Samenvatting Kennistoets 4. Alle verplichte literatuur is uitgewerkt en aangevuld met aantekeningen uit de lessen. HBO Verpleegkunde. Hogeschool Utrecht. Jaar 2.
Wat zijn redenen waarom bij ouderen sneller en meer bijwerkingen ontstaan bij het gebruik van standaarddoseringen van geneesmiddelen?
Antwoord: 1. De werking van P450-enzymen in de lever neemt af waardoor geneesmiddelen langzamer gemetaboliseerd worden.
2. Door polyfarmacie is er meer sprake van interactie.
3. De klaring in de nieren neemt af met de leeftijd.
2.
Welk(e) symptomen kan/kunnen voorkomen bij een ruggenmergcompressie op thoracaal niveau?
a) Gevoelloosheid in de benen
b) Verlies van controle over de blaas
c) Erectiele disfunctie (impotentie)
d) Verlamming van de bovenarmen
Antwoord: a, b en c.
3.
Meneer Scott leest op de verpakking van de pillen simvastatine die hij zojuist heeft gekregen dat hij ij het gebruik van dit middel geen grapefruitsap mag gebruiken.
Welke term is hier van toepassing?
Antwoord: Interactie.
4.
Welke symptomen zijn een direct gevolg van linkszijdig hartfalen?
Orthopnoe, gewichtstoename, nycturie, dyspneu bij inspanning, enkeloedeem.
Antwoord: Orthopnoe en dyspneu bij inspanning.
5.
Maak de zin kloppend.
Bij kortwerkende insuline kan als bijwerking ... hypoglykemie optreden.
Bij langwerkende insuline kan als bijwerking ... hypoglykemie optreden.
Bij metformine kan als bijwerking ... hypoglykemie optreden.
Bij glibenclamide kan als bijwerking ... hypoglykemie optreden.
Antwoord: wel
niet
niet
wel
6.
Welke bewerking over atriumfibrilleren is ONJUIST?
1. AF kan spontaan overgaan in een normaal hartritme.
2. AF wordt gekenmerkt door een irregulaire polsslag.
3. Patiënten met chronisch AF hebben een verhoogd risico op het krijgen van een CVA.
4. AF is een risicofactor voor diepveneuze trombose.
Antwoord: 4
7.
Patiënten met schizofrenie:
a) leven soms zelfstandig en hebben soms ook betaald werk.
b) kunnen moeilijk communiceren
c) zijn onvoorspelbaar en gevaarlijk
d) zijn niet in staat om sociale rollen volgens maatschappelijke normen te vervullen
Antwoord: a
8.
Bij duchenne-spierdystrofie is het kenmerkent dat kinderen op een latere leeftijd beginnen met lopen. Tussen de drie en zeven jaar krijgt het kind een veranderd looppatroon. Hoe wordt dit looppatroon ook wel genoemd?
Antwoord: Waggelende gang.
9.
Koppel de volgende begrippen. (Cijfer letter)
1. Neuromusculaire overgang
2. Motorische voorhoorncel
3. Spier
a. Myasthenia gravis
b. Duchenne-spierdystrofie
c. Amyotrofische lateraal sclerose
Antwoord: 1 - a
2 - c
3 - b
10.
Welke uitspraken over de behandeling van obesitas zijn juist?
a) Een normaalwaarde van de BMI behalen is voor de meeste mensen met morbide obesitas zonder operatief ingrijpen niet haalbaar.
b) Omdat de behandeling van obesitas complex is, wordt meestal gekozen voor een gestandaardiseerd dieet.
c) Gezondheidswinst treed op bij 5-10% gewichtsverlies.
d) Van de veranderingen in leefstijl die worden geadviseerd bij obesitas, heeft een uur matig intensieve beweging het grootste effect op het lichaamsgewicht.
Antwoord: c en d
Voorbeeld van de inhoud
Samenvatni Kennistoetets 4
Zelfmanaiement bij mensen met een chroetnische ziekte
Waarom zelfmanagement? In de afgelopen 8 jaar is het aantal mensen met één of meer chronische
ziekten met 17% gestegen. In 2011 waren er 5,3 miljoen mensen met een chronische ziekte. Het
aantal mensen met multmorriditeit is nog harder gestegen, met 26%. Prognose 2030: 7 miljoen
mensen met een chronische ziekte (40% van de revolking). Chronische ziekten en multmorriditeit
komen veel voor rij ouderen en mensen met een lage opleiding.
