Zwaartepunt van
het
vermogensrecht
Week 5-7
2.1 Eigendom
Eigendom is geregeld in Boek 5, met als opschrift: ‘Zakelijke rechten’.
Art 5:1 lid 1 omschrijft eigendom als het meest omvattende recht dat een persoon op
een zaak kan hebben.
2.1.2 De eigenaar komt het vrije genot van zijn zaak toe
De eigenaar kan andere van het genot van de zaak uitsluiten. Art. 5:1 lid 2 bepaalt
dat het de eigenaar vrijstaat met uitsluiting van eenieder van de zaak gebruik te
maken.
Hij heeft dus het recht op het vrije genot van de zaak en hij kan anderen van dit genot
buitensluiten.
De eigenaar kan ook anderen het genot van de zaak toestaan. De eigenaar is vrij een
ander van zijn zaak gebruik te laten maken.
Hiervoor kan hij een tegenprestatie vragen.
2.1.3 De eigenaar komt de bevoegdheid toe om over zijn taak te beschikken
De eigenaar is met uitstuiting van anderen bevoegd om over de zaak te beschikken.
Naast het vrije genot komt de eigenaar met uitsluiting van eenieder het recht toe om
over zijn zaak te beschikken.
Dit houdt in dat als regel alleen hij een ander tot eigenaar van die zaak kan maken.
De eigenaar kan het beschikkingsrecht ook door een ander laten uitoefenen. Ook het
recht te beschikken over datgene waarvan men eigenaar is, kan men door een ander
laten uitoefenen.
E wil een schilderij verkopen, maar kent de markt niet. Hij draagt galeriehouder F
op het voor een goede prijs te verkopen en het overdragen aan de koper.
Verder zullen we zien dat de wet soms een ander de bevoegdheid geeft om
andermans zaak te beschikken.
2.1.4 beperking aan het recht van de eigenaar
Het genots- en beschikkingsrecht van de eigenaar is niet onbeperkt. Dit vindt zijn
uitdrukking in art. 5:1 lid 2.
,Het stelt weliswaar voorop dat de eigenaar het vrije gebruik van zijn zaak toekomt,
maar laat daarop onmiddellijk volgen ‘mits dit gebruik niet strijdt met rechten van
anderen en de op wettelijke voorschriften en regels van ongeschreven recht
gegronde beperking daarbij in acht wordt genomen’.
Beperking van het recht van de eigenaar door rechten van anderen. Hebben ook
anderen tegenover de eigenaar recht op gebruik van de zaak, dan beperkt dit het
vrije gebruik door de eigenaar.
In het bijzonder is hier te denken aan door de eigenaar aan anderen gegeven
gebruiksrechten met betrekking tot de zaak.
Beperking van het recht van de eigenaar door de wet. Er zijn tal van wettelijke
regelingen die de eigenaar in zijn genots- en beschikkingsrecht beperken.
Beperking van het recht van de eigenaar door het ongeschreven recht. Ook het
ongeschreven recht begrenst het vrije genotsrecht van de eigenaar.
In het bijzonder stellen de niet wettelijk vastgestelde regels van betamelijk gedrag
grenzen aan de uitoefening van zijn eigendomsrecht.
Zij mag niet maatschappelijk onaanvaardbaar zijn.
Misbruik van (eigendoms)recht. De eigenaar die zijn eigendomsbevoegdheden op
zodanige wijze uitoefent dat tegenover zijn belang een onevenredig grote schade bij
een ander staat, schendt een betamelijkheidsregel, die ‘misbruik van
eigendomsrecht’ oplevert.
Art. 3:13 lid 1 geeft een algemene bepaling met betrekking tot misbruik van
bevoegdheid:
‘Degene aan wie een bevoegdheid toekomt, kan haar niet inroepen, voor
zover hij haar misbruikt.’
Vervolgens geeft lid 2 een aantal voorbeelden: ‘Een bevoegdheid kan onder
meer worden misbruikt door haar uit te oefenen [1] met geen ander doel
dan een ander te schaden of [2] met een ander doel dan waarvoor zij is
verleend of [3] ingeval men, in aanmerking nemende de onevenredigheid
tussen het belang bij de uitoefening en het belang dat doordoor wordt
geschaad, naar redelijkheid niet tot die uitoefening had kunnen komen.’
Eigendom is niet aan de eigenaar verleend met een bepaald doel;
eigendom is geen ‘doel gebonden’ recht.
Hinder. Bij misbruik van recht ligt de nadruk op de uitoefening van een subjectief
recht.
Bij ‘hinder’ gaat het erom dat de één de ander zodanig in de uitoefening van diens
subjectieve recht belemmert, dat die ander dat niet hoeft te accepteren.
Voor het veel voorkomende geval van hinder, toegebracht aan de eigenaar
van een erf door die van een nabijgelegen erf, is dit vervat in art. 5:37
Misbruik van eigendomsrecht en hinder kennen dikswijs ook een verbintenisrechtelijk
aspect. Er werden enerzijds eigenaarsbevoegdheden -bij misbruik- op ongeoorloofde
wijze uitgeoefend, anderzijds -bij hinder- op ongeoorloofde wijze aangetast.
,Wij komen met deze leerstukken ook op het terrein van het verbintenissenrecht.
Zo kan misbruik van recht tegenover de benadeelde een onrechtmatige daad
als bedoeld in art. 6:162 opleveren. Kan, want daarvan is niet altijd sprake.
Uitgangspunt in het geval van de grensoverschrijdende garage was dat De Jongh de
overbouw op zijn grond niet hoefde te dulden. De afweging van de wederzijdse
belangen kan echter meebrengen dat het eisen van afbraak misbruik van
eigendomsrecht opleverde, maar dit brengt nog geen onrechtmatige daad tegenover
Kuipers mee. Dat is wel het geval bij de watertoren-arresten.
