1
Samenvatting GOH periode 2 ; voorbereiding op de casustoets
1. Week 1………………………………………………………………..…p. 2 t/m 8
1.1. Barrieres & cognitieve vertekeningen………………….p. 2 t/m 4
1.2. Hoorcollege 1…………………………………………….…p. 5 t/m 8
1.3. Empathie & theory of mind…………………………….…p. 8
2. Week 2……………………………………………………………….….p. 9 t/m 23
2.1. Motivatie………………………………………………….….p. 9 t/m 12
2.2. States of change……………………………………………p. 12 t/m 14
2.3. Therapeutische alliantie…………………………………..p. 15
2.4. Hulpverlening………………………………………………..p. 15 t/m 17
2.5. Hoorcollege 2…………………………………………..……p. 17, 18
2.6. Kennisclip………………………………………………..…..p. 19 t/m 23
3. Week 3……………………………………………………………………p. 24 t/m 37
3.1. Classificatie en indicatie…………………………………..p. 24 t/m 28
3.2. Nog even alles op een rijtje…………………………….…p. 29, 30
3.3. Benaderingen voor therapie……………………………...p. 30 t/m 33
3.4. Methodieken…………………………………………………p. 34 t/m 37
, 2
1. Week 1
1.1 Barriéres & cognitieve vertekeningen
Het aannemen van het perspectief van een ander vereist:
● Het vermogen om het zelf te representeren als iets verschillends van anderen
● De ontwikkeling van een theory of mind om te beseffen dat anderen überhaupt
mentale toestanden hebben
● De expliciete erkenning dat de mentale toestanden en waarnemingen van anderen
kunnen verschillen van die van onszelf.
Er zijn verschillende barrières die het ons moeilijk maken het perspectief van een ander over
te nemen. Dit zijn de volgende barrières :
Barrière 1: Het niet activeren
● De hersenen van mensen zijn in staat tot veel inspannend denken, maar inspannend
denken is moeilijk, en mensen kunnen het daarom vermijden. Mensen vertrouwen
bijvoorbeeld op standaardinstellingen bij oordeelsvorming, snelle eerste indrukken bij
het beoordelen van anderen en eenvoudige heuristieken voor belangrijke
beslissingen. Het overnemen van het perspectief van een ander is precies het soort
mentale inspanning en moeilijk denken dat mensen mogelijk veel minder vaak doen
dan ze zouden kunnen (of dan ze zouden moeten).
● Omdat het eigen perspectief sneller, gemakkelijker en betrouwbaarder in het
geheugen komt dan informatie over het perspectief van anderen, kan het eigen
gezichtspunt neigen om als het standaardperspectief te dienen voor het interpreteren
van de wereld, zelfs bij volwassene.
● Het verminderen van de automatischheid van deze standaard om dingen te zien
vanuit het perspectief van een ander vereist dan ofwel herhaalde en frequente
oefening, ofwel de sterke motivatie om de mentale inspanning te leveren die nodig
is om het perspectief van een ander over te nemen.
Barrière 2: Verkeerde kalibratieaanpassing ; voorbij je eigen perspectief komen
● Het eerste perspectief dat in iemands gedachten komt, is vaak het eigen perspectief.
Dit perspectief kan zo overheersend zijn, dat het mensen niet eens opvalt dat
anderen een andere kijk (dus een andere perceptie) op een bepaalde situatie
hebben. Ook al proberen mensen het perspectief van een ander over te nemen, er
blijft altijd een deel van hun eigen perspectief behouden. Hun eigen perspectief is de
standaard. Er blijven altijd delen van jezelf behouden.
● Zelfs wanneer mensen zich volledig bewust zijn dat het perspectief van een ander
waarschijnlijk verschilt van dat van hen, dient deze initiële egocentrische beoordeling
waarschijnlijk als een startpunt in het oordeel dat vervolgens wordt gecorrigeerd of
aangepast.
● Perspectiefnemers kunnen voorbij de eerste hindernis komen die in dit hoofdstuk
wordt genoemd en volledig gemotiveerd zijn om de dingen vanuit het perspectief van
, 3
een andere persoon te zien (dus het actie nemen), maar dergelijke motivatie
garandeert niet dat ze hun eigen perspectief volledig zullen achterlaten
Barrière 3: Onnauwkeurige aanpassing
● Deze barrière richt zich op het gebruik van onjuiste informatie bij perspectief nemen.
Mensen gebruiken zichzelf als gids voor het perspectief van een ander. Als je denkt
dat iemand op je lijkt, gebruik je je eigen perspectief om dat van de ander in te
schatten. Als je vindt dat je niet op iemand lijkt, ga je uit van algemene overtuigingen
over de ander, zoals stereotypen.
● Als je niet alles weet van een persoon kan je het zelf gaan invullen, je gebruikt dan
niet de goede informatie.
● Bijvoorbeeld : een persoon houdt zich niet aan de afspraak, dus je stelt dat hij
onbetrouwbaar is. Je weet echter niet wat erachter zit. Het is gebaseerd op
persoonskenmerken.
