Europeesrecht uitwerking leerdoelen WEEK 1
_________________________________________________________________________________
∞ de totstandkomingsgeschiedenis van de EU op hoofdlijnen beschijven
Europees recht: het geheel van juridische regels, besluiten, feiten en structuren ontstaan in de loop
van de Europese integratie, gericht op het instandhouden, het functioneren, de doelstellingen en
waarden van de Europese Unie. Deze Unie als verband van lidstaten en burgers dient de vrede, de
welvaart en de ontwikkeling van Europa tot een woonplaats van mensen met een gedeelde
werkelijkheid en bestemming
Het begon met het EGKS-Verdrag van Parijs in 1951. Het EGKS was er om oorlogen te
voorkomen, de welvaart omhoog te krijgen en omdat het makkelijker moest worden om te
handelen. Elk land moest een stukje van zijn soevereiniteit afstaan.
In 1957 werd de economische gemeenschap opgericht bij het EEG-verdrag en Euratom-
verdrag. Iij werd er een verdrag opgericht voor atoomenergie.
In 1992 werd het Verdrag van Maastricht opgericht Het ‘ EU-verdrag. Dit verdrag richtte
eigenlijk de Europese Unie op.
In 1997 sloten de lidstaten het Verdrag van Amsterdam en in 2001 het Verdrag van Nice.
1 december 2009 ging het verdrag van Lissabon in werking, die schafte de pijlerstructuur af
zodat de EU een inzichtelijker geheel werden.
Pijlers: de afzonderlijke blokken, opdeling.
EGKS: Europese gemeenschap voor kolen en staal
De Europese Unie heeft geen eigen Grondwet.
∞ de doelstelingen en de rechtsbeginelen van de EU benoemen en uitleggen
Doelstellingen:
Art. 3 VEU: hierin worden de doelstelling van de EU genoemd.
Denk aan open grenzen, vrijheid en vreedzaam, voorkomen oorlogen, handel bevorderen.
Rechtsbeginselen:
Art. 5 lid 2 VEU: Subsidiariteitsbeginsel: maatregelen moeten worden genomen op het laagste
bestuursniveau waar dit effectief is. De EU hoort slechts op te treden indien de doelstellingen
van de Unie niet voldoende worden bereikt door optreden van lager of door actie van de Unie
kunnen ze beter worden bereikt.
Art. 5 lid 4 VEU: Proportionaliteitbeginsel (ook wel evenredigheidsbeginsel): van toepassing
op handelingen van lidstaten binnen de werkingssfeer van het Unierecht. Acties moeten
effectief zijn om doelstelling te bereiken, niet verder gaan dan noodzakelijk en propotioneel
zijn ten opzichte van de doelstellingen van de actie.
Non-discriminatie: gelijkheidsbeginsel. Gevallen mogen niet verschillend worden behandeld,
tenzij zij objectief gezien verschillen.
Art. 6 VEU: Mensenrechten: De Unie is verplicht om de mensenrechten te respecteren zoals
die zijn gewaarborgd door het EVRM
Art. 4 lid 3 VEU: Loyaliteitsbeginsel: de lidstaten moeten loyaal zijn aan de EU
attributiebeginsel
Procedurele beginselen: Betreffen het eerlijk verloop van juridische en administratieve procedures.
Meest bekend:
Het recht op vertrouwelijkheid
Het recht om gehoord te worden
Motivering (besluiten tegen persoon motiveren)
, Opgewekte en gerechtvaardigde verwachtingen door EU mag een persoon van uit gaan
Een maatregel mag niet ingaan voordat hij gepubliceerd is. Geen terugwerkende kracht.
Andere beginselen ontwikkeld door het Hof. (art. 19 VEU) Zij dragen op bij de uitlegging en
toepassing van de verdragen de eerbiediging van het recht te verzekeren
∞ uitleggen wat staatssoevereiniteit is en hoe die kan worden beperkt
Soevereiniteit is het laatste woord van de staat over zijn samenleving en economie, uitgeoefend met
politieke, juridische, financiele en fysieke middelen.
Attributie: de Europese Unie heeft slechts de bevoegdheden die aan haar zijn overgedragen door de
lidstaten. Zij kan geen doelstellingen nastreven die niet in de verdragen zijn vastgelegd.
