Auteursrecht 2020/2021
Sessie #1 – Inleiding en internationaal auteursrecht
Handboek Auteursrecht, Hoofdstuk 1 en Hoofdstuk 18 (18.1 t/m 18.10)
Hoofdstuk 1
Het auteursrecht regelt de rechten op ‘werken van letterkunde, wetenschap of
kunst’.
Auteursrecht is een uitsluitend recht, voor inbreuk is in beginsel toestemming nodig
van de auteursrechthebbende. De uitsluitende rechten tot openbaarmaking en
verveelvoudiging zijn exploitatierechten. Naast de exploitatierechten biedt het recht
bescherming tegen aantasting van zijn werk of auteurschap: persoonlijkheidsrechten.
Het subjectieve auteursrecht ontstaat van rechtswege, het werk hoeft niet voltooid te
zijn.
Het auteursrecht staat soms op gespannen voet met de vrijheid van
informatieverschaffing.
Het auteursrecht heeft zich mede ontwikkeld onder de invloed van het ontstaan van
nieuwe exploitatiemethoden.
Hoofdstuk 18
Naar haar aard is de exploitatie van werken niet aan landsgrenzen gebonden, toch
bepaalt artikel 47 Aw dat de Auteurswet slechts van toepassing is op werken die voor
het eerst in Nederland zijn uitgegeven.
De Berner Conventie voorziet in internationaal Auteursrecht. De conventie bepaalt in
de kern dat ‘buitenlandse’ werken dezelfde mate van bescherming moeten genieten als
nationale werken. De BC kent om deze reden een aantal bepalingen die moeten gelden
als minimumrechten, zoals het verbod op formaliteiten. De BC werkt alleen in
internationale verhoudingen.
De gevallen waarin de Auteurswet via de BC van toepassing is, zijn geregeld in artikel 3-
6 BC. Art. 3 lid 1 BC bepaalt dat de BC bescherming verleent aan alle onderdanen van
een verdragsland, of gewone verblijfplaats hebben. Artikel 5 BC bepaalt dat de op grond
van de BC beschermde auteurs in een verdragsland dat niet het land van oorsprong is,
dezelfde bescherming genieten als de eigen onderdanen van dat verdragsland. Lex loci
protectionis = Je roept het recht in land X in, en dan is het recht uit land X van
toepassing (art. 5 lid 2 Berner Conventie).
Voor auteurs die geen onderdaan zijn van een verdragsland en die op het moment van
eerste publicatie van een werk in een verdragsland niet hun gewone verblijfplaats
hadden, kan het verdragsland de bescherming van het werk beperken indien het land
waarvan de auteur onderdaan is, onvoldoende bescherming biedt voor werken van
auteurs uit een verdragsland (artikel 6 BC). Hier wordt het gelijkstellingbeginsel
doorbroken door het reciprociteitsebginsel, en wordt beoogd een stimulans te
geven aan het derde land om zijn beschermingsniveau omhoog te trekken.
Reciprociteit speelt ook een belangrijke rol in artikel 2 lid 7 BC, dat bepaalt dat werken
van toegepaste kunst, die in het land van oorsprong alleen bescherming als tekening of
,model genieten, in de andere verdragslanden ook alleen op die bescherming aanspraak
kunnen maken.
Artikel 7 lid 8 BC bevat tevens een reciprociteitsaspect: een werk dat in het land van
oorsprong korter wordt beschermd dan in het verdragsland waarin op de bescherming
een beroep wordt gedaan, geniet in het verdragsland geen langere bescherming
dan in het land van oorsprong.
HR Kwantum/Vitra
In Amerika worden gebruiksvoorwerpen traditioneel niet auteursrechtelijk beschermd. In
Kwantum/Vitra was de vraag: geniet de Eames DSW-stoel in Nederland en België
auteursrechtelijke bescherming als werk van toegepaste kunst? Toepassing van
materiële-reciprociteitstoets in art. 2 lid 7 Berner Conventie (toegepaste kunst).
Toepassing Amerikaans auteursrecht betreffende toegepaste kunst (US Supreme Court:
Star Athletica v. Varsity Brands). Sinds Star Athletica is het namelijk zo dat
toegepaste kunst wel beschermd kan zijn, mits er voldoende creativiteit bestaat.
In Star Athetica besluit het Amerikaanse Hof voor het eerst dat bescherming mogelijk
is, dat iets functioneel is doet niet aan de creativiteit af. De theorie dat je een nuttig
object (useful article) moet overhouden wanneer je het beschermde element eruit filtert,
wordt in deze zaak verworpen. De bescherming kan ook liggen in het nuttige object.
In Kwantum/Vitra ging het om de Eames stoel. Dit is een stoel van Amerikaanse origine,
en krijgt derhalve op grond van het reciprociteitsbeginsel slechts bescherming in
Nederland indien hij dat in Amerika ook krijgt. De HR moet daarom eerst de stoel toetsen
aan de Star Athletica vereisten.
De stoel heeft elementen die inherent zijn aan zijn functie, maar dat maakt niet langer
uit. Het werk is te kwalificeren als werk van toegepaste kunst in de VS, en de
bescherming kan daarom ook in Nederland worden ingeroepen.
,Sessie #2 – Voorwerp van bescherming
Hoofdstuk 3 (3.1 t/m 3.17, 3.40, 3.42 t/m 3.44)
Het auteursrecht beschermt werken van letterkunde, wetenschap en kunst. Maar wat is
een werk? Daartoe is beslissend in de ogen van het Hof dat er sprake is van een eigen
intellectuele schepping (EIS), en in het ogen van de HR een Eigen oorspronkelijk
karakter en persoonlijk stempel (EOK&PS).
