Samenvatning Een kennismakining met de Oude Wereld – De Blsis & van der Spek
Het sude Nabije Ossten
1 Het sntstaan van de beschaviningen in Eingypte en Messpstamië
Mesopotamië (Irak) ligt bij de Eufraat en Tigris. Egypte ligt bij de
Nijl. Zijn de eerste beschavingen, +- 3000 v. Chr.
Kenmerken: verstedelijking, staatsvorming & schrif.
Steentjd: verdeeld in oude, midden en nieuwe steentjd (naar
ontwikkeling van stenen werktuigen). In het begin van de nieuwe
steentjd (Neolithicum) begon de veeteelt en landbouw in het
Oosten. Deze ontwikkeling heet de neslithische revslute.
Bij landbouw 2 types: reingenlandbsuw & irriingatelandbsuw.
Regenlandbouw was in het noorden van Mesopotamië, irrigatelandbouw in Egypte en Zuid-
Mesopotamië. Gebieden van regenlandbouw zijn kwetsbaar: terugval betekend voedselcrisis
dat grote sociale en politek gevolgen kan hebben.
Irrigate te verdelen in kunstmatg en natuurlijk. Natuurlijk in Egypte (Nijl=regelmatg),
Mesopotamië kunstmatg + gebruikte een zaaiploeg (meer werk, meer opbrengst).
Uitvinding van landbouw betekend ontwikkeling van specialisates.
Het centrum van de Mesopotamische stad was de tempel: woonplaats van de staatsgodheid.
Grote organisate met veel grondbezit en mensen in dienst. Uit behoefen van de
tempeleconomie ontstond ca. 3400-3200 v. Chr. het spijkerschrif en daarna hiëroglyfen.
Er was in deze tjd nog niet verschil tussen stadsbewoners en plateland. Wel tussen
nomaden en de gesedentariseerden(stadbewoners) haat/liefde verhouding: haat want
bang voor plunderingen door de nomaden, liefde want elkaar nodig voor producten.
Verschillen tussen Egypte en Mesopotamië:
- Egypte had gunstgere landbouw mogelijkheden, Nijl was minder zout dan Tigris/Eufraat.
Daarom in Mesopotamië veel verziltng.
-Geografsche gesteldheid: Egypte lag geïsoleerder en daarom weinig inmenging van buiten.
Mesopotamië wel, maar nieuwe machthebbers paste zich wel aan aan de cultuur.
2 Het derde millennium
De Vroege Bronstijd
Egypte: Het Oude Rijk (+- 2600 - 2150).
De Egyptsche geschiedenis wordt op 2 manieren verdeeld:
- Dynasteën (vroeger bedacht), verdeeld naar de 30 dynasteën/koningsgeslachten.
-Rijken (moderne indeling) naar de 3 rijken (en tussenperiodes van verval) die Egypte heef
gehad.
Het Oude Rijk (ca. 2600 – ca. 2150).
Het Middenrijk (ca. 2000 – ca. 1800)
Het Nieuwe Rijk (ca. 1550 – ca. 1100)
(Late Tijd, geen goede tjd voor Egypte (ca. 750 v. Chr. tot 1922 na Chr.))
1
,Het Oude Rijk valt dus in het derde millennium, daarvoor was de vroeg-dynasteke periode
(ca. 3000-2600).
Egypte was verdeeld in Noord en Zuid, maar had 1 farao, gezien als Goddelijk.
Het Oude Rijk kwam ten val door: Gouwvorsten (provinciehoofden) te machtg, ten koste
van de farao + hongersnoden doordat de Nijl niet meer goed overstroomde. gingen over
op kunstmatge irrigate.
Derde millennium begon de beschaving in Mesopotamië (4e was het ‘echt’.) 2 volken
verantwoordelijk: Sumeriërs (vooral!) & Akkadiërs. (Kunst, God, Schrif, wetenschap)
- Sumeriërs hebben nauwelijks in grote rijken geleefd die onderworpen. Kwam door
centraal staan van tempel onder leiding van priester. Steeds meer tweedeling, daarom 2
belangrijkste organisates: tempel en paleis, die vaak botsten maar elkaar ook hielpen.
- Akkadiërs, onder leiding van stchter/koning Saringsn van Mesopotamië. Namen veel van
Sumeriërs over, wel eigen inbreng (Goden, taal). Door lokale opstanden en invallers ging het
rijk ten gronde.
