2023/24
AUTEURSRECHT
HOORCOLLEGES, LITERATUUR EN JURISPRUDENTIE
MAUD VAN HAAREN
Radboud Universiteit
,Inhoudsopgave
College 1 – Introductie & het werkbegrip...................................................................................................................... 2
Spoor, e.a., Auteursrecht (R&P nr. IE2) 2019/1, H1 – Inleiding .............................................................................................. 6
College 2 – Werkbegrip ................................................................................................................................................ 7
Spoor, e.a., Auteursrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019, H 3.1-3.18.................................................................................. 9
College 3 – Verveelvoudigen ...................................................................................................................................... 10
Reproductierecht ............................................................................................................................................................. 10
Bewerkingsrecht .............................................................................................................................................................. 11
P.G.F.A. Geerts & A.M.E. Verschuur (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Wolters Kluwer
2022. VIII.6.A., nr. 568 ........................................................................................................................................................... 14
Spoor, e.a., Auteursrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019, H 4.6, 4.11-4.18....................................................................... 15
College 4 – Materiële openbaarmaking & uitputting ................................................................................................... 16
Distributierecht ................................................................................................................................................................ 17
J.H. Spoor, e.a., Auteursrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019. H. 4.20-4.27 ...................................................................... 20
College 5 – Immateriële openbaarmaking ................................................................................................................... 21
Mededeling aan het publiek ............................................................................................................................................ 22
J.H. Spoor, e.a., Auteursrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019. H. 4.28-4.46 ...................................................................... 29
College 6 – Beperkingen ............................................................................................................................................ 30
J.H. Spoor, e.a., Auteursrecht, Deventer: Wolters Kluwer 2019. H5 ..................................................................................... 39
P.G.F.A. Geerts & A.M.E. Verschuur (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Wolters Kluwer
2022. I.4 & VIII.7, nrs. 591-621 .............................................................................................................................................. 39
College 7 – Persoonlijkheidsrechten, de maker en handhaving .................................................................................... 40
P.G.F.A. Geerts & A.M.E. Verschuur (red.), Kort begrip van het intellectuele eigendomsrecht, Deventer: Wolters Kluwer
2022. Nrs. 543, 544, 552 t/m 558, 584 t/m 590, 626, 627, 630, 632 & 633 t/m 637. .......................................................... 47
College 8 – Portretrecht ............................................................................................................................................. 48
J.H. Spoor, D.W.F. Verkade & D.J.G. Visser, Recht en Praktijk Intellectuele Eigendom; Auteursrecht, Deventer: Wolters
Kluwer 2019, par. 6.1 t/m 6.16 & par. 6.21 .......................................................................................................................... 52
College 9 – DSM-Richtlijn en het auteurscontractenrecht ............................................................................................ 54
Het auteurscontractenrecht (ACR) .................................................................................................................................. 58
1
,College 1 – Introductie & het werkbegrip
Intellectueel eigendom
De IE-rechten werden voorheen vaak als volgt gekwalificeerd:
Desalniettemin zal hedendaags de verdeling daartoe ietwat anders worden omschreven. Het schema
hieronder geeft een accurater beeld van de huidige stand van zaken:
De IE-rechten hebben met elkaar gemeen dat zij allen een exclusief recht bevatten op goederen die
immaterieel van aard zijn. M.a.w.: zij bevatten een absoluut, subjectief (m.u.v. handelsnaamrecht)
vermogensrecht op goederen, niet-zaken. Het object van bescherming is dus immaterieel. Dit brengt met
zich dat het object van bescherming op meerdere plekken tegelijk kan zijn. Het auteursrecht op de
geestelijke schepping is iets heel anders dan het fysieke object waarop het is belichaamd. Bv. schilderij van
Banksy ‘The Girl with the Balloon’: naast het originele schilderij kunnen kopieën van de print wereldwijd
overal hangen. Meerdere mensen zijn hiervan eigenaar, maar alleen Banksy heeft het auteursrecht over de
afbeelding.
Doel en ratio IE-rechten
De hoofdregel binnen ons recht is vrijheid van mededinging. Dit betekent dat men (i.b.) vrij is om te
concurreren. Het gaat zelfs zo ver dat men hierin vrij is om aan te haken op producten van anderen. Echter,
IE-rechten beogen juist geestelijke investeringen te beschermen en hiermee oneerlijke concurrentie tegen
te gaan. Hierbij spreekt men derhalve van ongeoorloofde mededingingen (HR Lindenbaum/Cohen). Deze
mededingingen kunnen o.g.v. wettelijke bepalingen worden tegengegaan. Het auteursrecht is een van deze
wettelijke bepalingen. Dit is een uitwerking van de negatieve reflexwerking: als IE-recht is uitgeput, is er
geen verdere bescherming. Als uitzondering hierop geldt de slaafse nabootsing.
