SV VZ les 4.2 - Schei uit over uitscheiding
Leerdoelen:
aan de hand van casuïstiek aangeven welke verpleegkundige zorg wordt verwacht bij
ondersteuning bij de uitscheiding.
een vochtbalans berekenen.
verschillend incontinentiemateriaal en materiaal voor stomaverzorging herkennen en
toepassen in casuïstiek.
Literatuur:
Liedtke, A., Lubberink, J. & Verkerk, H. (2016). ZorgPad Basiszorg. Groningen/Houten.
Noordhof Uitgevers. Hoofdstuk Uitscheiding
Liedtke, A., Lubberink, J. & Verkerk, H. (2016). ZorgPad Verpleegtechnische handelingen.
Groningen/Houten. Noordhof Uitgevers.
Hoofdstuk Katheterzorg (behalve een blaaskatheter inbrengen en
blaaskatheter verwijderen)
Hoofdstuk Stomazorg (behalve stoma irrigeren, darmspoelen en
perorale orthograde darmspoeling)
(deze literatuur wordt ook bij de VTV-les Zorg bij (in)contintentie en de VTV-les Verzorging
stoma en suprapubische katheter
Hoofdstuk 1 Wat is uitscheiding?
Onder uitscheiding verstaan we het afvoeren van afvalstofen door de darmen, de blaas en de huid.
De uitscheiding is een natuurlijk proces van het lichaam om afvalstofen en vocht te verwijderen.
Een ander woord voor urineren is mictie. Een ander woord voor ontlasting is feces. Het
uitscheidingspatroon kan veranderen, bijvoorbeeld bij schaamte, spanningen, omgevingsfactoren,
aandoeningen of medicijngebruik.
2.1 Hygiëne
Het is belangrijk en noodzakelijk dat je de hygiëne bewaakt. Veel uitscheidingsproducten bevatten
vuil en bacteriën. Om die niet te verspreiden, reinig je in de eerste plaats de zorgvrager zelf, maar
daarnaast reinig je ook de omgeving en alle oppervlakken en hulpmiddelen die met de uitscheiding
in aanraking zijn geweest. Ten slotte werk je ook zelf hygiënisch.
Was je handen voor en na elke zorghandeling die met de uitscheiding te maken heeft. Dat
geldt ook voor je eigen toiletbezoek.
Werk volgens het protocol van de instelling.
Draag handschoenen, als dat voorgeschreven is.
2.2 Welbevinden van de zorgvrager
De zorgvrager die hulp nodig heeft bij de uitscheiding kan zich opgelaten voelen en zich schamen.
Als jij daarvoor begrip toont en de zorgvrager goed en methodisch verzorgt, voelt hij zich beter.
2.3 Uitscheidingsproducten observeren en afwijkingen signaleren
Door de uitscheidingsproducten goed te observeren, zie je afwijkingen snel. Je meldt
bijzonderheden aan de arts of de leidinggevende.
Hoofdstuk 3 methodisch werken bij zorg bij de uitscheiding
Als je een zorgvrager helpt bij de uitscheiding, werk je methodisch: je stemt je zorg af op de
zorgbehoefte van de zorgvrager, je observeert het uitscheidingspatroon, je geeft zorg die
afgestemd is op de zorgbehoefte en je coördineert en evalueert de zorg. De zorg die je geeft
verschilt per doelgroep.
3.1 zorgbehoefte inschatten
Voordat je helpt bij de uitscheiding lees je het verpleegplan of zorgleefplan. Stel je op de hoogte
van de volgende gegevens.
Hoe is het defecatiepatroon (patroon van de ontlasting): frequentie, vorm, hoeveelheid,
consistentie, geur, kleur, veranderingen in het patroon, gebruik van laxeermiddelen,
abnormale bestanddelen, pijnklachten?
Hoe is het mictiepatroon (patroon van urineren): frequentie, hoeveelheid, kleur, geur,
helderheid, gebruik van hulpmiddelen, zoals een blaaskatheter of plaswekker, pijn of
moeite bij de mictie?
Heeft de zorgvrager problemen met het ophouden van de urine of de ontlasting
(continentie)?
