Stimuleren sport en beweegdeelname
‘Gezondheidsbevordering en leefstijl, een praktische inleiding’
Tweede druk
Lex Lemmers en Jeroen de Greeff
1.4 Gezondheid gedurende de levensloop (Blz 30)
Breuklijnen (critical life events) = overgang in levensfase.
Bij jongeren -> prefrontale cortex, het deel van de hersenen dat verantwoordelijk is voor
planning en gedragsregulatie moet nog ‘rijpen’.
Puberteit -> risicogedrag neemt toe.
Hedonisme = het loskomen van ouders en de start van een eigen leven.
- Risicogedrag neemt af als jongvolwassenen gaan settelen -> natuurlijk herstel.
Eenzaamheid -> een van de grote problemen bij ouderdom.
- Vanaf 75 jaar neemt de kans op ziekten en beperkingen toe en nemen de ervaren
gezondheid en de lichamelijke kwaliteit van leven af. (RIVM,2011)
- Meest voorkomende ziekten bij ouderdom zijn, dementie, coronaire hartziekten,
beroerte, artrose en diabetes.
1.5 hoe gezond is Nederland? (Blz 33)
De epidemiologie = bestudeert de gezondheidssituatie in een populatie en kijkt daarbij onder
andere naar het voorkomen en de verspreiding van ziekten binnen en tussen populaties.
De gezonde levensverwachting = is het gemiddeld aantal levensjaren dat mensen mogen
verwachten in goede gezondheid door te brengen.
Morbiditeit = geeft de mate van het voorkomen van een specifieke ziekte aan.
Mortaliteit = de sterfte in een bepaalde periode.
Multimorbiditeit = meerdere aandoeningen of ziekte tegelijk aanwezig.
Prevalentie = het aantal gevallen van een aandoening per 1000 of per 100.000 op een
specifiek moment in de bevolking.
Incidentie = het aantal nieuwe gevallen van een ziekte per tijdseenheid, per aantal van de
bevolking.
, - Er is 4,4 jaar verschil in levensverwachting tussen hoger- en lageropgeleiden.
- Dat verschil is nog groter bij de levensverwachting (bij geboorte) in goed ervaren
gezondheid.
- Hogeropgeleiden mannen leven 14,6 jaar langer in goed ervaren gezondheid dan
lageropgeleiden mannen.
- Hogeropgeleiden vrouwen leven 15 jaar langer in goed ervaren gezondheid dan
lageropgeleiden vrouwen.
- Helft van de volwassenen heeft overgewicht.
- De helft van de volwassenen sport wekelijks.
1.6 gezondheid in de moderne tijd: leven in overvloed (Blz 36)
- Belangrijke wetenschappelijke doorbraken in de 19e eeuw hebben geleid tot
vermindering van infectieziekten, minder kindersterfte, betere behandelmethoden en
een collectief zorgsysteem dat zeer goed toegankelijk is voor iedere burger.
- Gezonde mensen zijn gemiddeld gelukkiger, leven langer en dragen ook meer bij aan
de economie.
- Gezondheid is goed voor de arbeidsproductiviteit. Gezonde mensen hebben meer
werklust en het ziekteverzuim is lager dan bij minder gezonde mensen.
- Gezonde mensen investeren meer in onderwijs en gaan langer naar school.
- Een hoogopgeleide en gezonde beroepsbevolking trekt buitenlandse investeringen
aan.
- Tegenwoordig is er een toename van zogenaamde ‘welvaartsziekten’.
Verschillende vormen van kanker, chronische ziekten zoals diabetes type 2,
hart- en vaatziekten en overgewicht.
Stress wordt ook gezien als een welvaartsziekte. Veel stress -> depressie of
burn-out.
Door de stijging van de welvaart is obesitas wereldwijd een groter
probleem geworden dan ondervoeding.
- Een gezonde leefstijl heeft effect op het algemeen welbevinden, op de fitheid en op
de kwaliteit van het leven.
- Leefstijl is van centraal belang voor gezond leven, omdat we deze factor zelf in de
hand hebben en zelf kunnen invullen en veranderen als het nodig is.
- Ziektelast is voor een deel terug te brengen door een gezonde leefstijl.
Daarbij hoort:
- Een actief leven met voldoende beweging en sport.
- Niet roken of stoppen met roken.
- Geen of matig gebruik van alcohol.
- Een gezond eetpatroon: gezonde voeding en een ‘gezonde’ inname van
calorieën.
- Voldoende ontspanning en niet te veel stress.
, - Geen drugsgebruik.
Obesogene omgeving = een omgeving die de inname van calorie- en energierijk eten
makkelijk maakt.
Hoorcollege 1 PPT
Hoe breng je mensen aan het bewegen?
1. Op basis van theorieën gedragsverandering.
2. De omgeving leren kennen (sterktes/zwaktes/kans/bedreiging)
3. De mensen en hun motieven en barrières leren kennen.
Wat is gedrag?
1. Gedrag dat je eenmalig of zelden vertoont. (Het kopen van een huis)
2. Gedrag dat je regelmatig vertoont. (Het opruimen van je huis, het plannen van
vakantie)
3. Gedrag dat je dagelijks vertoont. (Je tandenpoetsen, manier waarop je eet en luistert)
Bewust gedrag -> eerst denken dan doen
Onbewust gedrag -> reflexen of ‘spontaan’ gedrag
- Gedragsverandering is een complex proces waarbij oud gedrag moet worden
losgelaten en nieuw gedrag moet worden aangeleerd.
- Mensen zetten soms zelf verandering in gang.
Het ASE-model
- Dit model geeft aan dat de intentie om iets te doen leidt tot het daadwerkelijk
doen van dit gedrag.
Vaardigheden: Een duidelijk voorbeeld van een gebrek aan vaardigheden is een ouder
iemand die dagelijks een uur zou willen wandelen, maar daartoe fysiek niet in staat is. Het is
ook mogelijk dat iemand niet goed kan plannen op een drukke dag, waardoor er geen tijd
overblijft voor sport. Of misschien stelt hij zichzelf doelen die helemaal niet haalbaar zijn.
Het hebben van vaardigheden om het uiteindelijke gedrag uit te voeren is dus enorm van
belang. Heb je deze niet (voldoende), dan kan de intentie om meer te bewegen er zeker zijn,
maar lukt het niet dit daadwerkelijk te doen.