H1 Inleiding
Probeer in eigen woorden de strekking uit te leggen van de vraag: ‘Is meten weten?’
Welk probleem met het beschreven armoedeonderzoek stelt de auteur hier aan de orde?
Door te meten krijg je inzicht in de cijfers, maar het wil niet gelijk betekenen dat je ook de feiten op
papier hebt. Er kan iets mis gaan intern in het onderzoek zoals de bereikbaarheid van de doelgroep
en de bereidwilligheid van de doelgroep om alles te vertellen. Mensen kunnen op papier zeer weinig
geld verdienen en arm zijn. Maar in werkelijkheid kunnen ze zwart bijverdienen of het zelf niet zo
beleven. Wanneer je de mensen dan vraagt of ze zichzelf arm vinden dan hoeft dit niet eens zo te
zijn, terwijl de cijfertjes er wel op wijzen. De belevingswereld van mensen en de betekenissen die zij
aan hun wereld geven vallen niet vanzelfsprekend onder de wereld van feiten die blijken uit
emperisch onderzoek. Plaats, tijd en persoonsgebonden gebeurtenissen kunnen door empirisch
onderzoek onder een noemer gebracht worden, maar hierbij loop je het risico de verbinding met de
belevingswereld van de mensen op wie het onderzoek betrekking heeft te verliezen.
Binnen de wetenschap is er een vrij dominante stroming die wordt aangeduid als angelsaksische/
logisch-empirische/ positivistische benaderingswijzen (empirisch).
Cyclus
Data Verzamelen: In de praktijk moet je gegevens verzamelen die representatief zijn voor wat je
bestudeert. Dit betekent dat je echte informatie uit de wereld moet halen die je aan het
onderzoeken bent.
Problemen Ontdekken: Wanneer je deze gegevens analyseert, kun je onregelmatigheden of
patronen opmerken. Dit kunnen bijvoorbeeld trends of afwijkingen zijn in de gegevens.
Statistische Analyse: Om deze onregelmatigheden te begrijpen en te tonen, maak je gebruik van
statistische instrumenten. Statistiek helpt je om te begrijpen of wat je ziet willekeurig is of een echte
trend vertegenwoordigt.
Theoretische Ontwikkeling: Door deze statistische analyses kun je dieper graven in je onderwerp. Je
kunt theoretische verbanden leggen en een dieper begrip ontwikkelen van wat er gaande is op basis
van de gegevens.
Nieuwe Vragen Stellen: Met dit diepere begrip kun je nieuwe vragen stellen die je in de praktijk kunt
toetsen. Dit start de cyclus opnieuw, waarbij je weer gegevens verzamelt, analyseert en begrijpt om
nog meer te leren over het onderwerp.
,Empirisch onderzoek
Het empirisch onderzoek probeert de werkelijkheid te vangen in een verzameling feiten, waartussen
overeenkomsten en verbanden worden gezocht. En probeert theorieën op te stellen die feiten en
toedrachten kunnen verklaren.
Op basis hiervan kunnen wetenschappers een theorie ontwikkelen die de werkelijkheid verklaart.
Alleen, de wereld van de feiten sluit niet per definitie aan bij de belevingswereld van sommigen:
beleving en betekenisgeving is vaak plaats-, tijd- en persoonsgebonden.
Wetenschappelijk onderzoek kan slechts een deel van de werkelijkheid door middel van theorieën
begrijpen – het andere deel is beter te begrijpen vanuit, bijvoorbeeld, een sociaal, moreel of politiek
oogpunt (niet-wetenschappelijk).
Het verschil tussen ‘kunst’ en wetenschap staat al eeuwen lang ter discussie. De geestes- en
cultuurwetenschappen werden door verschillende stromingen verdedigd, zoals het historisme
(Dilthey), het neokantianisme (Windelband, Rickert & Weber) en de fenomenologie (Husserl). In de
jaren zestig woedde de zogenaamde ‘positivismusstreit’, waarbij Habermas stelde dat de sociale
wetenschappen zowel empirische als interpretatieve (geesteswetenschappelijke) elementen
hebben. Met de term sciëntisme wordt bedoeld dat de sociale wetenschappen terug worden
gebracht naar hun empirische component, net als de natuurwetenschappen. Het empirisch
onderzoek staat in deze opvatting gelijk aan het zoeken naar de waarheid, objectiviteit en
neutraliteit.
In de afgelopen decennia is het beeld van een ‘waardevrije’ wetenschap echter minder
vanzelfsprekend geworden. Het onderzoek in de natuurwetenschap werd toentertijd beïnvloed door
externe factoren. Inmiddels is de rust in het debat rondom de wetenschapsfilosofie in rustiger
vaarwater gekomen en wordt gebruikt als bron van informatie op universiteiten en hogescholen.
Sciëntisme
Sciëntisme is het geloof dat de wetenschappelijke methode de enige betrouwbare route is naar
kennis en waarheid, en dat alles wat niet wetenschappelijk kan worden bewezen of gemeten,
irrelevant of onwaar is. Met andere woorden, scientisme stelt dat de wetenschap het enige geldige
middel is om kennis over de wereld te verkrijgen en dat alle andere vormen van kennis inferieur zijn
of zelfs geen waarde hebben.
De reductie van de sociale wetenschappen tot hun empirische component naar het voorbeeld van de
natuurwetenschappen noemde Habermas sciëntisme. Kunneman vergeleek de wetenschappelijke
kenniswerving met een trechter waar een filter bevindt dat alleen de objectieve, meetbare aspecten
van problemen doorlaat. Het is dus het empirisch onderzoek naar datgeen dat objectief en meetbaar
is zonder een interpretatieve component van de verklarende theorieën.
