Portaal hoofdstuk 5: geleterdheid Lezen
5.1 Achtergrondkennis
Lezen is een transitef (meetkundig) werkwoord: je leest altjd iets.
Lezen, schrijven, luisteren en spreken zijn taalvaardigheden: middelen die je in staat stellen jezelf te uiten
(expressieve functe), met andere te communiceren (communicateve functe) en om grip te krijgen op de
wereld om je heen (conceptualiserende functe).
Recepteve vaardigheden: Lezen en luisteren, leveren geen meetbaar product op. Producteve vaardigheden:
schrijven en spreken, leveren een meetbaar product op. Twee grote verschillen tussen lezen en schrijven:
1. Bij lezen en schrijven is de gesprekspartner altjd afwezig.
Bij luisteren kan je vragen stellen ter verheldering, bij lezen en schrijven moet je met andere middelen
de boodschap achterhalen of de betekenis controleren.
2. Het geschreven taalgebruik is formeler dan het gesproken taalgebruik.
5.1.1: Kennis over lezen
In 5.1.1 wordt de kennis over lezen besproken onderverdeeld in: Kennis over taal, kennis over de wereld,
modellen van het leesproces en inzeten van kennis bij het lezen.
Lezen is het achterhalen van kennis in geschreven taal, dit is geen doel maar het is een middel die je nodig hebt
om je leesdoel te behalen.
We hebben twee soorten kennis:
Kennis van taal
Kennis van de wereld
Hieronder worden beide besproken. Hoe die twee soorten kennis zich met elkaar verhouden wordt uitgelegd
aan de hand van drie leesmodellen.
Kennis van de taal
1. Orthografishh hn fonoloogsishh khnnsi: gaat over leterkennis, hoe je leters verklankt. Een jong kind
heef vaak al die kennis over klankcombinates. Bij het leren lezen worden aan dei klankcombinates
visuele tekens verbonden. letervolgorde doorkijgen letercombinates snappen wat wel en niet
mogelijk is woorden lezen. Hierdoor hoef hij niet elk cijfer afzonderlijk te ontcijferen.
2. Morfoloogsishh khnnsi: gaat over de opbouw van woorden (vervoeging, verbuiging, samenstelling,
afleiding). Deze kennis bevordert het vermogen om de betekenis van een onbekend woord te
achterhalen: door het onbekende woord te herleiden tot bekende elementen. De lezer moet echter
wel weten dat dit niet altjd het geval is (tuintje =kleine tuin maar mannetje hoef niet perse een kleine
man te zijn).
3. Shmantiishh khnnsi: Semantsche kennis is gericht op het woord en betekent dat je weet dat sommige
woorden naar de werkelijkheid verwijzen (boom) en andere woorden zijn om een zin te koppelen
(omdat). Soms heef een woord namelijk meerdere betekenissen.
4. Syntastiishh khnnsi: is gericht op de zinsopbouw en gaat over de structuren van een tekst, weet wat
de voegwoorden aangeven (omdat=reden, zodat=gevolg, als=voorwaarde etc.).
5. Thkituhloh hn pragmatiishh khnnsi: gaat over verschillende tekstsoorten en functes van teksten. Als jij
tekstsoorten kunt herkennen, kan je beter een tekstkeuze maken die past bij je leesdoel.
Kennis van de wereld
Als je een tekst gaat lezen over een speciaal onderwerp waar je niks van af weet, kan je niet begrijpen . Hoe
meer kennis je over de wereld hebt, hoe meer kennis je kunt actveren en hoe eenvoudiger het wordt om
teksten te begrijpen.
Modellen van het leesproces
Om inzichtelijk te maken wat lezen is, zijn door diverse onderzoekers modellen opgesteld. Deze modellen
werken we hieronder kort uit:
1. Het botoom-up oodel: gaat over het idee dat lezen verloopt van lagere-ordeprocessen (leter en
woordherkenning) naar hogere-ordeprocessen (begrip). De visuele informate (de leters, woorden)
wordt herkend door kenmerken per leter (vis-uele discrioinate), dan wordt dit gekoppeld aan een
klank (tekenmklankkoppeling) en dan aan de betekenis.
, 2. Het topmdown oodel: gaat over het idee dat lezen verloopt van hogere-ordeprocessen naar lagere-
ordeprocessen. Op basis van visuele informate actveert de lezer zijn eerder opgedane kennis en
vormt hij tjdens het lezen verwachtngen (hypothese) over het verdere verloop van de zin of tekst. Bv.