Wat zijn de gevolgen van toename aantal mensen met een chronische ziekte?
- Minder goede kwaliteit van leven
- Meer frequente en langdurige ziekenhuisopnames
- Meer kans op complicates na een operate
- Meer kans op vroegtjdig overlijden
- Stjging van zorgkosten
Zelfmanagement is nodig om de zorgvraag de komende jaren aan te kunnen.
Wat is zelfmanagement? ‘Zelfmanagement is de mogelijkheid van het individu om de symptomen,
rehandeling, fysieke en psychosociale consequentes, en de veranderingen in levensstjl die inherent
zijn aan het leven met een chronische aandoening, te managen’.
‘Aanleren van gezondheidsvaardigheden’
- Educate over aandoening
- Stmuleren van symptoommonitoring
- Ondersteuning rij medicatemanagement
- Verandering in leefstjl
- Ondersteuning rij resliskunde
- Relate met zorgverlener
- Hulp rij acteplannen (zorgplan)
- Hulp rij prorlemen oplossen
Doel van zelfmanagement: gedragsverandering
- Begin aanleren van kennis en zelfmanagementvaardigheden (voorwaarde: motvate en de
juiste omstandigheden!)
- Vertrouwen krijgen in eigen kunnen
- Gedragsverandering
5A Model
Methodische manier om zelfmanagement te ondersteunen:
- Achterhalen
- Adviseren
- Afspreken
- Assisteren
- Arrangeren
Wat kun je als verpleegkundige met zelfmanagement?
- Wees alert
- Blijf je verwonderen (signaleren)
- Vraag door
- Betrek de patint in het formuleren van doelen (wat wil patint zelf?)
- Betrek de sociale omgeving
, - Schakel andere disciplines in
- Gerruik rewezen efecteve tools
- Ga met elkaar in gesprek Waar kun je met elkaar alert op zijn als het gaat om jouw
doelgroep?
- Stel prioriteiten: Wat wil de patint? Wat denk jij als professional dat verstandig is? Maak
keuzes en resteed hier intensief aandacht aan.
- Ga na wat de patint zelf kan. Wees een coach.
Kwalitatieve interviewtechnieken en data-analyse
Kwalitatef onderzoek:
- Precieze reschrijving van hetgeen er tjdens
- Richt zich op de aard van het fenomeen
- Vind minder plaats in de verpleegkunde dan het kwanttateve onderzoek
(Voorkomen van een fenomeen, en richt zich op het toetsen van hypothesen)
- Een onderzoeksproces gericht op het inzichtelijk maken van een situate geraseerd op
verschillende onderzoekstradites die een maatschappelijk of menselijk prorleem rlootleggen.
Verschil tussen kwanttatef onderzoek en kwalitatef onderzoek:
- Kwanttatef is cijfers.
- Kwalitatef is gedrag en gevoel etc.
Kwalitatef onderzoek dan her je meer voorkeur voor:
- Sociale werkelijkheid reschrijven
- Inductef te werk gaan
- Het renuten van gegevens die ontleend zijn aan een natuurlijke context
- Analyse door middel van ordening
- Inzicht geven in de resultaten door middel van woorden en reelden
Dit is een algemene flosofsche grondslag.
Going natve: gevaar voor meegaan in de onderzochte setng
Bronnen:
- Teksten
Duidelijk verrand tussen de onderzoeksvraag en het schrifelijke materiaal
Traceerraarheid van schrifelijke documenten
Toestemming om de documenten te mogen gerruiken
- Interviews
Ongestructureerde (open): Alleen over de onderzoeksvraag
Semigestructureerde: Aan de hand van topics
Gestructureerde: Je stelt die vraag
Duidelijk verrand tussen de onderzoeksvraag, thema en de geïnterviewde
Traceerraarheid van de informate
Toestemming om het interview te gerruiken en ernaar te verwijzen
- Orservates
Duidelijk verrand tussen de onderzoeksvraag, de orservate setng en georserveerde
Traceerraarheid van de informate uit de orservate
Toestemming om de orservate te gerruiken en ernaar te verwijzen
Voor een goed kwalitatef onderzoek:
- Geloofwaardigheid
- Verplaatsraarheid
,- Plausiriliteit
- Verifeerraarheid
Beoordelen van kwalitatef onderzoek:
- Zijn de resultaten valide?