Heeft de zorgvrager last van overmatig transpireren of sterke transpiratiegeur?
, Hoe verloopt de menstruatie: de regelmaat, de hoeveelheid, kleur en geur van de
menstruatie normaal, pijnklachten?
Als de zorgvrager de maaginhoud uitbraakt: op welke manier braakt de zorgvrager en waar
komt het door, is de kleur, geur en samenstelling abnormaal en wat is de hoeveelheid?
Wat zijn de wensen en gewoonten van de zorgvrager, bijvoorbeeld het gebruik van
bepaalde voedingsmiddelen om de uitscheiding te bevorderen?
Hoe is de zelfzorg van de zorgvrager voor de mictie en de defecatie: kan de zorgvrager
zelfstandig naar het toilet gaan en zich daarna verzorgen?
Wil de zorgvrager van jou nog iets weten of leren over de uitscheiding?
Je verzamelt ook gegevens over de factoren die van invloed zijn op de uitscheiding.
Drinkt de zorgvrager voldoende en hoe is zijn vochtbalans?
Beweegt de zorgvrager voldoende?
Heeft de zorgvrager een dieet of gebruikt hij medicijnen die van invloed zijn op de
uitscheiding?
Heeft de zorgvrager last van spanningen of stress?
3.2 Uitscheidingspatroon observeren
Bij de toiletgang observeer je de mictie, de defecatie, de urine en de feces. Afwijkingen noteer je in
het zorgdossier en geef je direct door aan de leidinggevende.
3.3 taken van de verpleegkundige
3.4 zorg bij uitscheiding coördineren
en evalueren
Als je de zorg bij de uitscheiding
coördineert, denk dan aan de volgende
zaken.
Stem de zorg, de behandeling en
de begeleiding goed op elkaar af.
Maak goede afspraken over
voorlichting en aanpak. Denk bijvoorbeeld aan zindelijkheidstraining en de eerste
menstruatie.
Rapporteer de observaties van het uitscheidingspatroon nauwkeurig, zodat een andere
zorgverlener snel overzicht heeft en de problemen kent.
Houd rekening met de gevoelens van de zorgvrager als je de uitscheiding evalueert.
Evalueer de gegeven zorg.
3.5 zorg bij uitscheiding geven aan verschillende doelgroepen
, Hoofdstuk 4 Beroepshouding
Aandachtspunten bij de zorg voor de uitscheiding:
Zorg voor voldoende privacy.
Zorg voor een goede houding op het toilet of de po.
Zorg voor de benodigde materialen en de bereikbaarheid ervan.
Benader de zorgvrager rustig en handel overzichtelijk.
Moedig zelfzorgactiviteiten aan.
Overhandig de zorgvrager altijd het waarschuwingssein.
5.1 hulpmiddelen bij de toilet gang
Po
Een po of ondersteek is plat en heeft een langgerekt handvat. De po gebruik je om urine en feces
op te vangen als de zorgvrager niet naar het toilet kan of mag, of als de urine of feces opgevangen
moet worden voor onderzoek.
Postoel
De po kan ook in een speciale stoel geplaatst worden, de postoel. Dit is een stoel met een open
ronding in de zitting (een wc-bril), waardoor de zorgvrager zittend op de stoel zijn behoeften kan
doen.
Urinaal
Een urinaal is een fes van glas of doorzichtig plastic met een afgeplatte onderkant. Een urinaal
wordt hoofdzakelijk gebruikt bij mannen om de urine op te vangen, als zij niet naar het toilet
kunnen of als de urine moet worden opgevangen voor onderzoek. De zorgvrager plaatst de penis in
het urinaal en plast erin
Urineschuitje en slof
Het urineschuitje is een minipo in de vorm van een schuitje of bootje. Deze schuif je bij vrouwen
een stukje tussen de benen onder de stuit zodat zij platliggend kunnen plassen. Ook de (bed)slof is
bedoeld voor zorgvragers die niet of moeilijk op een gewone po kunnen zitten. De bedslof heeft een
platte kant die tussen de benen onder de stuit geschoven wordt.