belangrijk begrip
SAMENVATTING ACTOREN IN DE RECHTSHANDHAVING
Hoorcollege 1: Rechtshandhaving en opsporing in Nederland
Rechtshandhaving
→ in engels ‘law enforcement
= het handhaven van wetten en regels
- straffen paradigma: (nauwe opvatting) bestraffen als er een wet wordt overschreden.
- doen naleven paradigma: (brede opvatting) er moet naast het straffen ook
voorkomen worden dat het gedrag gepleegd wordt. (bijv. zien van je snelheid op de
weg, met groene of rode smiley, zorgt ervoor dat de regels worden nageleefd, bij
overtreden wordt alsnog gestraft)
Actoren in de rechtshandhaving
= functionarissen van verschillende instanties die een officiële taak hebben bij de
handhaving van het (straf)recht en de vervolging en afdoening van strafbare feiten.
- niet alles en iedereen binnen de strafrechtspleging, want getuigen en verdachten zijn
bijv. geen actoren.
- uitzondering = deskundige (volgt in week 2)
Strafrechtsketen doorloopt een trechtermodel: als je de hele strafrechtsketen doorloopt van
aangifte tot straftoemeting, vallen er bij elke stap zaken af.
→ aantal ondervonden delicten > aantal geregistreerde delicten (in deze stap vallen de
meeste zaken al af). Heeft onder andere te maken met aangiftebereidheid.
De actoren werken in de praktijk veel met elkaar samen en komen elkaar binnen het proces
vaak tegen. (het is dus niet zo dat bepaalde actoren slechts in bepaalde fasen aan bod
komen, maar meestal in meerdere fasen)
Ook binnen het gehele veiligheidsbeslag werken de actoren samen (niet slechts in de
strafrechtsketen) → integrale samenwerking
- samenwerking in de publieke sector:
→ bijv. top 600 aanpak, het hennepconvenant en het veiligheidshuis.
- samenwerking buiten de publieke sector:
- private partijen (bijv. banken winkeliers, telecombedrijven, internet service
providers, etc)
- media en social media (twitteren met buurtbewoners)
- burgers (preventie en burgerparticipatie → burgernet en amberalert)
Politie
‘poortwachter van het strafrechtssysteem’ → de politie zit aan het begin van de trechter, dus
zij bepalen bijv. wie er wordt aangehouden, geven advies om wel/niet aangifte te doen, etc.
Ze hebben veel invloed op wie er wel/niet de trechter wordt ingeleid.
= een rechtshandhavende overheidsinstantie met een geweldsmonopolie
→ maar de politie is niet de enige rechtshandhaver EN de politie doet meer dan alleen
rechtshandhaving, dus het is een beperkte definitie.
, belangrijk begrip
Geschiedenis:
3 tijdperken:
1. Duaal stelsel: gemeentepolitie (grotere gemeenten) en rijkspolitie (in kleinere
gemeenten) → politiewet 1957
2. Regionaal stelsel: 25 regionale politiekorpsen en 1 landelijk politiekorps, allemaal
autonoom (zelf beleid bepalen etc.) → politiewet 1993
3. Nationale politie: 1 politiekorps, met 10 regionale eenheden en 1 landelijke eenheid.
→ politiewet 2012
Van heel lokaal, decentraal, naar steeds meer centraal en nationaal georganiseerd (meer
uniformiteit).
dichtbijpolitie → de politie wil verankerd zijn in de lokale gemeenschap. Blijft ondanks de
centralisatie in Nederland leidend in het denken over hoe de politie in de samenleving moet
zijn ingebed.
Organisatie:
, belangrijk begrip
Taken: (art. 3 PW, 2012)
1. opsporing (strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde)
2. handhaving van de openbare orde (handhaving van de openbare orde) → ‘blauw op
straat’
- kleine en grootschalige handhaving van de openbare orde
3. hulpverlening (noodhulp en overige hulpverlening)
Politiestraatwerk = controle van rechtsregels (nadruk ligt op verkeerszaken)
Taak 2: openbare orde handhaven
- orde vs wanorde (wanorde hoeft niet iets groots te zijn, bijv. fout parkeren)
- De burgemeester is verantwoordelijk voor deze taak.
- fasen van grootschalige ordehandhaving:
- public order management: algemene beleid over
grootschalige gebeurtenissen
- crowd management: ook proactief, hoe zorg je dat er
geen wanorde ontstaat voor een specifieke gebeurtenis
→ bijv. voldoende faciliteiten bij een evenement.
- crowd control: reactief, namelijk reageren op
beginnende wanorde die ontstaat (nog geen
geweld/escalatie). Beperkende maatregelen uitvoeren
die in de vorige fases bedacht zijn.
- riot control: reactief: er is een escalatie, alle middelen worden ingezet om het
geweld te stoppen.
Kerntakendebat: smalle of brede taakopvatting → Er vindt decentralisatie van bepaalde
politietaken plaats. Welke taken behoren slechts tot de politie en welke taken kunnen
worden uitbesteed aan andere instanties (bijv. gemeente)?
→ vraag of hierdoor de uniformiteit niet afneemt. (= niet de bedoeling, want er is juist
een Nationale Politie)
Taak 1: Opsporing
= het onderzoek in verband met strafbare feiten onder gezag van de ovj met als doel het
nemen van strafvorderlijke beslissingen
1. tactische recherche (bijv. telefoontaps, etc,)
2. forensisch onderzoek (bijv. dna onderzoek)
Er is recherche op ieder niveau:
- lokaal (basisteams, districtsrecherche)
- regionaal (regionale recherche, gespecialiseerde recherche in divisies
- samenwerkingsverbanden in de regio
- meer op thema’s
- landelijk (dienst landelijke recherche)
- grootschalige criminaliteit
Opsporingsbevoegdheden:
1. dwangmiddel (=zichtbaar)
→ bijv. aanhouden, identiteitscontrole, inverzekeringstelling, etc.)