Het algemene doel is het doelmatig ordenen van mededingingshandelen en stimuleren van innovatie. De
redenen daartoe in geval van geestelijke prestaties zijn (i) de investeringsbescherming en -beloning, (ii) het
aanmoedigen van investeringen (en daarmee innovatie), en (iii) het bewerkstelligen van eerlijkheid in het
handelsverkeer. De redenen t.a.v. onderscheidingstekens zijn (i) bescherming van markttransparantie en
2
, (ii) de herkomstfunctie. Gelet op voornoemde zijn de regels van het IE-recht een uitzondering op het
beginsel van de vrijheid van mededinging.
Het auteursrecht
Het auteursrecht regelt de rechten op ‘werken van letterkunde, wetenschap of kunst’; breed scala creaties
van uiteenlopend karakter (o.a. boeken en artikelen, muzikale composities, schilderijen, tekeningen en
foto’s, films, bouwwerken, plattegronden, industriële vormgeving en computerprogramma’s). Het
auteursrecht biedt zowel een recht m.b.t. exploitatie (exploitatierecht) als bescherming van aantasting van
werk of auteurschap (persoonlijkheidsrechten). De betekenis van het woord ‘auteursrecht’ is in subjectieve
zin het recht van de auteur of zijn rechtverkrijgende op een bepaald werk en in objectieve zin het geheel
van rechtsregels dat betrekking heeft op het bovenstaande.
Doel en ratio
Het auteursrecht is geen alomvattend begrip. Zo hebben verschillende landen ook verschillende
opvattingen en ideeën over dit recht. In NL bestaat geen rechtsgrond, maar worden twee redenen gegeven
om het auteursrecht te honoreren. Zo spreekt men van een (1) vorm van rechtvaardigheid (zonder auteur
zou het werk niet bestaan; niet meer dan billijk dat de auteur op zijn werk een recht toekomt) en (2) ziet
men een utiliteit/maatschappelijk nut (om de exploitatie en daarmee het scheppen van werken te
bevorderen). Uiteindelijk strekt het altijd tot doel de bescherming van culturele en informationele
prestaties.
Hierbij is het wel van belang dat een evenwicht bestaat tussen het belang van auteurs en het waarborgen
van de uitings- en informatievrijheid. Veelal kunnen spanningen ontstaan tussen auteursrechten en
informatievrijheid. Echter, er zijn bepaalde niveaus waaruit blijkt dat wel degelijk met laatstgenoemde
rekening wordt gehouden; o.m. de begrensde duur, wettelijke beperkingen, uitputtingsleer en het feit dat
het auteursrecht betrekking heeft op de vorm (subjectieve trekken) van het werk, niet op de daarin vervatte
feitelijke inhoud. Maar, enkele kanttekeningen bij deze laatste theorie:
- In praktijk veelal problemen bij scheiden inhoud van vorm (bv. fotokopiëren van geschriften neemt
zowel info over als vorm, maken uittreksel is te tijdrovend);
- Subjectieve vormgeving kan een betekenis krijgen waar men ‘niet omheen kan’ (bv. citeren mening
van anderen in wetenschappelijke discussie).
Daarnaast is een balans tussen auteursrecht en informatievrijheid gerealiseerd doordat het auteursrecht
niet eeuwig is en bepaalde excepties kent (o.a. citaatrecht en beschermingsomvang). Bovendien is het
auteursrecht op zichzelf een grondrecht.
Overige opmerkingen:
- Technologische ontwikkelingen hebben nieuwe mogelijkheden geschapen, maar ook tot
aanzienlijke verschuivingen geleid. Zo zijn de rechten van auteurs verruimd en (eind)gebruikers
veel meer in staat om kopieën van beschermde werken te maken. Nadeel is echter dat naleving
van het auteursrecht niet meer is gegarandeerd.
- De Aw kent het auteursrecht i.b. toe aan de maker van het werk. Eventuele exploitatie ervan wordt
verzorgd door uitgevers en andere ondernemingen. Hierbij wordt het auteursrecht overgedragen
aan de exploitant, of deze verkrijgt een exclusieve licentie. Ook kunnen auteursgerechtigde zich
verenigen in collectieve beheersorganisaties (cbo’s) die namens hen deze toestemming, op
uniforme voorwaarden, verlenen.
3