Bij de zin ‘ik moet mijn lekke band nog………’ is het te verwachten dat er plakken komt te staan. Dit
model verklaart waarom een lezer een tekst over een bekend onderwerp sneller kan lezen dan een
tekst over een onderwerp waar hij onbekend mee is.
3. Het interacteve oodel: gaat over het idee dat de lagere-ordeprocessen en de hogere-ordeprocessen
elkaar beïnvloeden. Een goed verlopen woordherkenningsproces zorgt ervoor dat begrip
gemakkelijker tot stand komt, terwijl door hogere-ordeprocessen (kennis van taal en de wereld) die
herkenning sneller tot stand komt. Dit model verklaart ook beter dan de andere 2 modellen de
cogniteve belastng die mensen ervaren bij het lezen van een lastge tekst.
Inzeten van kennis bij het lezen
Het inzeten van kennis voor, tjdens en na het lezen wordt strategische lezen genoemd.
Kennis van de taal + kennis van de wereld (samen is dat voorkennis) begripsvorming. De kenmerken van
een goede lezer zijn:
1. Hij heef een leesdoel: reden waarom je een tekst wilt lezen.
2. Gebruikt de aanwijzingen rondom de tekst: illustrates, vormgeving, auteur. Zo bepaalt hij wat voor
soort tekst het is.
3. Hij denkt na over wat hij al weet van dat onderwerp.
4. Kiest een bepaalde leesmanier.
5. Maakt al lezend gebruik van zijn kennis van de taal: woordherkenning zinsopbouw snappen
verloop van de zin voorspellen betere opname van informate.
6. Hij gaat telkens na of hij de tekst nog begrijpt: ook wel monitoren genoemd.
7. Hij bepaalt aan het eind of hij het leesdoel behaalt heef
5.1.2: Het belang van lezen
Maatschappelijke, c-ult-urele en persoonlijke belangen
Om volwaardig te kunnen lezen in de maatschappij moet je verschillende teksten kunnen begrijpen.
Functoneel analfabeet/llaaggeleterden mensen worden beperkt in hun mogelijkheden, hun wereld is kleiner
dan die van geleterde mensen, omdat ze minder toegang hebben tot geschreven informate.
We weten al dat kinderen die voor het eerst op school komen verschillen in de mate van
taalvaardigheid, dit heef niet alleen te maken met de hoeveelheid dat er thuis gesproken wordt (kwantteit)
maar ook hoe er gesproken wordt (kwaliteit).
Als het goed is leren kinderen niet alleen woorden en regels voordat ze op school komen maar ook dat in elke
situate het taalgebruik anders is, hoe meer ze partciperen hoe uitgebreider hun taalvaardigheid wordt.
Kinderen die opgroeien in een gezin met veel aandacht voor taal hebben 'een streepje voor' als ze op school
komen, zoals:
1. Betere woordenschat door voorleesboeken.
2. Ze zijn al meer vertrouwd met onderwerpen die niet direct betrekking hebben op het hier en nu.
3. Ze zijn al beter met grammatcaal complexere zinnen
Dit zijn allemaal zaken die van belang zijn bij het ontwikkelen van leesvaardigheid.
Voor een kind uit een minder rijk geleterde gezin is het van grootste belang dat ze op school in
aanraking komen met diversiteit aan geschreven taal, ze moeten ervaren dat geschreven taal deel uitmaakt van
de omgeving en welke functes de geschreven taal heef. Het is dus nodig dat de leerkracht goed rekening houdt
met de beginsituate van kinderen.
Schoolse leesvaardigheid
Niet goed kunnen lezen betekent verschillende redenen waar problemen zich ondervinden:
Een te geringe kennis van de taal.
Een te geringe kennis van de wereld.
Teksten hebben een te hoge informatedichtheid.
De onderwerpen staan te ver af van de dagelijkse leefwereld en vereisen achtergrondkennis die niet
alle kinderen hebben.
Taalgebruik is abstract: er worden begrippen gebruikt die leerlingen niet kennen of anders betekenen
, in alledaagse taalgebruik.
