) vastgesteld en ook is geprobeerd andere assen zo goed mogelijk in te vullen).
Biopsychosociale benadering biedt een kader waarmee men systematisch alle mogelijke factoren kan
nalopen, maar ze ook met elkaar in verband kan brengen.
Multiconditioneel denken (ofwel biopsychosociaal): denken in meerdere oorzaken. Echter een
specifieke oorzaak wel aan te wijzen. Risicofactoren
3
, Stress-kwetsbaarheidsmodel: gaat ervan uit dat het menselijke gedrag kan worden gezien als een
voortdurende interactie met de buitenwereld. Deze stelt een persoon voortdurend voor
‘problemen’. Enerzijds uitgenodigd door buitenwereld, anderzijds wordt hij ook vaak gealarmeerd of
bedreigd.
- Probleem wordt stressor genoemd en de toestand waarin iemand komt door een stressor
stress. Kan worden opgevat als evenwichtsverstoring
- Toestand van stress roept reacties op: men moet ermee omgaan om evenwicht te herstellen
→ coping: verweer/het hoofd bieden aan → lukt het niet dan ontregeld → kan
‘decompensatie’ (ineenstorting van lange duur) optreden
➔ Ofwel balans tussen draagkracht en draaglast. Beschermende factoren draagkracht.
Risicofactoren draaglast
Hypothese: structuurdiagnose als hypothese die in de loop van de behandeling moet worden
getoetst. Diagnose geen eenmalig gebeuren, maar een proces
1.3.4 stress-kwetsbaarheidsmodel in de praktijk. Stressoren
- Biologisch niveau: hersenziekten of overige somatische ziekten, drugs, intoxinaties en
geneesmiddelen. Belang onderscheid ontstaan psychische stoornis
1. De ziekte heeft direct de hersenfunctie beïnvloedt. De ziekte kan door het ondermijnen
van iemands lichamelijke vitaliteit en psychische draagkracht, indirect het vermogen tot
omgaan met stressoren aantasten en daardoor iemand destabiliseren
2. Men kan ook depressief worden doordat men een lichamelijke ziekte heeft en daardoor
allerlei mogelijkheden verliest → verwerkingsproblematiek
- Psychologisch niveau: het moeten verwerken van ernstige trauma’s, verliezen, bedreigingen,
teleurstellingen, frustraties en dergelijke. Ook het moeten leven met grote innerlijke
spanningen en conflicten. Kan gaan om chronische of tijdelijke stressoren
- Sociologisch niveau: onverwachte opgaven en problemen, zoals overlijden partner. Ook
andere vormen van verlies als werk. Ook chronische alledaagse zorgen die nooit overgaan.
Tenslotte problemen die bij het begin van elke levensfase optreden, zoals ouder worden.
Kwetsbaarheid:
- Biologisch niveau: alle somatische aandoeningen die iemands draagkracht ondermijnen
- Psychologisch niveau: eigenschappen die tot iemands persoonlijkheid behoren. Wijze
waarop je omgaat met stressoren.
1. Cognitieve psychologie: onderzoeken waardoor het proces van het omgaan met
stressoren bij iemand wordt bepaald. Cognitieve therapievormen zijn erop gefocust om
die denkbeelden te corrigeren.
2. Leertheorie: kan nuttig zijn bij nagaan of mensen in de loop van hun leven een bepaald
probleemoplossend gedrag hebben aangeleerd dat contraproductief werkt. Leertheorie
(gedragstherapie) oplossing: men probeert iemand nieuw gedrag aan te leren
3. Psychoanalyse: let vooral op hoe mensen met problematische lastige gevoelens omgaan.
Afweermechanisme: manier om de bewuste beleving van de pijnlijke gevoelens weg te
werken, psychische reflexen.
- Sociologisch niveau: kwaliteit sociale netwerk belangrijke bron externe steun. Wegvallen
steunpunten maakt iemand kwetsbaar.
1.4 het biopsychosociale model in de praktijk: behandeling en begeleiding
- Goede behandelrelatie: voortdurende reflectie
- Aandacht voor sociale systemen waarin de cliënt leeft en steun kan ontlenen. Opletten in
hoeverre deze personen betrokken kunnen worden
4