● Wanneer mensen falen om zichzelf als gids te gebruiken voor het perspectief van
anderen, vertrouwen ze doorgaans op opgeslagen kennis over het betreffende
doelwit. Dit kan stereotypes bevatten over hoe mensen in het algemeen zijn,
eigenschappen die vermoedelijk worden gedeeld door groepsleden, of
idiosyncratische kennis over specifieke individuen afgeleid van directe of indirecte
ervaring.
Cognitieve vertekeningen
Naïef realisme
Dit gaat ervan uit dat de wereld precies is zoals we die zien. Bijv : ‘’zien is geloven’’ of "ik
heb het met mijn eigen ogen gezien’’. Het gaat om datgene wat het meest voor de hand ligt
in het leven. Wat we waarnemen wordt beperkt door externe realiteit, maar het wordt ook
beïnvloed door onze verwachtingen, vooroordelen en interpretaties. Dit kan in de klinische
wereld tot problemen leiden doordat clinici vertrouwen op hun eigen oordelen : "Ik zag de
verandering met mijn eigen ogen" - om te concluderen dat een interventie effectief is. Dat
hoeft niet zo te zijn. Het gaat om je eigen oordeel en niks anders is er, ook niet het oordeel
van een ander. Jij hebt gelijk.
Zoeken naar bevestiging (confirmation bias); Bevestigingsbias
Bevestigingsbias is de neiging om bewijs te zoeken dat overeenkomt met onze
verwachtingen en om bewijs dat daar niet mee overeenkomt te ontkennen, te negeren of te
vervormen. Omdat clinici willen dat hun cliënten verbeteren, kunnen ze daardoor ook
verandering gaan zien, ook al is het afwezig. Dit heet ook wel gemotiveerd redeneren : je
wil graag bewijs voor je overtuigingen vinden.
Specifiek kan bevestigingsbias clinici voorbeschikken om zich te richten op de "hits" en de
"misses" te vergeten en daardoor de mate waarin hun interventies geassocieerd zijn met
latere verbetering te overschatten → Illusoire correlatie.
Illusoire causaliteit
, 4
Mensen zijn geneigd om causale relaties waar te nemen, zelfs als deze er niet zijn.
Er zijn twee mogelijke verklaringen voor illusoire causaliteit
1. De eerste is perceptueel: mensen neigen ertoe causaliteit toe te schrijven aan wat
het meest opvallend is in hun visuele velden en minder causale betekenis toe te
kennen aan wat zich in de visuele achtergrond bevindt.
2. De tweede is cognitief: mensen herinneren zich meer informatie over stimuli die
prominent zijn in hun visuele voorgrond dan in hun visuele achtergrond. Met behulp
van een beschikbaarheidsheuristiek, waarmee we de waarschijnlijkheid van een
gebeurtenis beoordelen door de toegankelijkheid ervan in het geheugen te gebruiken
, gaan we de eerste stimuli als invloedrijker beschouwen.
Illusie van controle
Dit is de neiging van mensen om hun capaciteit om gebeurtenissen te beïnvloeden te
overschatten. Mensen denken dat ze gebeurtenissen kunnen beheersen of controleren,
terwijl dit niet zo is. Bijvoorbeeld, wanneer er geld op het spel staat, geven de meeste
mensen er de voorkeur aan zelf een loterijkaartje te selecteren of een dobbelsteen te rollen
in plaats van deze handelingen aan anderen over te laten, zelfs als de uitkomsten in alle
scenario's niet boven kans uitstijgen. Deze illusie kan therapeuten vatbaar maken om te
geloven dat ze meer causale kracht hebben over cliëntresultaten dan ze daadwerkelijk
hebben. De illusie van controle is vooral waarschijnlijk wanneer de betrokken persoon
(a) persoonlijk betrokken is bij de gedragingen
(b) vertrouwd is met de situatie
(c) op de hoogte is van het gewenste resultaat
(d) een geschiedenis heeft van eerdere succesvolle taken.
Overschatting gelijkenis (perceived similarity)
Je gaat ervan uit dat de situaties hetzelfde zijn. Bv. hulpverlener : er komt weer zo’n vader
binnen, het lijkt op die ik de afgelopen maand ook heb gezien, dus de situatie zal wel
hetzelfde zijn. Of : jullie hebben allebei geleerd voor een toets, dus gaan jullie ervan uit dat
jullie het allebei wel halen.
In de kennisclip worden nog andere cognitieve vertekeningen genoemd.
● Premature closure : Datacollectie te snel stoppen waardoor je geen kritische
informatie krijgt
● Availability bias : Een diagnose als ‘meer voorkomend’ of de diagnose zal wel
voorkomen als het eerder is gezien.
● Gamblers Fallacy : Vervolg van terugkerende diagnoses zorgen dat een vergelijkbare
diagnose onwaarschijnlijk is. Het kan niet zo zijn dat ik die diagnose nog een keer
geef.
● Confirmation Bias : De neiging om te zoeken naar bevestigend bewijs voor een
diagnose.
● Base Rate Neglect : De neiging om het echte voorkomen van een verschijnsel te
negeren en een zeldzame diagnose aan te houden.
1.2 Hoorcollege 1
Empathie