Leeruitkomsten BOK Mens en Gezondheid
Gezondheid
1. De student kan een definitie van gezondheid geven aan de hand van de dimensies van Blaxter
en de lekentheorie.
Dimensies van Blaxter: gezondheid als…
o … niet ziek
o … bezit
o … gedrag
o … lichamelijke fitheid en vitaliteit
o … psychosociaal welzijn
o … functie
Lekentheorie: hoe iemand zelf zijn gezondheid verklaart of beoordeelt.
2. De student kan een definitie van gezondheid geven aan de hand van het model van Huber.
Zes dimensies van gezondheid volgens het model van Huber:
o Lichaamsfuncties
o Mentaal welbevinden
o Zingeving
o Kwaliteit van leven
o Meedoen
o Dagelijks functioneren
3. De student kan de verschillende factoren van het biopsychosociale model ontdekken in een
casus.
Biopsychosociaal ziektemodel: het standpunt dat ziekten en symptomen door een
combinatie van lichamelijke, sociale, culturele en psychologische factoren kunnen
worden verklaard.
Engel
Sociale en culturele factoren bepalen mede of iemand zich is of zich ziek voelt
Vult het biomedische model aan
4. De student kan aangeven wat het onderscheid is tussen het biomedische en biopsychosociale
model.
Biomedische model: ziekte en symptomen hebben een achterliggende fysiologische
verklaring en de genezing werkt daarmee ook mechanistisch en rechtlijnig. (René
Descartes)
Succesvolle behandeling voor vaccinatieprogramma’s, levensbedreigende
ziekten, snel oplossingen
Fysiologische verklaringen -> objectief
Reduceert de geest, lichaam en menselijk gedrag tot lichaamscellen of tot
neurale of biochemische activiteit
Negeert dat verschillende mensen op verschillende wijzen kunnen reageren op
eenzelfde ziekte
Geen focus op preventie, alleen op genezing
Biopsychosociale model:
Kijkt patiëntgericht, holistisch, gefocust op het volledige beeld
Snellere signalatie
Meerdere invalshoeken
Gericht op preventie
, Hoe bepaald je welke factor dan het zwaarste weegt?
Subjectief en gericht op beleving -> kan leiden tot misdiagnose of comorbiditeit
Kost veel tijd
Enorm complex
Gezondheidsvaardigheden en gezondheidsgedrag
1. De student kan verschillende niveaus van gezondheidsvaardigheid ontdekken in een casus.
Functioneel: zoals lezen, schrijven, rekenen (voor de dosering), zoeken op het
internet.
Interactief of communicatief: zoals begrijpend lezen, abstract denken, hoofd- van
bijzaken scheiden, reflecteren, vragen stellen.
Kritisch: zoals toepassen van informatie, ordenen, vooruitdenken
2. De student kan de invloed van Sociaal Economische Status op gezondheidsverschillen
benoemen.
Sociaal Economische Status (SES): de maatstaf op welke plek je staat op de
economische ladder Volgende twee factoren bepalen je SES
o Status: leefstijl, aanzien, betere baan, hogere opleiding, meer aanzien
o Klassencomponent: materiële hulpbronnen, bijv. salaris
Gezondheidsverschillen: een term die de verschillen in gezondheid en
levensverwachting tussen verschillende groepen aanduidt.
Factoren die gezondheidsverschillen kunnen verklaren:
o Bestaanszekerheid ( ouders)
o Leefomstandigheden (afstand van ‘gezonde’ plekken)
o Sociaal netwerk, kennis en vaardigheden (toegang)
o Goede betaalbare en begrijpelijke zorg (zorgverzekering)
o Werksituatie (fijne plek, veel verdienen)
STRESS!!!
3. De student kan aangeven wat gezondheidsbevorderend gedrag en ongezond gedrag is.
Gezondheidsbevorderend gedrag:
o Volgens Kasl en Cobb: elke activiteit die iemand die zichzelf als gezond
beschouwt, onderneemt met het doel ziekte te voorkomen of te ontdekken
in een stadium waarin deze nog geen symptomen veroorzaakt
o Volgens Harris en Guten: gedrag dat wordt vertoond door een individu,
ongeacht zijn/haar subjectief ervaren gezondheidstoestand met het doel
zijn/haar gezondheid te beschermen, te bevorderen of in stand te houden.
(omvat ook het gedrag van ‘ongezonde mensen’)
o Beide definities veronderstellen dat het gedrag wordt gemotiveerd door het
streven naar gezondheid
Gezondheidsgedrag volgens Matarazzo, maakt onderscheid tussen:
o Gedragsmatige pathogenen: gedrag dat schadelijk is voor de gezondheid,
denk aan roken.
o Gedragsmatige immunogenen: gedrag dat de gezondheid bevordert, denk
aan beweging.
Ongezond gedrag: gedrag wat de gezondheid niet bevordert. Denk aan roken,
snoepen, alcohol drinken, toegenomen inname van cafeïne en te weinig bewegen.
4. De student kan aangeven welke factoren van invloed zijn op gezondheidsgedrag.
Distale factoren (verder weg gelegen, indirecte werking op gedrag):