Samenvatting Corporate Finance (CF)
Boek: ‘principles of corporate finance’
(12th edition) (Brealey, Myers and Allen)
Bryan Cuperus
BEV.2A
Student
Bedrijfseconomie
Hanzehogeschool
Groningen
,Inhoudsopgave
Hoofdstuk 1, introductie ......................................................................................................................... 3
Hoofdstuk 2, het berekenen van de contante waardes .......................................................................... 4
Hoofdstuk 5, investeringscriteria ............................................................................................................ 5
Hoofdstuk 6, investeringsbeslissingen .................................................................................................... 7
Hoofdstuk 7, introductie risico en return .............................................................................................. 10
Hoofdstuk 8, portfolio theorieën en the capital asset pricing model ................................................... 12
Hoofdstuk 9, risico en the cost of capital .............................................................................................. 14
Hoofdstuk 10, projectanalyses .............................................................................................................. 17
Hoofdstuk 12, prestatiemeting ............................................................................................................. 19
Hoofdstuk 14, overzicht corporate financing ........................................................................................ 21
Hoofdstuk 17, schuldbeleid ................................................................................................................... 22
Hoofdstuk 18, hoeveel moet een bedrijf lenen?................................................................................... 24
Hoofdstuk 19, financiering en taxatie ................................................................................................... 27
Hoofdstuk 28, financiële analyse, financiële ratio’s .............................................................................. 28
2
,Hoofdstuk 1, introductie
Real assets
Dit zijn middelen die worden gebruikt bij het produceren van goederen en diensten.
Tangible assets
Dit zijn tastbare/materiële activa.
Intangible assets
Dit zijn ontastbare/immateriële activa.
Aandeelhouders willen 3 belangrijke dingen
• Hun rijkdom maximaliseren
• Het managen van risico
• Het omzetten van rijkdom in het meest gewenste tijdspatroon van consumptie
3
,Hoofdstuk 2, het berekenen van de contante waardes
Present value (PV)
De waarde van vandaag van een toekomstige cashflow.
Stap 1. Voorspel de cashflows
Stap 2. Schat het interestpercentage van een risicogelijke investering
Stap 3. Vul de formule in
Net present value (NPV)
NPV = PV – gebruikte investeringsgelden
Perpetuity
Perpetuity = een financieel concept waarin de cashflow theoretisch voor altijd ontvangen wordt.
Met de 3 = 6/2 methode kan ook de PV0 zo worden uitgerekend.
Future value (FV)
Het bedrag dat een investering in de toekomst waard is door het doen van de investering.
Als bijvoorbeeld bij een investering van €100 het interestpercentage 7% is, dan is de FV voor 2 jaar
€100 * 1.07^2 = €114.49
Hoe hoger het interestpercentage is, hoe hoger de FV wordt en hoe meer de FV stijgt na een aantal
jaar.
4
,Hoofdstuk 5, investeringscriteria
Investeringscriteria
• Terugverdienperiode
Hoe snel het geld weer terugverdiend is in jaren/maanden.
• Netto contante waarde berekening (de waarde van toekomstige kasstromen) (NPV)
= het rentepercentage waartegen banken in de US kunnen lenen v/d staat
R = disconteringsvoet
R = marktrente, het rendement van de alternatieve
R = vermogenskosten van de onderneming, hoeveel het kost om het kapitaal uit te geven aan een
investering.
Hoe hoger de uitkomst is, hoe beter dat is. Als de marktrente hoger wordt, dan wordt de uitkomst
lager.
Voorbeeld:
Investering is 1.000. Daarna levert hij 2x 1.500 op. Marktrente is 8%
NCW = -1.000 + 1.500/(1.08)1 + 1.500/(1.08)2
• Internal rate of revenue (IRR)
Dit de waarde van R waarmee de uitkomst van de NCW-methode op 0 uitkomt.
Wanneer de NPV-waarde en de discount rate in en grafiek worden uitgezet is het punt waarop de lijn
de O raakt van de NPV kant (Y-as) dat is de IRR.
De IRR-methode heeft een aantal nadelen/valkuilen
1. Sommige cashflows kunnen een NPV genereren die meerdere malen (2x) door deze 0-as
snijdt. Dan zijn er dus 2 IRR-uitkomsten.
2. De IRR-methode negeert soms de omvang van een project.
• Gemiddelde boekhoudkundige rentabiliteit (book return)
Deze rate is manipuleerbaar, omdat de jaarrekening en dergelijke ook altijd manipuleerbaar is. Deze
methode reflecteert namelijk op accountingsgetallen in plaats van op marktwaarden en cashflows.
5
, • Profitability index (PI)
Hoe hoger de uitkomst is, hoe beter dat is.
Als er in dit voorbeeld maar €300.000 te investeren valt, dan wordt er dus gekozen om zowel B als C
te kiezen (WAPI is daar namelijk 1.12).
6
,Hoofdstuk 6, investeringsbeslissingen
NPV-methode en cashflows
Belangrijk om op te letten bij het schatten van de cashflows bij de NPV-berekening:
• Belastingen moeten ingecalculeerd worden
• Inflatie moet worden meegenomen in de cashflowberekening als dit gegeven wordt
Kasstromen
Om te bepalen hoeveel kasstromen er zijn kan dit in verschillende methoden.
De directe methode = via de liquiditeitsrekening
Indirecte methode = winstbegrip herleiden naar een cashbegrip. Hiervoor moet dus eerst het
winstbegrip geconstrueerd worden.
Winst = omzet – inkoopwaarde/kostprijs omzet = brutowinst (gross profit) – algemene kosten =
nettowinst (EBITDA)
EBITDA = winst voor interest, belasting, depreciation (Afschrijving) & amortization (herwaarderingen)
EBITDA – afschrijving – herwaardering = EBIT
EBIT – interest = EBT
EBT – belasting = nettowinst na belasting (net profit)
7
, Kasstroomoverzicht:
EBT +/- afschrijvingen = kasstroom op winstbasis
Afschrijvingen worden eruit gehaald, als het plus ging in de winstberekening, dan gaat het nu min in
het kasstroomoverzicht.
Kasstroom op winstbasis - mutatie (delta-symbool) werkkapitaal = kasstroom op operatiebasis
(operational cashflow)
Kasstroom operatiebasis + investeringen in duurzame activa – desinvesteringen = free cashflow (FCF)
FCF zijn de bedragen in de netto contante waarde formule. Dit is dus de input van deze formule
Investment timing met NPV
64,40/1.1 = 58,5
77,50/1.12 = 64
89,40/1.13 = 67,2
100/1.14 = 68,30
109,4/1.15 = 67,9
8