- Wat is het relang van de resultaten?
- Hoe helpen deze resultaten mijn cliinten?
Deze onderzoeken kunnen ertoe rijdragen dat vanzelfsprekendheden worden omgezet naar een
ander releid.
Validiteit → wat je hert gemeten, dat dat waar is.
- Intern: klopt het wat je meet?
- Extern: kun je het ook in andere situates gerruiken?
Betrouwraarheid → zijn de data die verzameld is op een retrouwrare wijze gedaan, kan de data op
dezelfde manier door iemand anders ook worden verzameld.
Na een interview:
- Transcrireren: leterlijk uitypen (www.otranscrire.com)
- Coderen: analyseren in 3 stappen
Open: lareltjes/ thema’s geven.
Axiaal: alle codes op een mindmap zeten, lijnen trekken tussen woorden en daar je verranden mee
te leggen.
Selectef: je conclusies trekken.
- Triangulate: op verschillende manieren data verzamelen OF één instrument op verschillende
manieren of momenten inzeten OF data op verschillende manieren analyseren
Theoretsch verzadigd: genoeg data verzameld er is geen nieuwe data meer nodig. Je kan een
conclusie gaan trekken.
Verpleeikundii leiderschap en het zelfmanaiement van de patiint
Er zijn vele defnites van verpleegkundig leiderschap. Onze defnite is: Het samen met collega’s van
eigen en andere disciplines én met patinten en familie werken aan waardevolle zorg, passend rij de
situate. Voor ons hoort verpleegkundig leiderschap rij je dagelijks werk, waarrij je invloed uitoefent
op zowel de zorg dichtrij de patint als de strategische richtng van de zorgorganisate waarin je
werkt en daarruiten.
Verpleegkundig leiderschap wordt gevormd door:
Een grote mate van rewustzijn van (het efect van) de eigen professionele rol te midden van
andere rollen (en andere rollen kennen en herkennen)
Het stellen van refecteve en onderzoekende vragen
Het gerruiken van evidence rased practce
Als rolmodel verschil te maken voor uitkomsten van patinten, collega-medewerkers,
zorgorganisate en maatschappij
, Instemming en gehoorzaamheid
Voordeel tonen
Gunstge sfeer creiren
Persoonlijk reroep doen
Ruilen en onderhandelen
Weerstand en confict
Coalite sluiten
Legitmeren
Druk uitoefenen
ICF
ICF is een classifcatesysteem van gezondheid en gezondheid gerelateerde domeinen
- Maakt het mogelijk om naar dagelijks functoneren te kijken in relate tot
gezondheidsprorlemen
- Beschrijving van het menselijk functoneren vanuit drie perspecteven:
Menselijk organisme (functes en anatomische eigenschappen)
Menselijk handelen (actviteiten)
Mens als deelnemer aan het maatschappelijk leven (partcipate)
- Biopsychosociale / holistsche visie
- Uitgangspunt: aanpassingsvermogen van de patint, dus vermogen om regie te voeren en
zelfmanagement te optmaliseren (oorsprong in de revalidategeneeskunde)
Functe: de fysiologische en mentale eigenschappen van het menselijk organisme.
Anatomische eigenschappen: de posite, aanwezigheid, vorm en contnuïteit van onderdelen van het
menselijk lichaam.
Actviteiten: onderdelen van iemands handelen.
Partcipate: iemands deelname aan het maatschappelijk leven.
Externe factoren: iemands fysieke en sociale omgeving
Persoonlijke factoren, zoals: leefijd, geslacht, opleiding, persoonlijkheid, rewegings- en
voedingsgewoonten.
Zelfmanaiement
Zelfmanagement: het fundament van elke (verpleegkundige) intervente om de controle van
patinten over hun gezondheidssituate en welrevinden te revorderen.
Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:
Verzekerd van kwaliteit door reviews
Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!
Snel en makkelijk kopen
Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.
Focus op de essentie
Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!
Veelgestelde vragen
Wat krijg ik als ik dit document koop?
Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.
Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?
Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.
Van wie koop ik deze samenvatting?
Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper lararikje. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.
Zit ik meteen vast aan een abonnement?
Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €7,99. Je zit daarna nergens aan vast.