2.1.5 Het eigendomsrecht is een absoluut recht.
Tegenover wie kan de eigenaar zijn eigendomsrecht handhaven? Dat is in beginsel
tegenover eenieder. Niet de wet, maar de rechtswetenschap noemt daarom het
eigendomsrecht een ‘§’.
We schreven hiervoor ‘in beginsel’, want als zo vaak kent het recht tal van uitzonderen.
Het absolute karakter van het eigendomsrecht kent meerdere aspecten.
De naar Amerika vertrokken A had zijn bungalow, fiets en laptop toevertrouwd aan
achtereenvolgens B, P en X. Na zijn terugkeer ontdekt A tot zijn schrik de volgende feiten:
- B is in zijn huisbewaarderstaak tekortgeschoten. De buurkinderen maken zonder
toestemming gebruik van het bij A’s bungalow behorende privézwembad, via een door hen
gemaakt gat in de heg
- P heeft A’s fiets diep in de nacht in een café voor €20 overgedaan aan Q
- X, waar A’s laptop ter reparatie staat. Is failliet gegaan.
Exclusief karakter. Uitgangspunt van art 5:1 lid 2 is dat de eigenaar ‘met uitsluiting
van eenieder’ de bevoegdheid toekomt tot het vrije gebruik van de zaak. Daarmee
kent het eigendomsrecht een exclusief karakter.
Dit betekent dat de eigenaar zijn recht kan handhaven tegenover iedereen die hem belet in
de rechtmatige uitoefening van zijn recht.
Het recht van de eigenaar heeft aldus ‘absolute werking’.
Zaaksgevolg/droit de suite. Art. 5:2 geeft de eigenaar de bevoegdheid zijn zaak
van eenieder die haar zonder recht houdt, op te eisen.
Deze bevoegdheid staat bekend onder de Romeinsrechtelijke voorvader, te weten
‘revindicatie’.
Aldus kan de eigenaar zijn recht ook handhaven tegenover iemand die de zaak
onrechtmatig onder zich heeft verkregen. Dit is een consequentie van de regel dat
een eigenaar zijn recht tegen iedereen kan inroepen.
Indien de zaak uit zijn macht raakt, volgt zijn recht de zaak.
Deze speciale toepassing van de absoluutheid van het recht van de eigenaar noemt
met ‘zaaksgevolg’ of ook wel ‘droit de suite’.
Separatist in faillissement/ droit de préférence. Een andere toepassing van de regel
dat het recht van de eigenaar tegen iedereen werkt, is dat de eigenaar de hem
toebehorende zaak kan opeisen indien zij zich onder een failliete persoon bevindt.
De eigenaar is op grond van de absolute werking van zijn recht ‘separatist’. Een
andere, minder duidelijke term daarvoor is dat hij een ‘droit de préférence’ heeft.
, Faillissement. Wanneer een schuldenaar niet aan zijn verplichtingen tot betaling van
een geldsom voldoet, geeft art. 3:276 de schuldeiser de bevoegdheid om verhaal te
zoeken op diens vermogen.
Zijn er meerdere niet-betaalde schuldeisers, dan kan één of meer van hen bij de
rechtbank het faillissement van de schuldenaar aanvragen.
Het faillissement is niet in het BW geregeld, maar in de faillissementswet (Fw).
Door het uitspreken van het faillissement komt op het vermogen van de schuldenaar
een algemeen beslag te liggen. Door dit faillissementsbeslag verliest de
schuldenaar de mogelijkheid om nog langer over de individuele
vermogensbestanddelen te beschikken.
Het bevriest als het ware het vermogen ten behoeve van verhaal door de gezamenlijke
schuldeisers.
De rechtbank stelt een curator aan die onder toezicht van een rechter-commissaris
de vermogensbestanddelen te gelde maakt, waarna er verdeling van de opbrengsten
volgt onder de gezamenlijke schuldeisers.
Dus niet alleen de faillissement aanvragers.
Op grond van art. 3:277 lid 1 geschiedt die verdeling naar evenredigheid van de
omvang van ieders vordering.
Is de opbrengst na aftrek van de faillissementskosten bijvoorbeeld slechts 20% van de
totale schulden die de failliet heeft, dan ontvangt in beginsel iedere schuldeiser 20%
diens vordering.
2.1.6 het recht van de eigenaar is een absoluut subjectief vermogensrecht op
een zaak
Het recht van de eigenaar is een ‘absoluut subjectief vermogensrecht’, het recht
van de schuldeiser uit een verbintenis is een ‘relatief subjectief
vermogensrecht’.
Het recht van de eigenaar is een subjectief recht. Ter onderscheiding van het
objectieve recht, noemen we het recht van de eigenaar een subjectief recht.
Het objectieve recht verschaft aan de eigenaar het subjectieve recht om over de aan
hem toebehorende zaak te beschikken en daarvan met uitsluiting van anderen
gebruik te maken.
Het objectieve recht geeft ook aan de schuldeiser uit een verbintenis een subjectief
recht;
Te weten het recht op nakoming van een door de schuldenaar te verrichten prestatie en
daaraan verbonden de bevoegdheid om van de schuldenaar ook nakoming te vorderen.
Het recht van de eigenaar is een vermogensrecht. Zowel het recht van de eigenaar
als het recht van de schuldeiser zijn (subjectieve) vermogensrechten.
‘Vermogensrechten’ zijn kort gezegd op geld waardeerbare rechten, althans
rechten die in de economische sfeer liggen. Art. 3:6 geeft een meer
omslachtige omschrijving.