Samenvatting Bestuurlijke Kaart
Anna Fleur van den Brink
Tentamenstof:
H1,2,3,5,6,7,8,10,11
H1: De bestuurlijke kaart van Nederland
Wat is openbaar bestuur?
Openbaar bestuur en overheid zijn synoniemen van elkaar. Juridisch gezien behoren alle
organisaties meg een publiekrechtelijke grondslag tot het openbaar bestuur.
Publiekrechtelijke grondslag: bestaan van een organisatie is wettelijk vastgelegd. Een ander
criterium betreft de financiering.
- Contributies (verenigingen)
- Verkoop producten en diensten (bedrijven)
- Gefinancierd uit algemene middelen als belasting, premies of subsidies (publieke
organisaties)
Daarnaast is de doel- of taakstelling van een organisatie van belang. Private organisaties
behartigen deelbelang (van aandeelhouders), publieke organisaties algemeen belang (zorg,
onderwijs).
Cito is een private organisatie met een publiekrechtelijke taak.
Een breed veld van maatschappelijk instellingen verricht naast de overheid publieke taken.
Soms worden zij gefinancierd uit belastingopbrengsten en premieheffingen (vb.
ziekenhuizen). Dit werd vroeger het maatschappelijk middenveld genoemd geen
winstoogmerk, onderdeel van de private sector die ook commerciële actoren omvat die van
grote invloed zijn op het functioneren van het openbaar bestuur in Nederland.
Kenmerken Nederlands openbaar bestuur
- Nederland is een constitutionele monarchie
Een koning is het staatshoofd, waarin het verschilt van een republiek. Geen absolute
monarchie omdat de koning is gebonden aan een grondwet of geschreven
constitutie.
- Nederland is een rechtsstaat
Het overheidshandelen is onderworpen aan de regels van het recht
legaliteitsbeginsel (alleen handelen op grond van wettelijke bevoegdheden). Burgers
beschikken over grondrechten.
- Nederland kent een gedeeltelijke scheiding der machten
Wetgevende, uitvoerende en rechtsprekende macht zijn in sterke mate onafhankelijk
van elkaar en controleren elkaar
- Nederland heeft een scheiding van kerk en staat
Geen staatskerk
- Nederland heeft een parlementair stelsel
De bevolking kiest rechtstreeks het hoogste besluitvormende orgaan (Tweede
Kamer), waaraan de regering verantwoording schuldig is. Anders dan een
, presidentieel stelsel (VS). Democratie in Nederland is representatief/ indirect
bevolking kiest vertegenwoordigers die de besluiten nemen.
Pijlers parlementaire stelsel
Beginsel van ministeriele verantwoordelijkheid
Ministers zijn verantwoordelijk, ook voor het optreden van het staatshoofd en
voor het doen en laten van de rijksambtenaren
Vertrouwensregel
Ministers worden geacht af te treden zodra zij het vertrouwen van de
volksvertegenwoordiging verloren hebben
Parlementaire stelsel is dualistisch
Volksvertegenwoordiging is onafhankelijk van regering, ministers kunnen geen
deel uit maken van de Staten-Generaal.
- De Nederlandse bevolking kiest geen bestuurders
- Het Nederlandse kiesstelsel is gebaseerd op een stelsel van evenredige
vertegenwoordiging
Het aantal zetels voor een partij in overeenstemming met de aanhang van die partij
onder de bevolking (verschil met districtenstelsel VS). Ook is er geen kiesdrempel
waardoor er nauwelijks belemmering is voor nieuwe partijen om zetels te verwerven.
- Nederland is een gedecentraliseerde eenheidsstaat
Sprake van een rijksoverheid die zaken aan lagere overheden kan opleggen, maar ook
verantwoordelijkheden en bevoegdheden kan overdragen.
Hierdoor wordt veelvuldig samengewerkt tussen bestuurslagen via
bestuurslaagoverstijgende samenwerkingsverbanden.
- Een constitutioneel hof is in Nederland niet aanwezig zodat er geen onafhankelijke
rechterlijke instantie is die wetten toetst aan de Grondwet.
- Nederland kent het fenomeen juryrechtspraak niet, alleen onafhankelijke en
deskundige rechters.
- Nederland kent vanouds een omvangrijk functioneel bestuur (vb. waterschap).
- Nederland maakt deel uit van de Europese Unie. Europese wetgeving heeft voorrang
boven nationale wetgeving op de terreinen waar zij zeggenschap heeft.
Deze kenmerken zijn voor een deel het resultaat van wetgeving. Thorbeckes Grondwet van
1848 heeft de grondslag gelegd voor het principe van ministeriele verantwoordelijkheid en
de gedecentraliseerde eenheidsstaat. In internationaal vergelijkend perspectief is
Nederlandse openbaar bestuur als inclusief te typeren. Door alle formele en informele
spelregels worden veel politieke besluiten pas genomen als er brede steun voor bestaat
onder de betrokken politieke actoren. nadruk op draagkracht
De Nederlandse bestuursstijl is te karakteriseren met behulp van 6 co’s:
- Coalitie
- Collegialiteit
- Compromis
- Consensus
- Coöptatie (snelle opname van nieuwkomers in het bestel)
- Coöperatie
,H2: De Nederlandse staat
4 kenmerken van een staat
1. Er is sprake van een specifiek grondgebied (territorium).
2. Er is een bevolking. (Antarctica is een voorbeeld van een grondgebied zonder
permanente bevolking en wordt dan ook niet als een staat beschouwd).
3. Er is een wettelijke ordening en er is een bestuurlijke organisatie die gezaghebbend
de wet- en regelgeving kan handhaven. Geweldsmonopolie: alleen de staat is
bevoegd geweld te gebruiken om de openbare orde te kunnen handhaven en de
veiligheid van burgers te kunnen beschermen.