In het 3e millennium: een wederopbloei van een rijk in Mesopotamië, door de koningen van
Ur: Derde dynaste van Ur. ten gronde door: vreemdelingen de Amsrieten (nomaden),
verraad door gouverneurs en toenemende droogte.
3 Het tweede millennium
De Middenbronstijd (+-2000- 1600)
Egypte: het Middenrijk (+- 2000 - 1800) en de Tweede Tussenperiode (+-1800-1550)
+-2000 werd eenheid in Egypte hersteld door een gouwvorstendynaste, die in Thebe
regeerde. (nieuwe hoofdstad Egypte). Bloeiperiode, tot Tweede Tussenperiode. In deze
periode kwam buitenlandse overheersing door de Hyksss.
Mesopotamië: de Oudassyrische en de OudBabylonische tijd.
In het begin van het 2e millennium, 2 rijken in Mesopotamië: Assyrië & Babylsnië.
Noord-Mesopotamië: het Oudassyrische rijk (+-2000-1750).
Assur maakte grote periode van bloei door, vooral door handel.
Zuid-Mesopotamië: het OudBabylonische rijk (+-1800-1600)
Babylon werd in de 18e eeuw een politeke grootmacht & invloedrijke cultuur. Basis werd
gelegd door de Amoritsche koning Hammurabi schreef ook een wetboek.
De Late Bronstijd (+-1600-1200)
Het ‘concert der mogendheden’.
Grote mogendheden in het Oude Nabije Oosten die elkaar in evenwicht hielden door
uitwisseling van contact. Mogendheden: Egypte, Mitanni, Hethitsche rijk, Assyrië en
Babylonië. De macht van deze staten beruste op een nieuwe vinding van ca. 1600: de
strijdwaingen. (Beziters waren elite, met veel grond/macht i.r.v. diensten.)
Egypte: het Nieuwe Rijk (1550-1100)
Het was opnieuw een dynastek van Thebaanse gouwvorsten, die de eenheid herstelde.
Begonnen met stchten van een imperium. Opmerkelijke farao was Achnatsn: probeerde het
2
,Egyptsche veelgodendom om te vormen tot monotheïstsche godsdienst, voor de Zonnegod
Atsn. Liet het rijk vervallen, tot Tut-anch-amsn het weer opbouwde. Daarna weer verval. In
de 13e eeuw heef Egypte zich nog 1x herstelt door o.a. Rames 11.
Babylonië en Assyrië
Na de val van het Oud Babylonische rijk namen de Kassieten de macht over voor 4 eeuwen.
Assyrië was zwak, totdat ze de macht weer kregen.
Er is veel bekend over internationale betrekkingen van die tjd o.a. door brieven, verdragen,
annalen van koningen op tempels, klei enz. Veel vriendschappelijk uit angst voor
vijanden/geen nut van strijd. Wel hier en daar veroveringen.
4 Het eerste millennium
De Vroege IJzertijd (+-1200-750 v. Chr.) Ontwrichting en herstel
+-1200 v. Chr. Kwam het concert der grote mogendheden ten val en kwam er een politeke
en sociale omwenteling. Verschillende rijken werden verzwakt/ten einde.
Oorzaak (waarschijnlijk): oorlog met rondtrekkende volken. Waarom zo veel volksbeweging:
aanhoudende droogte en hongersnood, door schommeling klimaat.
De twaalfde eeuw is dus de ijzertjd. (Was er al maar steeds meer gebruikt).
Egypte: de Derde Tussentijd
Egypte verloor veel gebied.
Syrië en de Feniciërs
Viel uit in kleine staten die verschillend ontwikkelde. Feniciërs vonden het alfabet uit.
Israël
Had rijke literatuur, die goed bewaard is gebleven + vormen samen met de boeken van de
Hebreeuwse Bijbel ofewel het Oude Testament. Probleem: teksten die huidig worden
gebruikt zijn pas tjdens de Babylonische ballingschap (550 v. Chr.) opgeschreven. Israël had
vele tegenstanders, onder leiding van David (1000 v. Chr.) veroverde hij Jeruzalem. Israël
werd machtg en zijn zoon Salomo liet een tempel bouwen voor de God van Israël. (Niet met
bronnen te verifëren). Na zijn dood viel het rijk in 2: het zuiden werd Juda (met Jeruzalem)
en bleef nog eeuwen, het noorden kreeg een andere koning onder de naam Israël en was
instabieler.