∞ de begrippen intergouvernementeel en supranationaal uitleggen
Supranationaal: een internationaal orgaan met een zekere autonomie en eigen bindende
bevoegdheden over lidstaten.
Intergouvernementeel: is een samenwerkingsverband, waarbij de nationale regeringen van de
deelnemende landen elke beslissing moeten goedkeuren. organisaties met speciale internationale
verantwoordelijkheden
– Supranationale organisatie binnen de EU: het hof, de commissie, het parlement, de bank, de
rekenkamer.
– Intergouvermentele organisatie: Europese raad, Raad van Ministers.
∞ uitleggen welke rollen de Europese Raad, de Raad van de Europese Unie, de Europese Comissie,
het Europese Parlement en het Europese hof van Justitie spelen binnen de Europese Unie
Art. 47 VEU: de EU bevat rechtspersoonlijkheid.
Art. 13 lid 1 VEU: noemt de instellingen van de EU.
De Europese Raad (niet de raad!!!)
De raad van de Europese unie (niet de raad!!!)
De Europese Commissie (art. 13 en 17 VEU, art. 244-250 VWEU)
Taken: art. 17 lid 1 VWEU
Toezichthouder, regelt het dagelijks bestuur en is de motor van de unie.
Initiatiefrecht
Het Europees Parlement (art. 13-14 VEU, art. 223-234 VWEU)
Taken: wordt beschreven in art. 225- 234 VWEU.
Normaal heeft een Parlement een wetgevende taak, maar ligt hier beperkter. EP neemt deel
aan het uitoefenen van wetgevingstaken en begrotingstaken. Hij moet instemmen met
toetreden van nieuwe lidstaat tot de unie. Daarnaast is het een controle instantie. En hij stelt
de begroting vast samen met de Raad.
Europese hof van Justitie (art. 13 en 19 VEU, art. 251-281 VWEU)
, Art. 19 lid 1 VEU: het verzekeren van de eerbiediging van het recht bij de uitlegging en
toepassing van de EU-verdragen. Kijken of lidstaten naleven en anders ingrijpen met
bijvoorbeeld dwangsom. Prejudiciele vragen beantwoorden
Bestaat uit verschillende instanties:
1. Het hof van justitie (hof):
2. Het gerecht
3. Gespecialiseerde rechtbanken
∞ uitleggen waarom de EU een autonome rechtsorde is
De Europese Unie is een autonome rechtsorde omdat het Europese recht op zichzelf staat. Het staat
los van het nationale rechtstelsel en heeft deze niet nodig.
• Van Gend- en Loosarrest: het Europese hof zegt dat het Europese recht directe werking heeft.
Directe werking houdt in dat een burger er rechtstreeks een beroep op kan doen.
• Costa/ ENEL-arrest: Hierin is bepaald dat het Europese recht voorrang heeft op de nationale
wetgeving.
Met deze twee arresten was de autonome rechtsorde geboren.
Europeesrecht uitwerking leerdoelen WEEK 2
_________________________________________________________________________________
∞ de bronnen van het Europees recht benoemen (H2.8)
Primair EU-recht *
VEU en VWEU*
Handvest grondrechten EU*
Secundair EU-recht (art. 288 VWEU)*
Verordeningen*
Richtlijnen*
Besluiten
Rechtsbronnen ‘in-between’*
Jurisprudentie HvJ en GEA*
Algemene rechtsbeginselen
Tertiair’ EU-recht; soft law
- Groenboeken
- Witboeken
- Bekendmakingen
EU-beleid
- Richtsnoeren
* = de rechtsbronnen die wij gebruiken.
∞ aangeven wie het bestuur van de EU vormen
∞ aangeven welke EU-instellingen bij de besluitvormingsprocedure zijn betrokken
Betrokken partijen bij totstandkoming besluiten:
1. De Commissie: zij kan voorstellen doen. Initiatiefrecht art. 17 lid 2 VEU
in art. 76 VWEU is gesteld dat het initiatief kan worden gedeeld met een kwart van de
lidstaten.
Art. 293 lid 2 VWEU: Totdat een wetgevingshandeling definitief is vastgesteld, kan de
commissie het door haar ingediende voorstel in elk stadium van de procedure wijzigen.
2. De raad
3. Het Europees parlement Wetgevende taak