Portaal 6
Geleteerdheird: scheijveei
Bij het taaldomein schrijven onderscheiden we stellen (gedachten op papier zeten) en spellen. Het doel van
stellen en spellen is anders en ook de tjdsbesteding aan de domeinen verschilt. Over het algemeen vindt men
spellen belangrijker, maar om een oordeel te kunnen vestgen worden beide subdomeinen verantwoord.
6.1 Achtergrondkennis
Het is de taak van een leerkracht op in te spelen op verschillende niveaus en goed uit te leggen hoe je moet
stellen, bijvoorbeeld eerst brainstormen. Maar niet elk kind vindt die manier fjn, dus soms moet je kinderen
ook loslaten. Het nalezen van een tekst moet leerlingen aangeleerd worden.
Overeenkomsten en verschillen tussen spreken en schrijven
Schrijven en spreken zijn aan elkaar verbonden en vertonen overeenkomsten:
Beide gebruik je in communicateve situates.
Beide gebruikt je in communicateve situates om een boodschap over te brengen.
Bij beide maak je gebruik van woorden die je tot zinnen maakt.
Bij beide is sprake van een zender (spreken/schrijver) en een ontvanger (luisteraar/lezer).
Maar er zijn ook belangrijke verschillen:
Bij spreken is er vaak sprake van een directe communicateve situate, de luisteraar kan direct
reageren op de boodschap van de spreker. De rol tussen spreker en luisteraar kan voortdurend
veranderen. Bij schrijven kan dit niet.
Een schrijver kan een boodschap veranderen of weghalen zonder dat de lezer er iets van merkt.
Inmiddels heef schrijven in de sociale media steeds meer overeenkomst met spreken:
Normaal schrijf je lange complexe zinnen, in de media zijn ze vaak kort.
De gramnatcaliteit van geschreven zinnen is meestal correcter, maar in de sociale media lijken
mensen daar minder aandacht voor te hebben.
Bij traditonele schrifelijke communicate is er altjd vertraging tussen de schrijver en lezer, in de
sociale media is die vertraging korter of soms zelfs weg.
Ons schrifsssteem
Ons schrifsssteem is afgeleid van de Egsptsche en Griekse culturen, hieruit kwam het klassieke Latjnse
alfabet. Het klassieke Latjnse alfabet heef 2 leters en voor het Nederlands zijn daar enkele aan toegevoegd:
De jv (halfklinker, afgeleid van de i).
De u (klinkervariant van de v) en de w (om de dubbele v weer te geven).
Het Nederlands is daarmee een alfabetsch schrif, voor elke klank één ssmbool. Andere talen hebben een
logografsch schrif, voor elk begrip een apart ssmbool (Chinees).
Het alfabetsch schrif lijkt efectever en gemakkelijk, maar in praktjk is het ingewikkelder dan voor elke klank
een ssmbool. Het Nederlands kent namelijk meer klanken dan tekens, en sommige klanken kunnen met
verschillende tekens worden weergegeven.
Historische geschrifen uit het Nederlands dateren uit 2200 na Christus (opgeschreven in iscriptoria: voorloper
van de huidige boekerijen). Door de boekdrukkunst kwamen er meer teksten, het oudst bekende boek in de
Nederlandse taal verscheen in 2477.
6.1.1 Kennis over schrijven
De term schrijven wordt in het onderwijs voor verschillende vaardigheden gebruikt:
Motoeische eaaerdigheird: om schrijfeters netjes op papier te krijgen, ofewel handschrifontwikkeling.
Dit gaat tegelijk met het leren schrijven en lezen.
Vaaerdigheird om te stellei: op papier zeten van gedachten, gevoelens en bedoelingen. Kinderen
moeten leren rekening te houden met publiek en de vorm waarin ze het schrijfproduct willen gieten.
Vaaerdigheird om foutloos te spellei: de spelling van het Nederland is een deelvaardigheid in het
onderwijs. Dat heef te maken met de complexiteit van het spellingssssteem en omdat spelfouten
, vaak snel opvallen.
Als ik hieronder schrijven zeg, bedoel ik de vaardigheid om te stellen.
Voor schrijven gebruikt een schrijver verschillende kennis. Kennisvormen zijn te onderscheiden in:
Declaeateee keiiis (feiteikeiiis, betrekking op feiten waar de schrijver van op de hoogte moet zijn.
Pocerdueele keiiis betrekking of vaardigheden die je moet inzeten (ttel, afsluitng, middenstuk).
De volgende aspecten gaan over procedurele kennis (wordt hieronder kopje voor kopje besproken):
Functe van schrifelijk taalgebruik.
Schrijven binnen communicateve situates.
Taalkundige aspecten.
Het schrijfproces.
Functes van schrifelijk taalgebruik
Communicerende functe: mensen gebruiken schrifelijke taal als middel om met elkaar te communiceren
(brieven, reclame).
Conceptualiserende functe: de schrijver probeert zijn gedachten (het concept) te vaten in taal. Hiermee kun je
uitdrukkingen geven aan allerlei bestaande zaken, maar ook nieuwe inzichten beschrijven, waarheden en
onwaarheden op papier zeten, of uitdrukking geven aan createve vondsten. Met de opkomst van nieuwe
concepten (bloggen) en nieuwe inzichten ontstaan ook nieuwe woorden.
Expressieve functe: je kan iets persoonlijks uitdrukken, zoals gevoelens, overtuigen en emote oproepen.
