Hoofdstuk 1
Geschiedenis:
Kenmerken sociaal casework:
- De aandacht voor de binnen- en de buitenkant van problemen (feiten en belevingen,
vanuit het perspectef van zowel de probleemdrager als diens omgeving.
- Te werk gaan volgens methodische en ethische principes die nauw op elkaar
betrokken worden
- Gerichtheid op empowerment van de cliënt, die wezenlijk geholpen wordt als hij ook
zichzelf leert helpen
De TGH-benadering van mensen met problemen sloeg aan, omdat ze:
- Ervan uitgaat dat mensen uiteindelijk zelf bepalen wat hun problemen en hun
doelen zijn
- De cliënt geholpen wordt zo veel mogelijk op eigen kracht in een beperkt tjdbestek
een specifek probleem te verlichten c q. een haalbaar doel te bereiken
Taakgerichte hulpverlening:
- Biedt hulpverleners goede methodische handvaten om cliënten te helpen binnen en
buiten henzelf krachtbronnen (strengths. aan te boren
- Is als werkwijze goed uit te leggen aan cliënten en anderen
- Zoekt naar ‘partnerschap’ met de cliënt
- Baseert zich op de mensbeschouwing en de ethische principes van het sociaal werk
- Blijkt in de praktjk tot goede resultaten te leiden
Begrippen:
1. Methode: daar is men het wel over eens, is een vaste, weldoordachte manier van
werken
2. Methodiek: een ruimer begrip; in methodiek ziten (verschillende. methoden
opgesloten
3. Methodisch werken: werken volgens plan, gebruikmakend van inzichten, concepten,
theorieën Waar methodisch werken ontbreekt, valt de basis van een beroep weg
Het TGH-werkmodel:
, Probleemcategorieën volgens Reid en Epstein:
1. Interpersoonlijk confict
- Het gaat hier om problemen in de relate tussen personen
- De betrokken personen moeten het probleem beschrijven in termen van hun
interacte
2. Onvoldaanheid met sociale relates
- De cliënt is ontevreden over een of ander aspect van zijn relates met anderen in het
algemeen of met een speciale persoon
- De moeilijkheid ligt bij een partj: de cliënt kan het probleem aan zichzelf
toeschrijven
3. Problemen met formele organisates
- Het gaat hier om moeilijkheden in de relate die de cliënt heef met instantes,
ziekenhuizen, tehuizen en scholen
- Organisates kunnen problemen veroorzaken of in stand houden door:
o Etketeren: mensen worden bestempeld als hulpbehoevend,
onbekwaam of agressief
o Tekortkomingen in de hulp, bijvoorbeeld als gevolg van
bureaucratsering
o Gebrek aan coördinate tussen instantes onderling
4 Moeilijkheden met rolvervulling
- Het belangrijkste probleem van de cliënt is dat hij moeite heef met een bepaalde
sociale rol
5 Problemen in verband met veranderingen in de sociale situate
- In het leven van de cliënt heef zich een ingrijpende verandering voorgedaan
- Oude patronen en zekerheden gelden niet meer en nieuwe ontbreken
6. Problemen met besluitvorming
- De problemen hebben betrekking op het nemen van een bepaald besluit, meestal in
verband met een voorgenomen verandering van rol of van de sociale situate
7 Reacteve emotonele nood
- In het bijzonder depressiviteit of angstgevoelens die in verband staan met een
bepaalde situate of gebeurtenis
8 Onvoldoende hulpbronnen
- Hierbij gaat het om gebrek aan geld, voedsel, behoorlijk onderdak, vervoer,
kinderopvang, steun uit de omgeving etc
9. Overig:
- Psychosociale of gedragsproblemen die niet vallen onder de vorige categorieën
- Denk hierbij aan: afwijkende gewoonten, verslavingsgedrag, verstoord zelfeeld en
concentrateproblemen Net als bij de andere categorieën geldt dat de cliënt het
probleem moet erkennen en bereid en in staat moet zijn er iets aan te doen