Cognitie en gedrag
College 1: introductie
Cognitie gaat over de geest (Mind).
Descartes: ik kan aan alles twijfelen: als ik mijn ogen dichtdoe verdwijnt de wereld en
mijn lichaam. Als ik aan iets twijfel, dan weet ik zeker dat het bestaat. Ik weet dus niet
zeker of de wereld en mijn lichaam bestaan. Ik kan echter niet twijfelen aan het feit dat ik
twijfel. Twijfelt is een vorm van denken. Dat wat denkt kan niet tegelijkertijd niet bestaan.
Denken bestaat: ‘Ik denk dus ik ben (cogito ergo Sum)’
Denken is een eigenschap van de geest.
Volgens Descartes bestaat de geest.
Maar wat is de geest? ;
- Probleem oplossen
- Beslissen
- Je gebruikt je geheugen om bovenstaande dingen te doen
- Je gebruikt ook je kennis
- Perceptie
- Bewustzijn
- Aandacht
- Taal
‘The mind creates and controls mental functions such as perception, attention, memory,
emotions, language, deciding, thinking and reasoning.’ — uit het boek
Een verzameling cognitieve functies ^^^^^
Peerwise: tentamenvragen
Hoe lang duurt een mentaal proces?
Hoe lang duurt het voordat ik iets of iemand herken?
Begin 19e eeuw: onzinnige vraag: instantaan Johannes muller ‘oneindig klein’.
Hemholtz: ging kijken hoelang zenuwimpulsen duren. Hij stimuleerde de zenuw van een
kikker en ging kijken hoelang het dan duurt voordat de kikker zijn poot beweegt. 0,2ms:
27m/s.
,Maar hoe lang duurt een mentaal proces?
Donders: oogarts.
- Hoe lang duurt het nemen van een beslissing?
1. Stimulus moet eerst gedetecteerd worden. (Er is visuele input)
2. Daarna moet de stimulus gediscrimineerd worden, je moet een appel van een peer
kunnen onderscheiden. (Appel en peer)
3. Dan ga je kiezen. (Beslissen). (Ik wil de appel)
4. Dan ga je de actie uitvoeren. (Ik pak de appel)
• Simpele RT(reactietijd) taak: druk zo snel mogelijk als de lamp aangaat. Stimulus
detectie —> motor respons
• Keuze RT(reactietijd) taak: druk links bij linkerlamp, druk rechts bij de rechterlamp.
Stimulus detectie —> discriminatie —> kiezen/beslissen —> motor respons
• Go/no go RT taak: druk als de rechterlamp aan gaat, druk niet als de linkerlamp
aangaat.
Weber: Relateerde waarneembare verschillen aan verschil in fysieke kenmerken (Weber
fractie).
verschil tussen dingen is relatief. Het is een bepaald percentage. Een waarneembaar
verschil tussen 2 groottes is niet absoluut maar relaties. Zintuigen registreren relatieve
verschillen. Wet van weber, waarneembare verschil is constant: delta l/l = k. Uitslag van
de formule is de weber fractie.
Verschil te zien bij diameter van 50 pixels: 10 pixels delta l/l = k, 10/50=0.2, dat is weber
fractie en het verschil in diameter is 20%.
Founding fathers James en Wundt bestudeerden de geest (bewustzijn) in een
laboratorium.
Introspectie
Stream of consciousness:
‘De inhoud van ons bewustzijn is een parade van sensaties, gevoelens, gedachten,
beelden et cetera.
Introspectie is niet wetenschappelijk, bewustzijn is te vaag. De inhoud van de Mind is
irrelevant, niet bestudeerbaar, we moeten gedrag bestuderen: de invloed van stimuli op
gedrag. Gedrag bestaat uit aangeleerde stimuli.
Watson: behaviourisme
Skinner: behaviourist: kind zegt ‘mama’, mama blij, positieve bekrachtiging.
Chomsky: waarom zou een kind überhaupt iets zeggen. Bekrachtiging pas na uitspraak,
kinderen uiten spontaan simpele klanken, aangeboren taalvaardigheid.
Behavioristen waren het er niet mee eens.
, Computers rekenen met symbolen.
Dieren en mensen doen dat ook.
Input —> verwerking —> output (zo kan je naar de hersenen kijken)
Verwerkingsstappen zet je in ow diagram.
Hersenen zijn hardware, geheugen de software.
College 2: waarnemingssysteem: zintuigsystemen
Sensatie
• De meer vroege stadia van verwerking van stimuli (hard, zoet, zuur, luid, rood)
Waarnemen (perception)
• Betekenisvol, georganiseerd. ‘De ko e is heet/zoet’ ‘Een rode roos’.
Verschillende zintuigen hebben eigen soorten receptoren. En een eigen soort van
sensorische neuronen (transport). Een eigen gebied in de hersenen waar info naar wordt
vervoerd. Binnen het gebied zijn er ook nog speci eke eigen plekjes.
Hoeveel zintuigen zijn er?
1. Ruiken
2. Proeven
3. Horen
4. Voelen; pijn, tast, warmte, druk.
5. Zien
6. Balans
Elektroreceptie, bij bv Meerval (dier in water). Water geleid elektriciteit.
Stappen tot waarnemen
- Energie uit de wereld (trillende deeltjes/pakketjes licht).
- Ontvanger (sensor), met een vertaler (transducer); vertaling van fysieke energie naar
neurale activiteit.
- Bekabeling voor transport (neuronen)
- Een ‘relay’ of verdeelstation (de thalamus). Ook wel transformator genoemd. Signalen
gaan vanuit hier verder naar de hersenen.
- De cortex die het signaal omzet naar een sensatie en waarneming.
Sensatie is niet altijd hetzelfde. Sensorische systemen passen zich aan aan de omgeving.
Onze hersenen zijn met name geïnteresseerd in verandering.
fl ffi fi