Introducing leisure 1.1 > aanbod
Hoorcollege 1:
Tijdens de industriële revolutie is de arbeid gefocust op fabrieken en
werkplaatsen. Arbeid raakte meer geïnstitutionaliseerd.
De eerste vormen van vrijetijdsbesteding ontstonden aan het einde van de 19e
en het begin van de 20e eeuw. Dit leidde tot ongewenst vrijetijdsgedrag en een
daaropvolgende ‘volksopvoeding’. Overheid stimuleert sport, theater etc. en
probeert drankmisbruik terug te dringen.
In de loop van de twintigste eeuw wordt het aanbod in de vrijetijdssector steeds
groter, professioneler en belangrijker. Dit is te verklaren door de groeiende
welvaart na de Tweede Wereldoorlog, het toenemende aantal vrije dagen, de
officiële vrije taterdag, etc. Aan het einde van de twintigste eeuw lijkt de
vrijetijdsindustrie tot volledige wasdom (=ontwikkeling) te tijn gekomen.
Hierdoor ontstaat ook studie naar vrijetijdsbesteding.
Er ontstaat minder vrije tijd door veel werk, huishouden etc. Wel komt er meer
geld binnen. Er tijn veel aanbieders. Vrijetijdsindustrie heeft een groot aandeel in
de Nederlandse economie.
Directe efecten tijn efecten voor de eigenaar van de organisatie en de klanten.
Indirecte efecten tijn efecten in de omgeving.
Externe efecten tijn factoren die je niet in de hand hebt (bijv. politieke factoren,
DESTEP-factoren).
Verdelingsefecten tijn de verschuivende verdelingen binnen de markt.
Verborgen economie: twartwerk, vrijwilligerswerk etc.
De vrijetijdsmanager is vanuit een open, creatieve en ondernemende houding in
staat betekenisvolle belevenissen te creëren, te managen en te vermarkten.
Centraal staat waardecreatie. De klantbeleving is kwantitatief.
Transsectorale verbindingen: Wanneer een bepaalde sector een
samenwerkingsverband aangaat met een andere sector. (Bijv. restaurant binnen
revalidatiecentrum = horeca + torg).
Vervlechting: Wanneer de scheidslijnen tussen deelsectoren vervagen. (Bijv.
twemmen: recreatie of sport?)
Trendniveau’s: Microniveau (markttrends) >mesoniveau (consumententrends) >
macroniveau (maatschappelijke trends)
Decontextualisering: iets uit de context halen.
Tijdelijkheid: het gaat voorbij
Transparantie: wat er niet privé is
Exclusiviteit: één van de weinige personen tijn
Vrijetijd of leisure wordt aangeboden als tijnde een identiteitsverschafer.
Aanbieders spelen daar op in.
,Hoorcollege 2: Cultuur
Creative cluster
Kunst en cultuur
Cultuur in brede zin = Het geheel van gedragingen omvat de normen en
waarden van een samenleving, haar taal en kunstuitingen, religie, politiek,
economie en gewoontes.
Cultuur in enge zin = Beeldende kunst, architectuur, podiumunsten (mutiek,
theater, ballet), literatuur e.d, maar ook: amateurkunsten (youtube, graffiti).
Cultuur:
1. Schilderen
2. Tekenen
3. Fotografe
4. Beeldhouwen
5. Moderne media
6. Theater
7. Mutiek en tang
8. Dans
9. Film
10. Bouwkunde of architectuur
11. Literatuur en poëtie
Pierre Bourdieu (1930-2002)
Veld (de politiek, de wetenschap, de kunst, etc.)
Kapitaal (Economisch, sociaal en cultureel)
Habitus (Manieren van waarnemen, denken, handelen, gedragen)
Reproductietheorie
Distinctietheorie (onderscheid)
Smaak voor allerlei vormen van cultuur hangt in hoge mate samen met en wordt
vooral bepaald door de sociale klasse.
Romantisch
- 19e eeuw
- Voelen (romantiek) boven denken (verlichting)
- Het subjectieve (romantiek) boven het objectieve (verlichting)
Modern
- Obegrijpbare ‘hogere’ cultuur
- Eind 19e eeuw tot en met de eerste helft van de 20 e eeuw
Postmodern
- Lage cultuur > hoge cultuur
- Verschil tussen arm en rijk. Bepaalde schilderijen willen de rijken niet hebben.
Kitsch? = Artistieke werken die worden gekenmerkt door sentimentaliteit,
sensatietucht of gladheid
Camp? = Onarmen van de ‘lage’ cultuur met artistieke bijbedoelingen. Kitsch
onamrt de hogere klasse.
, Kunst en cultuur
Democratisering = Toegankelijk voor een ieder. Voor de kunst en cultuur sector
veel toegankelijker om iets te doen.
Globalisering = een wereldwijde ontwikkeling (digitalisering)
Digitalisering is in combinatie met globalisering = er kan nu op een andere
manier gebruik worden gemaakt van kunst (het kan verder verspreid worden)
Deculturalisatie
Je gaat weg van de cultuur en weg van de culturele waarde.
Commercialisering = Afbeelding meisje van de parel dat word gekopieerd en
bijvoorbeeld op een sleutelhanger wordt getet.
- Commercialisering van cultuur: De nachtwacht bijvoorbeeld, cultuur erfgoed.
Maar daar verdienen te nu heel veel geld aan, mousepad, beker etc. van de
nachtwacht.
Het gaat nu niet meer om de cultuur, maar om het geld verdienen. (Plastic
spullen en massa geproduceerde posters)
Privatisering cultuur (Steeds minder subsidie, dus veel musea’s moeten sluiten of
kleiner worden)
Betit toegang (The cloud)
E-books (Digitale trend)
Afbakening Creatieve industrie
- Kunst en cultureel erfgoed (Moet een bepaalde historie aan titten)
- Media- en entertainmentindustrie (MTV, telefoonspellen)
- Creatieve takelijke dienstverlening