Het auteursrecht beschermt het corpus mysticum, het gaat dus niet om de tastbare
verschijningsvorm.
Artikel 10 Aw bevat een niet limitatieve opsomming van werksoorten. Al deze soorten
zijn van aard visueel of auditief waarneembaar. Uit het Levola-arrest blijkt dat dit een
vereiste is: het werk moet objectief bepaalbaar zijn. Smaak, en bijvoorbeeld geuren,
zijn dat niet.
Uit het beginsel dat alleen bepaalde werken beschermd worden volgt voorts dat geen
auteursrecht bestaat op de stijl waarin een werk gemaakt wordt. Men mag dus
componeren in de stijl van Gershwin, of schilderen in de stijl van Picasso.
Een werk moet een eigen oorspronkelijk karakter hebben en het persoonlijk
stempel van de maker dragen, ofwel EOK&PS.
In het Endstra-arrest preciseerde de HR deze maatstaf, een Eigen Oorspronkelijk
Karakter betekent:
- Niet ontleend
Een persoonlijk stempel betekent:
- Creatieve keuzes van de maker (en aldus een voortbrengsel van de menselijke
geest)
Daar buiten valt in ieder geval al hetgeen zo banaal of triviaal is, dat daarachter geen
creatieve arbeid van welke aard dan ook valt aan te wijzen.
Daarnaast moet het objectief bepaalbaar zijn (Levola)
Dit begrip wordt op twee punten begrensd:
Datgeen wat noodzakelijk is voor het verkrijgen van technisch effect valt buiten de
werktoets (Lancome/Kecofa)
De vorm mag niet zo banaal of triviaal zijn dat daarachter geen creatieve arbeid valt
aan te wijzen (Endstra)
Uit het Painer-arrest blijkt dat ook bij het maken van een foto dezelfde vereisten van
de werktoets gelden. Er is sprake van een persoonlijk stempel “wanneer de auteur bij
het maken van het werk zijn creatieve bekwaamheden tot uiting heeft kunnen brengen
door het maken van vrije en creatieve keuzes”. Hierbij kan gedacht worden aan
achtergrond, licht etc.
In de Stokke-arresten constateert de HR dat EIS gelijk is aan EOK&PS.
Samenvattend is een werk een eigen intellectuele schepping van de auteur, die tot stand
komt door de vrije creatieve keuzes die hij bij het scheppen ervan maakt en waarmee hij
zijn persoonlijk stempel erop drukt.
Iedere auteur maakt bij het scheppen van een werk gebruik van reeds bestaande
elementen zoals feitelijke gegevens, theorieën, stijlfiguren etc. Hij voegt daaraan eigen
, ideeën en keuzen toe waardoor hij zijn eigen creatieve bekwaamheden tot uiting brengt.
Een persoonlijk stempel kan in een groot aantal uiteenlopende elementen liggen.
Voor het bestaan van een persoonlijk stempel kan men de volgende vuistregel hanteren:
is het denkbaar dat twee auteurs, onafhankelijk van elkaar, het exact zelfde
werk maken? Als dit menselijkerwijs uitgesloten moet worden geacht is al snel het
vermoeden gerechtvaardigd dat het aan die eis voldoet. Voorwaarde is wel dat de
‘uniciteit’ van het werk berust op vrije creatieve keuzes, en dus niet op keuzes die
functioneel en/of banaal cq triviaal zijn.
Het persoonlijk stempel bepaalt niet alleen of er sprake is van een beschermd werk,
maar ook in hoeverre. Ieder werk omvat zowel beschermde als onbeschermde materie.
Het geheel is beschermd, dat betekent niet dat de bouwstenen dat ook zijn. Een werk
wordt alleen beschermd tegen overname van onderdelen of facetten die als
zodanig zelf een persoonlijk stempel dragen.
In dit verband wordt onderscheid gemaakt tussen objectieve en subjectieve trekken.
Objectief is al het reeds bestaande materiaal dat de auteur in zijn werk heeft
verwerkt: feiten, gegevens, gebruikelijke uitdrukkingen, bestaande stijlkenmerken,
gangbare vormen etc. Daarnaast is ook datgene objectief dat weliswaar van de auteur
afkomstig is, maar dat een objectieve geldigheid bezit: logische redeneringen,
ontdekkingen, onderzoeksresultaten etc.
Subjectieve trekken zijn het resultaat van de vrije creatieve keuzes van de
auteur, waarmee de auteur zijn persoonlijk stempel op het werk drukt. De auteur maakt
keuzes op grond van smaak, voorkeur of gewoonte. Het persoonlijk stempel is het gevolg
van keuzes die zowel vrij als creatief zijn.
Keuzes die worden bepaald door technische of anderszins functionele eisen
kunnen wellicht creatief zijn, maar worden niet beschouwd als vrije keuzes en dragen
niet bij aan een persoonlijk stempel (BSA/Softwarova arrest).
Ook keuzes tussen verschillende technische alternatieven zijn geen vrije keuzes en
dragen als zodanig niet bij aan het persoonlijk stempel, dit blijkt onder andere uit
Lancome/Kecofa: “Waar het EOK&PS datgene betreft dat noodzakelijk is voor
het verkrijgen van technisch effect bestaat geen persoonlijk stempel”. Dit is
herhaald in de Stokke-arresten.
Het auteursrecht beschermt geen ideeën (los van de uitwerking daarvan).
Naast uniciteit ziet ‘EIS’ zowel als ‘PS’ ook op resultaat van menselijk scheppen. Een
door weer en wind gevormd stuk zandsteen, en als sculptuur zou kunnen doorgaan, is
geen werk. Hetzelfde geldt voor werken gemaakt door middel van technische
hulpmiddelen zoals bewakingcamera’s, of de ‘chimpansee selfie’.