Leraren hebben dan de neiging om deze teksten te vereenvoudigen of over te slaan maar beide is geen opte
omdat deze teksten als doel hebben de kennis van de wereld te vergroten, bij overslaan gebeurt dit niet en
vereenvoudigen. Een samengestelde zin enkelvoudig maken, zo verdwijnen de voegwoorden die een relate
tussen de zinnen aangeven, waardoor de leerlingen dan zelf de relate moeten leggen, dit maakt het ook
lastger. Het beste is dus de leerlingen handvaten bieden die hen in staat stellen de moeilijke teksten te
begrijpen, om ervoor te zorgen dat leerlingen informate gaan begrijpen moeten we werken aan:
Uitbreiding kennis van de taal → leesstrategieën/lpraten over de structuur van de tekst/laan
taalbeschouwing doen/lmoeilijke woorden bespreken
Uitbreiding van kennis van de wereld → aanvullen van de voorkennis en een motverend uitstapje
maken/lflmpje kijken etc. zodat de leerlingen gemotveerd worden voor het onderwerp.
We hebben deze paragraaf dus gelezen dat niet goed kunnen lezen te wijten is aan een te lage kennis van de
wereld of van de taal + het niet op de juiste wijze inzeten van die soorten kennis.
5.1.3: Achtergrond te tendensen bij leesonderwijs
Lezen neemt een belangrijke plaats in de basisschool, er zijn ook veel onderzoeken naar gedaan en is erg
belangrijk. Men dacht hier niet altjd zo over, deze paragraaf gaan we kijken naar de ontwikkeling van het
leesonderwijs.
Het leesonderwijs in de vorige ee-uw
In de loop van de jaren zijn er heel wat verschuivingen geweest in de visie op lezen. In het begin van de vorige
eeuw lag de nadruk bij leesonderwijs vooral op de techniek van het lezen: leters verklanken en aaneenrijgen
tot woorden en van die woorden zinnen maken. Hardop lezen was erg belangrijk en men ging er van uit dat het
corrigeren van fout verklankte woorden zou bijdragen aan het begrip van de tekst. Ook het stellen van
inhoudelijke vragen over de tekst om te controleren of de leerlingen het snapte gebeurde vaak.
In het midden van de vorige eeuw kwam er meer aandacht voor stllezen en de functe van lezen, het
belang van lezen om te leren werd steeds meer onderkend, maar er was nog geen aandacht voor het leesproces
(de wijze waarop je moet lezen).
Pas in de jaren 80 kwam het besef dat het met de vaardigheid begrijpend lezen van sommige kinderen
slecht gesteld was. Er kwam toen een onderzoek naar wat de 'goede' lezers deden en zo ontstond het
leesstrategisch onderwijs. Ook de functe van het lezen veranderde, het werd steeds meer gezien als middel en
niet als doel op zich.
Tegenwoordig is er meer aandacht voor de rol van lezen bij andere vakken. De leraar moet expliciet
aandacht besteden aan transfer voor het automatsch toepassen van begrijpend lezen bij zaakvakken.
Waaroo lezen?
In een internatonaal onderzoek naar leesvaardigheid genaamd PIRLS blijkt dat er tegenwoordig veel belang
wordt gehecht aan begrijpend lezen als middel. In dit onderzoek wordt gezegd dat er 3 redenen zijn waarom
lezen zo belangrijk is:
1. Om te kunnen leren.
2. Om deel te kunnen nemen in de maatschappij.
3. Om te kunnen genieten van lezen.
DUS: lezers willen begrijpen wat ze lezen omdat ze dat nodig hebben om andere doeleinden te bereiken.
Lezen in de vrije tjd levert een positeve bijdrage levert aan de taal- en leesontwikkeling van kinderen. Het lezen
van fcte komt tegemoet aan het leesdoel ontspanning, meeleven en identfceren met de personages. Dit kan
echter ook door andere actviteiten zoals flms of games en dat is wat kinderen liever doen. Als we willen dat
kinderen fcte gaan lezen moet er veel meer vanuit de school gedaan worden.
Bij het lezen van zakelijke teksten gaat het vooral om het lezen om te leren, soms zijn kinderen
gemotveerd om over een onderwerp van alles te lezen en deinst niet terug voor moeilijke teksten, andere
kinderen die hun interesse nog niet goed weten moeten dus op school geconfronteerd worden met veel
verschillende onderwerpen.
Oogaan oet achterstanden
Wat invloed heef op leesachterstand is een te kleine woordenschat van de kinderen.
In de kerndoelen bij lezen wordt de nadruk gelegd op functoneel lezen, zoals het achterhalen van informate.