4. Een staat is erkend door andere staten. In de praktijk van de internationale politiek is
lidmaatschap van de Verenigde Naties het teken dat er sprake is van een erkende
staat/ soevereine staat. onafhankelijke staat die in het internationale recht gelijk is
aan alle andere staten.
Vb. Niet erkende staten: Baskenland, Molukken en Tibet.
De Staat der Nederlanden is een rechtspersoon de staat is bevoegd om rechtshandelingen
te verrichten (koopovereenkomst aangaan met burger, verdrag met andere staat sluiten etc.).
Nederland maakt deel uit van het Koninkrijk der Nederlanden, dat ook Aruba, Curaçao en
Sint-Maarten omvat.
Nederlandse Antillen
10 oktober 2010 heeft het Koninkrijk der Nederlanden een staatkundige herziening
doorgemaakt. De Nederlandse Antillen zijn als land ontbonden; Curacao en Sint-Maarten
kregen de status van land binnen koninkrijk en Bonaire, Saba en Sint Eustasius hebben
gekozen voor een intensievere band met Nederland en kregen de status van ‘openbaar
lichaam’ ‘bijzondere gemeente’.
De Nederlandse koning is staatshoofd van het gehele Koninkrijk der Nederlanden
(Nederland, Aruba, Curacao en Sint-Maarten). In de laatste drie landen wordt de koning
vertegenwoordigd door een gouverneur.
De regering van het koninkrijk bestaat uit de koning en de Raad van Ministers. Die bestaan
uit de door de koning benoemde ministers en …blz 25.
De verhoudingen tussen Nederland enerzijds en de voormalige Nederlandse Antillen
anderzijds zijn ook na de staatkundige herziening problematisch gebleven door het koloniale
verleden en de grote verschillen in bestuurscultuur. integriteitsproblemen, financiële
wanbeheer en bestuurlijke instabiliteit. Onder de inwoners van de eilanden is weinig
enthousiasme te bespeuren over Nederland; verwijt van bemoeizucht en koloniale
praktijken.
Nederland is sinds de Grondwet in 1815 een constitutionele monarchie. Dit is een staat
waarin het koningschap verankerd is in een constitutie. De koning staat niet boven de wet,
maar is daaraan ondergeschikt. Een constitutie is het geheel van elementaire geschreven en
ongeschreven regels met betrekking tot de organisatie van een staat. Voor de vorming van
de Grondwet is Thorbecke belangrijk geweest; uitgangspunten voor de staatsorganisatie.
parlementair stelsel, rechtsstaat en gedecentraliseerde eenheidsstaat.
, Parlementair stelsel
Verschil koninklijke familie en het Koninklijk Huis
Koninklijke familie: familie van Oranje-Nassau
Koninklijk Huis: de leden van de koninklijke familie voor wie ministeriele
verantwoordelijkheid bestaat. Deze verantwoordelijkheid is geconcentreerd bij de minister
president.
Rechtsstaat
De Nederlandse staat is onderworpen aan de regels van het recht Nederland is een
rechtsstaat. Kenmerken rechtsstaat:
1. Al het overheidshandelen dient te zijn gebaseerd op bevoegdheden die zijn
vastgelegd in wetten. De overheid mag niet handelen naar willekeur.
2. Er dient sprake te zijn van een machtenscheiding in de staat (Montesquieu, trias
politica). Wetgevende macht (legislatieve), uitvoerende macht (executieve) en
rechtsprekende macht (jurisdictieve). De Nederlandse staat voldoet niet volledig aan
dit constitutionele beginsel omdat de regering (executieve) actief betrokken is bij de
wetsvoorbereiding (legislatieve).
3. Bestaan van vrije en geheime verkiezingen.
4. Bestaan van grondrechten (recht op vrijheid van meningsuiting, etc.)
5. Het bestaan van vrije en onafhankelijke media (persvrijheid). Vervullen van de rol van
‘waakhond’.
Gedecentraliseerde eenheidsstaat
Tegensstrijdige term: decentralisatie heeft betrekking op de overdracht van. Taken en
bevoegdheden aan lagere rechtsgemeenschappen of bestuurslagen. Een eenheidsstaat wijst
op samenhang en coördinatie die centraal, van bovenaf, wordt opgelegd.
De verhouding tussen decentralisatie en eenheid komt tot uitdrukking in de begrippen
‘autonomie’, ‘medebewind’ en ‘toezicht’. Gemeenten en provincies hebben eigen
bevoegdheden met betrekking tot de taken op hun grondgebied. Zelfstandig en op eigen
initiatief regels vaststellen autonomie.
Het komt ook voor dat provincies en gemeentes regels opstellen in opdracht van een hogere
regeling (vb. bestemmingsplannen vanuit het Wro (Wet ruimtelijke ordening))
medebewind. Inhoud van de regels is meestal vrij, maar er moet wel rekening worden
gehouden met de regels van een hogere orde.
Autonomie en medebewind bepalen de decentralisatie in onze eenheidsstaat. Het principe
van de eenheid is uitgewerkt in het zogenoemde toezicht. De nationale overheid kan alle
besluiten van lagere overheden vernietigen wanneer die in strijd zijn met de wet of in het
algemeen belang (maar is wel zeer terughoudend in het doen hiervan) repressieve
toezicht.
APV (algemene plaatselijke verordening): De lokale politiek heeft de mogelijkheid plaatselijke
problemen gericht aan te pakken.
Door de indeling in bestuurslagen (de rijksoverheid met 12 ministeries, de 12 provincies en
352 gemeenten) bestaan er op drie niveaus vele ‘overheden’. Samenwerking tussen deze
overheden is nodig omdat: