Gedrag & Omgeving
Hoorcollege 1 (24-4-18):
Weinig inzicht in factoren die ons gedrag verklaren. Deze factoren kan je indelen:
Distaal proximaal
evolute, opvoeding medestudenten, kleding, autoriteit
Sociale psychologie: de wetenschap die gevoelens, gedachten en gedrag (ABC: afect, behavior,
cogniton) van individuen in sociale situates bestudeert. Ook wel: psychologie van het dagelijks
leven.
Invloed van sociale context op rookgedrag, milieuvriendelijk gedrag, weerstand tegen
vluchtelingen, liefdesrelates, vooroordelen, reclame, coöperate, emotes, zelfrealisate.
Twee centrale hypotheses:
I. De kracht van de situate hoe gedragen we ons onder invloed van bepaalde situatonele
factoren?
II. De kracht van het onbewuste in het maken van beslissingen, vertonen van gedrag. Weinig
inzicht in.
De kracht van de situate
Kurt Lewin’s formule (grondlegger Psychologie). Ging in tegen het idee dat het gedrag een uitkomst is
van de nature (persoonlijkheid) van die persoon.
- G = f (P,S)
Gedrag is een functe van de persoon maal de situate waarin de persoon zich bevindt.
Mensen onderschaten de invloed van S, doordat ze zich meer richten op P.
Bystander-efect: naarmate er meer mensen aanwezig zijn in een situate waar hulp nodig is, is de
kans kleiner dat die persoon daadwerkelijk hulp krijgt.
- Individueel perspectef: ze zijn vast asociaal
- Situate: als de individuen alleen waren, was de kans groter dat ze wel zouden helpen
Ze kijken naar elkaar voor informate: hey, zij helpt niet, er zal wel geen hulp nodig zijn”
1973: Darley & Watson deden onderzoek the good samaritan” met theologiestudenten die een
voordracht gingen geven over TGS. Er waren twee condites: een groep had haast en de andere groep
had geen haast. Op weg naar het gebouw lag een man op de stoep die hulp nodig had. De vraag was:
helpen de studenten de man terwijl ze op weg zijn naar hun voordracht?
- Geen haast: 65% hielp
- Haast: nog geen 10%
Conclusie: Persoonlijkheid heef geen efect op het wel/niet-helpen. Toch zeggen veel mensen van
die 10% dat ze vast asociaal zijn. Het maken van interne atributes, fundamental atribute error &
correspondance bias: geneigd zijn om niet de situate te beschouwen, het zijn de
persoonskenmerken die het gedrag verklaren!
Fundamentele atribute fout
De neiging om gedrag toe te schrijven aan de persoon, en niet aan de situate
HOE? Proces van 3 stappen (Gilbert)
1. Gedrag waarnemen ( hij helpt niet”)
2. Karakteriseren van het gedrag ( asociaal”) label opplakken
3. Corrigeren voor de situate ( hij had haast omdat hij per se ergens op tjd moest komen”)
De eerste twee stappen gaan automatsch, onbewust. De derde stap is een meer
gecontroleerd proces, waar meer denkkracht en motvate voor nodig is.
,Gilbert studie
Proefpersonen werden een flmpje vertoond van een vrouw, die een verhaal vertelde zonder geluid
bij het flmpje. Vrouw gedraagt zich nerveus. Ene helf werd gezegd dat ze iets verteld over haar
vakante plannen, andere helf dat ze verteld over haar seksuele fantasie. Dan wordt de vraag
gesteld: heef deze vrouw een nerveuze persoonlijkheid? Bij vakante plannen wordt er niet van
uitgegaan dat de vrouw nerveus is, bij seksuele verhalen wel.
Tweede condite: ene helf (zowel vakante als seks) moest tjdens het kijken van het flmpje
een getal van 7 cijfers onthouden – cognitve load”. Het efect verdween: de correcte van de
situate werd niet meer gemaakt. Derde stap is dus belangrijk.
Dual-process modellen
Automatsche processen Gecontroleerde processen
Onbewust, snel, onintentoneel, moeiteloos Bewust, langzaam, intentoneel, moeite
Afankelijk van motvate en capaciteit
Verklaart o.a. vooroordelen, agressie,
overtuigingskracht, aantrekkingskracht etc.
Hoe zit het met je eigen gedrag?
Nisbet & Wilon (1977). Huurden een marktkraam, verkochten vier panty’s. Klanten mochten
panty’s uitproberen. De vraag was: welke panty heef uw voorkeur? Ze waren hetzelfde. 70%
vond de rechter panty van de beste kwaliteit. Bij de vraag waarom, zei geen enkele vrouw
dat ze daarvoor koos omdat de panty rechts lag.
Conclusie: mensen zijn slecht in introspecte, wat de grondslagen zijn van hun eigen gedrag.
Todorov et al. (2005). Kiezen tussen twee foto’s van gouverneurs, wie is het meest
competent? De competente ratngs van de studenten voorspelden de uitslag met 70%. Dus:
als iemand er meer competent uit ziet, dan krijgt diegene ook meer stemmen.
Feitelijk weten we vaak niet waarom we voor iets kiezen. Post-hoc redeneren geef een gevoel van
controle en consistente. Keuze uit twee plaatjes van meiden die wel op elkaar leken. Ze kozen er
één, maar kregen het plaatje van de ander.. Slechts 13% had het door, choice-blindness. De rest
werd gevraagd: waarom heb je voor haar gekozen? (verkeerde haar!) post-hoc redenates.
We hebben een gebrek aan introspecte. Maar waarom? Metafoor van een ijsberg: 5% steekt boven
de zee uit (= bewust) , maar de rest is onder het oppervlak (= onbewust).
De kracht van het onbewuste
1. ‘Channel factoren’: kleine situatonele veranderingen die ons gedrag sturen (soms met grote
gevolgen) Kurt Lewin. Nudging.
2. Schema’s
3. Priming: actveren van schema’s, hetgeen vervolgens ons gevoel, denken en gedrag
beïnvloedt
Channel factoren (nudging)
Mensen eten gewoon hun bord leeg, ongeacht het porte wat erop ligt. Kleinere borden =
minder eten.
Norch et al., 1997. Franse vs Duitse muziek op de achtergrond. Verkoop van Duitse wijn
neemt toe bij Duitse muziek etc.
Schema’s
Georganiseerde set kennis over een stmulus, opgeslagen in lange-termijn geheugen
, Mentale structuur die helpt om kennis over de wereld te organiseren, en er efcicnt op te
reageren
Over onder andere: groepen van mensen, rol schema’s, situates, over specifeke anderen,
onszelf, beïnvloeden gevoel, denken en gedrag vaak onbewust, heel functoneel maar zowel
positeve als negateve uitkomsten. Stereotype = schema over personen van een groep.
Priming: schema’s actveren
Ideomotor gedrag (Bargh)
Proefpersonen werden geprimed” met bejaarden. Schema actveren door iets in de situate
te veranderen dat dat schema actveert.
- Woordpuzzel met woorden die geassocieerd zijn met bejaarden (grijs, wandelstok,
Florida). Andere groep had geen bejaarden-woorden.
Studie afgelopen.. stekem gemeten hoe lang ppn erover deden om naar de lif te lopen na
het experiment.
Controverse
‘Bestaat’ priming eigenlijk wel?
Replicatestudies nodig
Hoe, en onder welke omstandigheden werkt het! (bijv. Karremans et al. 2006; de rol van
huidige doelen en motvatonele staat)
Als een prime sterk gerelateerd is aan een doel die je op dit moment hebt, dan lijkt het wel
te werken. Als de prime niet gerelateerd is aan een doel, dan werkt het niet. Lipton Ice
priming werkt alleen als mensen dorst hebben.
Conclusie
Rol van situate en onbewuste processen in alledaags (sociaal) gedrag.
Functoneel. Onbewuste processen zijn vele malen sneller – ze stellen ons in staat efectef te
reageren op onze omgeving.
Belang van wetenschappelijk onderzoek in het vinden van de echte oorzaken van gedrag (bv.
interventes)
Vrije wil?
(Uit het boek) Twee typen onbewuste verwerking:
Skill acquisiton door William James: Je leert iets, en vervolgens ‘overleer’ je dat zo, dat je
het kunt uitvoeren zonder er bij na te denken. Bijvoorbeeld autorijden. Je bent je er niet
bewust van wat je doet.
Het andere type van automatsche mentale verwerking verschijnt als overtuigingen en
gedragen gegenereerd worden zonder onze bewustzijn van de cogniteve processen achter
hen. We zijn ons er niet bewust van hoe we mensen oordelen, en hoe we attudes vormen.
We kunnen voor heel veel processen niet goed beschrijven wat er precies in ons hoofd
gebeurd. Bijvoorbeeld bij het oplossen van wiskundige problemen. Hierbij wordt ook het
onderzoek van Nisbet en Wilson aangehaald over de posite van de sokken/panty’s die
mensen kopen.
(Uit het boek) Group living, language and theory of mind
Alle normale kinderen leren taal op ontwikkelingsstages die bijna identek zijn in alle culturen. Net
zoals evolute had voorbereid leven mensen samen in groepen en communiceren ze om overleving
en reproducte te promoten. Het heef er ook voor gezorgd dat mensen een theory of mind hebben.
Theory of mind is het begrip dat andere mensen ook overtuigingen en verlangens hebben. Individuen
met autsme hebben erge verstoorde mogelijkheden voor het interacteren en communiceren met
anderen. Ze lijken niet in staat de overtuigingen of verlangens van andere te kunnen bevaten,
, inclusief dat de overtuigingen van anderen fout kunnen zijn. Autstsche kinderen kunnen een
normaal of superieur intellectueel functoneren hebben, maar e hebben minder begripsvermogen
van de overtuigingen en verlangens van mensen dan kinderen met het Downsyndroom, waarvan het
algemeen intellectueel functoneren veel lager is dan normaal.
(Uit het boek) Avoiding the naturalistc fallacy
Evolutonaire claims over menselijk gedrag kan er ook toe leiden dat mensen, onterecht,
veronderstellen dat biologie bestemming is- dat wat we biologisch zijn qua aanleg ook is waarna we
moeten handelen. Deze claim- dat wat de dingen zijn ook de dingen zouden moeten zijn wordt de
naturalistc fallacy genoemd en dit heef geen logische onderbouwing.
Hoorcollege 2 (15-05-18)
Het sociale zelf
Paradox van het zelf
- Het zelf bestaat niet het zelf zijn allerlei processen en mechanismen in onszelf die
betrekking hebben op ons eigen persoon, bevaten een zeker mate van zelfewustzijn
- Het zelf is niet van jezelf je bent niet de auteur van het zelf, omdat heel veel van wie
we zijn bepaald wordt door de sociale omgeving. We passen ons voortdurend aan.
Zelf als basaal fenomeen
- Fundamenteel onderscheid tussen jezelf en buitenwereld/anderen
o personal space, je bent past van je personal space bewust als iemand de grens
over gaat, zoals in de lif (ongemakkelijk gedrag, in de ‘neutrale stand’ staren
naar de muur, lifknop)
o dubble sensatons wanneer je jezelf aanraakt (zowel binnenkant, hand, als
buitenkant, arm), niet wanneer een ander je aanraakt.
o Proprioceptsch = bewust zijn van de houding van anderen
- Waar de grens ligt is fysiek en sociaal bepaald
Twee vormen van zelfewustziin
Subjectef zelfewustzijn door een deur lopen, een soort gevoel van dit ben ik”, dat we delen met
andere dieren
• Onberefecteerd
• Meer gevoelsmatg
• Basis van normale actviteit
• Gemeenschappelijk met andere dieren
Objectef zelfewustzijn wat mensen meer hebben dan dieren; vraagt aandacht, kijken naar jezelf.
Doen we wanneer er een reden is, bijv. wanneer je iets raars hebt meegemaakt (beeld vormen over
jezelf). Objectef houdt niet in dat het waar is, maar je maakt jezelf tot object van aandacht.
• Zelfrefectef
• Meer cognitef (zelfeeld)
• Gerichte actviteit
• Typisch menselijk
Zelfeeld sociaal product
• Kennis over onszelf ontleend aan sociale interacte wat anderen over jou zeggen, hoe
anderen op jou reageren.
• Persoonlijke posite bepalen via voortdurende sociale vergelijking hoe reageer je op
anderen? Belangrijke bron van informate.
• Sociale context podium voor zelfpresentate.