De Vssr-Aziatsche wereldrijken (+-750 – 651 n. Chr.)
Het Nieuwassyrische rijk
Assyrië had zich na 1200 redelijk standgehouden: koningschap was gecontnueerd en leger
georganiseerd. Tiinglath-pileser 3 hield grote gebieden onder blijvende controle: start
Nieuwassyrisch imperium. Hadden veel respect/belangstelling voor de Babylonische cultuur
(toen ze Babylon veroverde). Veroverde ook Egypte. Verlies van Egypte: begin ondergang.
Het Nieuwbabylonische rijk
De nieuwe dynaste die er heerste was van Chaldese oorsprong. De grondvester van het rijk
(Nebukadnessar 2) was de grote veroveraar/bouwer. Was ook tjdens de Babylonische
ballingschap heerser. Werd uiteindelijk prooi van een nieuwe macht: Perzië.
3
, Het Perzische of Achaemenidische rijk
Kwam voort uit het Medische rijk (uit Iraanse hoogland). +-550 v. Chr. Cyrus, (Pers) nam de
heerschappij in het Medische rijk over, sindsdien: Perzië. Maakte het tot een wereldrijk.
Door ‘hard en zacht’ te spelen: per volk wat het beste werkte. Invloeden van vooral
Mesopotamische en Griekse culturen. 2 eeuwen het Nabije Oosten geregeerd. Tot 330 v.
Chr.: Alexander de Grote uit Macedonië.
5 Gsdsdienst
De meeste godsdiensten in het Nabije Oosten waren pslytheïstsch: meerdere goden.
Hing samen met wereldbeeld (natuurkracht, verklaring enz). Het verklaren van
natuurverschijnselen en het ontstaan van de wereld door mythen is kenmerkend voor het
Oude Nabije Oosten. De goden werden antropomorf afgebeeld: als mensen en hadden
menselijke eigenschappen. De verering van de goden had als doel de goden gunstg te
stemmen opdat de wereldorde gehandhaafd bleef en de vruchtbaarheid van het land
verzekerd was. Door ofers, te bidden en rituelen.
Vaak had de koning een grote rol in godsdienst: opperpriester/eerste dienaar van de
oppergod/uitvoerder van de wil van goden. Koningen lieten tempels bouwen en speelde
belangrijke rol in rituelen om goden voor hem te winnen. Egyptenaren en Mesopotamiërs
hadden een verschillend beeld over leven na de dood: Egyptenaren dachten als het lichaam
goed bewaard bleef, dat het leven op aarde door kon gaan. Volgens Mesopotamiërs was het
grauw ergens in de aarde.
Henstheïsme: wanneer 1 god veruit het meest wordt geëerd en andere goden waardeloos
(maar niet onbestaand) acht.
Msnstheïsme: verwerpt het bestaan van andere goden en zal de verering van andere goden
in het algemeen niet dulden. Anders wereldbeeld: alles wordt gedaan door 1 god. Kwam
bijna niet voor in de oudheid. Alleen bij Israël. (na de Ballingschap)
6 Ecsnsmie en maatschappij
Agrarische economie, grondbezit
Gedurende de hele Oudheid was de basis van de economie agrarisch (landbouw + veeteelt).
Grondbezit was rijkdom hadden de tempel en het paleis het meest. Koning en tempel
stonden altjd met elkaar verbonden: koning was bouwer tempels en nam deel aan rituelen,
en bemoeide zich met het tempelland en kreeg daardoor inkomsten.
Re distributie-economie
In het Oude Nabije Oosten waren de paleis-en tempelhouders de motoren van de economie.
In Egypte was er re distribute-economie, geleid door het paleis. Staat verzamelde via
belastngen het landbouwoverschot en her-distribueerde die in de vorm van toelagen aan
priesters en ambtenaren, loon, geschenken, hofouding enz.
Betaalmiddelen
Geldloos. Land en voedselrantsoenen waren betaling. Voor de handel werd graan, zilver,
goud, tn en koper gebruikt. Later pas munt.
Handel
Vanwege missende grondstofen (koper, tn) moest handel wel worden gedreven in Egypte
4