Het communicatemooel uitgewerkt voor schrijven
Hieronder staat het communicatemodel van schrijven.
expressief aspect zakelijk aspect appelerend aspect
zender boodschap ontvanger
relatoneel aspect
(feedback)
Feedback is soms lastg omdat lezers niet direct feedback kunnen geven. Daarom laten schrijvers vaak hun
tekst lezen door derde voordat zij het versturen.
Het zakelijk aspect van de boodschap betref de informate die de schrijver wilt overbrengen aan de lezer. Hij
heef voor zijn boodschap bepaalde woorden die hij combineert tot zinnen, die vervolgens gegoten worden in
een tekststructuur (inleiding of kern) en een bepaalde vorm (brief of folder).
Bij het expressief aspect van de boodschap kan de lezer opmaken hoe de schrijver zich verhoudt tot het
onderwerp. Het relatoneel aspect verwijs naar voor welke soort lezer een schrijver schrijf (publieksgericht
schrijven).
Bij het appelerend aspect gaat het om de bedoeling die de schrijver heef met zijn boodschap (schrijfdoel) :
Informate verstrekken (iifoematef scheijvfrdoel,"
Overtuigen van zijn mening (peesuasief scheijvfrdoel,"
Overhalen om iets te doen (rdieectef scheijvfrdoel,"
Laten genieten (rdieeeteeeird scheijvfrdoel,"
Het kan zijn dan de schrijver geen schrijfdoel heef voor de ontvanger (lezer) maar voornamelijk het schrijfdoel
bij zichzelf zoekt:
Hij wil door middel van schrijven structuur aanbrengen in zijn gedachten of greep krijgen op de
werkelijkheid (coiceptualiseeeird scheijvfrdoel,"
Hij wil op papier nadenken over dingen die belangrijk zijn voor hem of een lijst maken om dingen niet
te vergeten (eeflectef scheijvfrdoel,"
, Taalkunoige aspecten
- Fonologisch component: de kleinste taaleenheid (leters). Bij schrijven komt dit voor als je in
gedachten formuleert wat je wilt opschrijven.
- Lexicale en semantsche component: een schrijver is in gedachten bezig met woorden tot uitdrukking
brengen. Zijn woordenschat moet toereikend zijn met de juiste woorden. Tevens moet hij weten dat
de betekenis die hij aan woorden en zinnen geef ook overeenkomen bij de lezer.
- Ssntactsche component: woorden tot zinnen maken.
- Morfologische component: kennis over het verbuigen en vervoegen van werkwoorden is belangrijk
voor correcte spelling.
- Tekstuele component: de tekst moet een kop en staart hebben, logische redeneringen en juiste
tekstverbanden.
- Pragmatsche component: verwijst naar de manier waarop de schrijver ervoor zorgt dat het schrijfdoel
bereikt wordt. Structuur, duidelijkheid, waarde, prikkelen en welke schrijfstjl bijvoorbeeld.
- Orthografsch component: verwijst naar spelling en interpuncte.
Goede schrijvers zijn zich bewust van deze taalkundige aspecten.
Een gecompliceero proces
Er zijn verschillende denkprocessen nodig om tot een tekst te komen. We onderscheiden 3 deelprocessen:
Plannen: oriëntate op de schrijfopdracht.
Formuleren: de schrijver zet zijn gedachten om in woorden. Hij brengt verbanden aan, houdt rekening
met spelling, interpuncte, opmaak, kopjes en een ttel.
Reviseren: de tekst nalezen en wijzingen aanbrengen.
Kenmerkend van ervaren schrijvers is dat ze van het ene deelproces naar het andere gaan, eecuesieiteit" Het
wordt geregeld door een controlemachine in de hersenen dat we moiitoe nomen: een mechanisme in de
hersenen dat deelprocessen coördineert. Deze processen noemen we ook wel metacogiiteee opeeates" De
opstapeling van metacogniteve operates zorgt voor een complexe vaardigheid.
Schrijfstrategieën
Voor een goede tekst worden er vijf schrijfstrategieën genoemd:
Oriënteren op inhoud, vorm en eigen kennis.
Afstemmen van de aanpak op schrijfdoel en lezerspubliek.
Bepalen of het doel bereikt is en de aanpak (indien nodig) bijstellen.
Evalueren van de tekst en (zo nodig) reviseren.
Refecteren op de gehanteerde aanpak.
6.1.2 Het belang van schrijven
Maatschappelijke, culturele en persoonlijke belangen
Het is van groot belang dat je kunt schrijven, analfabeten voelen zich ook wel gehandicapt. Schrijven is van
belang voor het doorgeven van culturele en historische feiten en omstandigheden (geboorte, geschrifen). Je
kunt ook uit persoonlijke moteven schrijven (boodschappenlijst, dagboek). Door schrijven worden problemen
ineens gestructureerd.
Schoolse schrijfvaaroigheio
Op school moeten leerlingen schrijven, aantekeningen, uitreksels, schema’s etc. Bij andere vakken dan taal is
schrijven een middel om de theorie te verwerken. Schooltaal is complexer dan alledaags taal.
6.1.3 Spellingregels en spellingwijzingen
Spelling is het hoogste aspect van de presentate van een tekst. Is de spelling niet in orde gaat en lezer twijfelen
aan de geloofwaardigheid. Het is een vraag of spelling een goede indicator daarvoor is..
Gronoregels van oe spelling
De grondregels van spelling zijn gebaseerd op drie beginselen:
Standaarduitspraak: de spelling mag niet afankelijk zijn van regionale of sociale varianten
(benaan/banaan uitspreken schrijf je als banaan).
Gelijkvormigheid: woorden die qua vorm samenhangen op dezelfde manier geschreven moeten
worden. Zo schrijven wij bijvoorbeeld hond met een d.