Afgezien van de kritiek op de eenzijdigheid ervan is het sciëntistische wetenschapsbeelde afgelopen
decennia van verschillende kanten onder vuur genomen, omdat de begrippen als waarheid,
objectiviteit en neutraliteit niet meer zo vanzelfsprekend worden geassocieerd met empirisch
onderzoek. Wetenschap is niet waardenvrij.
Onderzoeksdomeinen
Het terrein van wetenschappelijk onderzoek kan worden onderverdeeld in verschillende
onderzoeksdomeinen met elk hun eigen procedures. De zes onderzoeksdomeinen zijn:
,· De feiten (gebaseerd op gegevens, zoals percentages)
· De beleving (de ervaring van de situatie)
· De betekenissen (de interpretatie van een situatie)
· De regels (mogelijk ongeschreven regels)
· De begrippen (het vaststellen van een situatie)
· De belangen (voor wie is het onderzoek van belang?)
Het gaat bij het wetenschappelijk onderzoek dus om meer dan alleen feiten.
Wetenschapsfilosofie
De wetenschapsfilosofie is het onderzoek naar de grondslagen, de geldigheid en de reikwijdte van
wetenschappelijke kennis en onderzoeksmethodes. Hierbij wordt een aantal standpunten
ingenomen:
· Er is een veelvoud van kennisdomeinen (zowel waarneembare feiten, als ideële en institutionele
feiten, zoals beleving, betekenis en regels).
· Er is een veelvoud van toenadering tot deze kennisdomeinen (zowel de empirische methode, als
het fenomenologisch, interpretatief, reconstructief en dialectisch onderzoek).
· De term ‘wetenschap’ moet breed worden opgevat (van biologie tot taalwetenschap).
· De term ‘onderzoek’ moet breed worden opgevat (van wetenschappelijk onderzoek tot
praktijkonderzoek).
In de wetenschapsfilosofie staan vier verschillende soorten vragen centraal:
· De sociaal-filosofische en ethische vraag: Waar komen onderzoeksproblemen vandaan, en wat is
het belang van de oplossingen hiervan?
· De ontologische vraag (de aard van het zijn, de werkelijkheid of het bestaan): Wat is de aard van
het object van het onderzoek?
· De epistemologische/kentheoretische vraag: Onder welke voorwaarden kunnen onderzoekers,
gegeven de aard van het object, er kennis over krijgen?
· De methodologische vraag: Wat betekent dit voor de manier van werken voor de onderzoekers?
Doel van het boek
Het doel van de uiteenzettingen van dit boek is de onderzoeksprocedures behorend bij de zes
genoemde onderzoeksdomeinen te demonstreren en wel zo dat de grondslagen en de
vooronderstellingen ervan worden blootgelegd.
Onderzoeksprocedure
Elk domein kent een eigen onderzoeksprocedure, ofwel een eigen methode, waarvan de precieze
betekenis later wordt uitgelegd. Hieronder nogmaals de zes onderzoeksdomeinen, aangevuld met
de methode:
· Het onderzoeksdomein van de feiten kent de empirische methode.
· … de beleving kent de fenomenologie.
· … de betekenissen kent het hermeneutische verstaan.
· … de regels kent de rationele reconstructie.
, · … de begrippen kent de dialectiek.
· … de belangen kent de deconstructie.
Elk domein brengt zo zijn eigen specifieke onderzoeksprocedure met zich mee. De ‘toegeëigende’
onderzoeksprocedure per domein kan ook worden toegepast op een ander domein; men kan zo ook
empirisch onderzoek doen in het onderzoeksdomein van de beleving of de regels. Dit is een
voorbeeld van methodenpluralisme. Hierbij moet er echter worden opgepast dat een procedure
geen exclusieve rechten krijgt in een ander domein.
Methodenpluralisme = een concept binnen de filosofie en wetenschapsstudie dat verwijst naar het
idee dat er verschillende methoden kunnen worden gebruikt om kennis te vergaren, en dat geen
enkele methode altijd superieur is aan alle andere in alle situaties.
De samenhang tussen de onderzoeksdomeinen
Een aantal onderzoeken is complexer dan de hierboven voorgestelde indeling van de zes
onderzoeksdomeinen. Het natuurwetenschappelijk onderzoek lijkt nog het meest georiënteerd op
het onderzoeksdomein van de regels, maar heeft ook verbindingen met andere domeinen. Ook het
sociaalwetenschappelijk onderzoek maakt vaak gebruik van meerdere domeinen tegelijkertijd. De
zes onderzoeksdomeinen kunnen een zeshoek vormen, waarbinnen het wetenschappelijk onderzoek
plaatsvindt (zie figuur 1).
Het is belangrijk om de verschillende wetenschappelijke onderzoekspraktijken te onderscheiden wat
uitgangspunten betreft. Dit kan met de eerder gebruikte indeling van de ontologische,
epistemologische, methodologische, sociaal-filosofische en ethische uitgangspunten.
Allereerst verschillen onderzoekspraktijken ontologisch gezien naar gelang het antwoord dat zijn
geven op de vraag naar de aard van het onderzoeksobject.
Epistemologisch/kentheoretisch gezien verschillen ze naargelang het antwoord dat zij geven op de
vraag op welke wijze we toegang krijgen tot het object, en tot welke vorm van ‘kennen’ dat leidt.
Methodologisch gaat het om de vraag door welke regels we ons moeten laten leiden van de
kennisontwikkeling.