Kennis methodische benadering
Tentamen vier; samenvatting
IC 1 - ALGEMENE UITLEG
De student oriënteert zich op methodisch handelen in de praktijk.
De student leert als SW’er dat in de praktijk met verschillende methodische benaderingen
wordt gewerkt.
Methodisch handelen
Regulatieve cyclus = Probleemstelling > diagnose > plan > ingreep > evaluatie
I. Probleemstelling
Vastellen van het probleem observeren, contact leggen, inventariseren, vraag verhelderen.
II. Diagnose
Je stelt een diagnose analyseren en diagnosticeren.
III. Plan
Ontwerpen van een (begeleiding)plan ontwerpen van een programma, activiteit, cursus of
festival.
IV. Ingreep/Interventie
Uitvoeren van interventie, begeleiding.
V. Evaluatie
Evalueren en verantwoorden is het doel behaald?
Methodiek = samenhangend geheel van ideeën (theorieën over effectieven handelswijzen die
wetenschappelijk zijn getoetst. Het betekent dat je altijd op een doordachte, bewuste, chronologische
en stapsgewijze manier werkt. Vastgelegde praktijktheorie (visie en beargumenteerde theoretische
uitgangspunten).
Bijv. denk aan competentiegericht werken, systeem gericht werken en empowermentgericht werken.
Methode = Bepaalde en doordachte werkwijze, als onderdeel van methodiek, eenduidig toe te passen
door een team. Systematisch, doelgericht handelswijze bestaande uit een handelingsmodel waarin
samenhang is tussen beroepshouding (rollen en activiteiten) activiteiten en een reeks technieken.
Techniek = Een kleine begrensde handelingseenheid binnen een methode.
Bijv. een protocol voor een intake of een draaiboek voor een festival
Methodisch werken gaat altijd om het proces. Je kan namelijk nooit precies vaststellen wat het
resultaat/effect zal zijn. Zo’n cyclus loopt nooit af, er zijn altijd wel nieuwe problemen en nieuwe
doelgroepen.
1
,Methodisch handelen; kiezen van de methode
I. Wat is het doel van het werk (waartoe wil je gaan)?
II. Wat is de achtergrond of motivatie (waarom wil je dit)?
III. Wat is de inhoud van het probleem, vraagstuk (wat is er aan de hand)?
IV. Wat is de context waarin het probleem/de vraag zich voordoet?
V. Welke individuen groepen/gemeenschappen zijn erbij betrokken?
Van een social worker kan verwacht worden dat ze hun keuzes verantwoorden op inhoudelijke,
instrumenteel-technische en ethisch-morele gronden.
Agogisch handelen; kenmerken
I. De deelnemer/client speelt een belangrijke bij rol het voorbereiden, ontwerpen, uitvoeren en
verantwoorden van het programma.
II. De social worker werkt interactief en in dialoog met de deelnemer/client bij het voorbereiden,
ontwerpen, uitvoeren en verantwoorden van het programma.
III. De relatie is gebaseerd op vertrouwen en respect voor de persoon zoals hij/zij is.
IV. Agogische activiteiten richten zich op verandering.
Relatie verhoudingen tussen sociale professional en individu/groep; kenmerken
Een verhouding tussen social worker en client(en) is een tijdelijke relatie gericht op het vergroten van
handelingsbekwaamheid van de client/gemeenschap.
I. Gelijkwaardige maar tijdelijke relatie waar er sprake is van wederzijdse beïnvloeding van
client en beroepskracht.
II. Het gaat altijd om het (interactieve)proces en het vergroten van zelforganiserende vermogen.
III. De relatie is gericht op zelfregie, zelfredzaamheid en collectieve zelfredzaamheid.
De sociale professional werkt vanuit een professionele organisatie (Bijv. missie, visie, doelen,
methodes) en hij/zij heeft te maken met een bredere maatschappelijke context.
2
, IC 2 – METHODISCHE BENADERINGEN EN SOCIAAL WERK
De student leert de brede basis van sociaal werk kennen d.m.v. het kwadrant.
Weet wat planmatig en doelgericht handelen is van de professionals in de verschillende
settingen van sociaal werk.
De brede basis van het sociaal werk
Individueel (micro/meso)
Collectief (macro)
Activering/participatie (preventief)
Hulpverlening/ondersteuning
Rehabilitatie = mensen een zo normaal
mogelijk leven te laten leiden.
Lotgenotencontact toeslagenaffaire,
buurthuis middagen voor ouderen,
alzheimercafé.
Ondersteuning aan individuen
Onthoud het belang van vraag achter de vraag en onderlinge samenhang van
leefgebieden/problematiek. Nooit enkelvoudig benaderen.
Acht leefgebieden:
I. Lichamelijke gezondheid
II. Psychische gezondheid
III. Wonen
IV. Financiën
V. Sociale relaties
VI. Werk/Activiteiten
VII. Praktisch functioneren
VIII. Zingeving
Outreachend werken = het bieden van hulp zonder dat dit door de hulpvrager wordt gevraagd. Er heen,
eropaf, ernaartoe, zonder dat de client zelf hulp zoekt.
(Bijv. stage bij Qpido hebben de jongeren er niet om gevraagd)
Cliënten zitten echter niet altijd op hulp te wachten. Ze willen het soms niet, denken dat ze het niet
nodig hebben of vinden het confronterend. Outreachend werk kan dus averechts werken. Het kan zijn
dat ze vinden dat hulpverleners zich te veel bemoeien met hun privéleven of te paternalistisch
overkomen “Ik weet wel wat goed voor jou is”.
Dit doet een inbreuk op het recht van de mens om zijn leven zo vorm te geven als hij/zij zelf wil.
3