Introducing leisure vraag
Hoorcollege 1
Inleiding in vrijetijdsgedag
Vraagzijde: Inzicht krijgen in verschillende perspectieven en theorieën
om het vrijetijdsgedrag van mensen te verklaren
Aanbodzijde: Inzicht krijgen in de diverse delen van de vrijetijdssector
Vrijetijd = De tijd, die resteert na aftrek van de tijd die benodigd voor
(huishoudelijke) arbeid, scholing en de tijd nodig voor de verzorging van
jezelf en van andere gezinsleden (en al het daarmee samenhangende
vervoer) (Objectieve defnitie)
Of = De tijd waarin je gevoelens van vrijheid ervaart (Subjectieve defnitie)
Of = De tijd dat iemand niet ter verantwoording kan worden geroepen in
termen van de morele regels en de legitieme orde die behoren bij zijn of
haar verzoringspositie. (Contextuele defnitie)
Spelregels voor defniiren van vrijetijd
1 Verschillende defnities vanuit verschillende perspectieven
2 Gebruik maken van bronnen met de juiste bronvermelding
3 Onderscheid beschikbaarheid en besteding van de vrijetijd, zinvol of
niet
4 Vrijetijd is geen morele categorie
5 Geen noodzakelijk verband tussen een defnitie van vrijetijd en
begrippen als sport, toerisme, cultuur of recreatie.
Tijdsindeling
Drie perioden:
- Traditionele samenleving (Vanaf CA. 12.000 V CHR.)
- Moderne samenleving (VANAF CA. 1850)
- Postmoderne samenleving (VANAF CA. 1970)
Belangrijk bij deze indeling: De rol van arbeid
In ‘onderontwikkelde gebieden’: mix van elementen uit verschillende
samenlevingen
Traditionele samenleving
- Landbouw en veeteelt
- Gericht op zelfvoorziening
- Van ruilhandel tot handelskapitalisme
- Sociale ongelijkheid: Feodaal systeem
- Grond in bezit van adel en kerk
- Belang religie (in kunst en feesten)
- Arbeid wordt gezien als iets minderwaardigs
- Dunbevolkt, weinig steden, reizen is tijdrovend
- Beperkt vrijetijdsaanbod
1
,-Analfabetisme
De moderne samenleving
Twee fases:
1. Van handelskapitalisme naar industriële revolutie
2. Van industrieel kapitalisme naar verzorgingsstaat
- Opkomst van de industrie (fabrieken)
- Arbeid 24 uur per dag en 7 dagen per week
- Taylorisme: vergaande arbeidsverdeling, alleen standaardhandelingen
vervreemding van arbeid
- Scherpe scheiding arbeid en vrije tijd
- Sociale ongelijkheid: kapitalistische bovenklasse is “the leisure class”
- Fordisme: Massaproductie en massaconsumptie
- Toenemende inmenging van de overheid (op weg naar verzorgingsstaat)
- Achturendag en beschavingsofensief van overheid
- Hoger opleidingsniveau
- Internalisatie van arbeidsethos en vertrouwen in de vooruitgang
- Betere transportmogelijkheden, scherpe scheiding van ruimtelijke
functies
- Lineair tijdsbesef
- Ont-traditionalisering, afname invloed religie
- Individualisering
- Meer individuele vrijheid, maar ook onzekerheid en eenzaamheid
- Vrijetijd: van regeneratie naar vermaak en ontplooiing
Postmoderne samenleving
- Van productgericht naar klantgericht
- Diferentiatie van smaakvoorkeuren (Post-fordisme)
- Opkomst dienstensector
- Complexe arbeidsverdeling
- Afbouw verzorgingsstaat
- Nieuwe sociale ongelijkheid
- Overheid trekt zich terug van vrijetijdsmarkt
- Toegenomen individualisering (sociale contacten: talrijker, maar
vluchtiger)
- Kritische consumenten
- Van woord- naar beeldcultuur
- Mondiale informatiemaatschappij
- Opkomst “experience economy”
- Ultramobiliteit
- Suburbanisatie
- Combinatie van ruimtelijke functies
- Milieuvraagstukken
Minder scherpe scheiding tussen arbeid en vrijetijd
Verschillende functies van vrijetijd:
- ontspanning, identiteitverlenend en statusvergarend
- Genot maximaliseren (hedonisme)
- Meer keuzevrijheid en de druk om te kiezen
2
,Hoorcollege 2
Vrijetijdsbeleving psychologisch perspectief
Psychologisch perspectief hoort bij de context subjectief, het gaat over het
gevoel van een individu.
Weten wie welk model heeft geschreven!
Wat is psychologie?
Psychologie gaat over emoties (De studie naar emotie, cognitie en gedrag,
en de interactie daartussen)
Verschillende waardes, de sentimentele waarde trekt je naar de
eindwaarde. De eindwaarde is geluk.
Emoties = gevoelens over een situatie, persoon of object die
fysiologische veranderingen en kennis met zich meebrengt.
Cognitie = proces van het ontvangen, verwerken, opslaan en het
gebruiken van informatie
Gedrag = Geheel van handelingen van een persoon, doorgaans in relatie
met de omgeving
Emoties
Ieder persoon beleeft het anders. Je zit in een achtbaan en de ene persoon
vindt het eng en de ander vindt het leuk. De ervaring is per persoon
anders.
Fysiologie = de werk van je lichaam
Interne/Externe stimulus (G-krachten tijdens een rit in de achtbaan)
fysieke veranderingen (Adrenaline) Emotie (“Angst”)
Angst is een emotie die daadwerkelijk plaatsvindt, maar de hele setting
waarin het plaatsvindt is nep. (Een achtbaan moet een veilige omgeving
zijn)
Vrijetijdsbeleving
Beleving heeft te maken met cognitieve, fysieke en de emotionele kant
van mensen.
Experiences are ‘private events’ that happen to people in response tos
ome kind of internal or external stiumulus
De ervaring kan per persoon anders zijn, terwijl dat wat er plaatsvindt
precies hetzelfde is.
De ene vindt een voetbalwedstrijd heel interessant, de andere vond de
wedstrijd saai en haalde het na 10 minuten weg (Andere beleving)
3
, Van Gool en Wijngaarden
Het samenvoegen van psychosociaal kader, beleving en belevenis
Belevenis
Echte verhalen die er verteld worden, spel elementen, zintuigen
(droomvlucht), co-creatie (samen iets tot stand brengen)
Psychosociaal kader
Je gaat als bezoeker naar de Efteling en je hebt je eigen waarden.
Waarden: Sluit de Efteling aan bij jou waarden?
Kennis: Je hebt een stukje kennis, dat neem je mee
Verwachtingen: Je hebt bepaalde verwachtingen (Hele familie mee, mooi
weer)
Ervaringen:
Motieven: Eigen motieven (Dat wat je in je hoofd hebt)
Betrokkenheid:
Sociale omgeving (Wat andere mensen erover te zeggen hebben)
Beleving
4