ORGANISATIEWETENSCHAPPEN
GW5614PM
ERASMUS UNIVERSITEIT ROTTERDAM
,Hoorcollege Week 1
Wat is een organisatie, kijken vanuit 2 invalshoeken
Het begrip organisatie is geen statisch begrip: het is multi interpreteerbaar,
veranderlijk en dynamisch.
Elementen:
▪ (Social) Structuur:
o De formele structuur: refereert naar regels, procedures en
vooropgestelde interactie momenten die allen van tevoren zijn bedacht
om tot een eindproduct te komen
o Informele structuur: relatie tussen mensen, interactie en samenwerking
▪ Mensen: attitude, ambitie, normen en waarden, leiderschap.
Elk mens geeft anders invulling aan zijn/haar ambities en attitude. Hoe verschillende individuen in
een organisatie zover te krijgen dat de neuzen dezelfde kant op gaan, de juiste zorg wordt
geleverd, op het juiste moment en met een hoge kwaliteit, is een belangrijk organisatievraagstuk
▪ Doelen: doel van organisatie= doel van mensen
We hebben het vaak over de doelen van de organisatie, maar een organisatie maakt niet de doelen,
maar de mensen in een organisatie doen dat. Maar dit kan ook leiden tot conflicten. Stel dat een arts
bepaalde apparatuur noodzakelijk vind voor goede zorg, maar dat de raad van bestuur ook kosten-
effectiviteit een belangrijk doel vind: wegen de kosten dan wel op tegen de baten.
▪ Technologie: instrumenten, machines en apparatuur die helpen bij het
creëren van het eindproduct.
▪ Omgeving: refereert naar alle aspecten buiten de organisatie, zoals
klanten, leveranciers, concurrenten en partners.
Je kunt ook naar organisaties kijken in termen van processen, dus niet elementen.
Dus hoe wordt de grondstof die de organisatie wordt ingebracht omgezet in
resultaten of dienstverlening.
Input in een organisatie in de zorg, zijn voor een groot gedeelte de mensen,
zorgverleners, maar ook het materiaal dat gebruikt wordt, apparatuur en informatie.
Throughput: het proces van die verschillende zorgverleners bij elkaar brengen, dit
ook ondersteunen met regels en procedures/ sturing zal leiden tot output: een patiënt
is behandeld, operatie geslaagd, etc.
Organisatie= een verzameling mensen die zich verenigen in een formeel
(=afgesproken) samenwerkingsverband teneinde doelstellingen van individuen en
groepen te realiseren.
,Organisatiewetenschappen= De verzameling van inzichten, methoden, theorieën
en richtlijnen die met betrekking tot een organisatieverschijnsel bestaat.
-gereedschap om begrip te creëren over een organisatie fenomeen en te bestuderen
Drie realiteiten
▪ Objectief: de natuurwetten, afhankelijk van bepaalde wetmatigheden. Iets
feitelijks waar je niet omheen kan (domineert)
▪ Subjectief: onze eigen persoonlijke beleving (opvoeding, nature/ nurture)
▪ Intersubjectief: de werkelijkheid die wij met elkaar creëren (dynamisch en
veranderd continue)
-De student kan de verschillende perspectieven op organisaties (actor-systeem en
interactieperspectief) reproduceren en deze illustreren aan de hand van een voorbeeld.
Systeemperspectief (rational system perspective)
Richt zich op kenmerken van het systeem (regels, functies, normen en waarden) heeft
objectieve consequenties voor de leden. Men gaat ervan uit dat het handelen van mensen
geheel voorspelt kan worden door te kijken naar de kenmerken van het systeem. De
werkelijkheid wordt vrij objectief beschouwd. Vanuit dit perspectief zijn de formele
structuur en de doelen de belangrijkste elementen van een organisatie
=objectief
Actorperspectief (natural system perspective)
De mensen staan centraal, de actoren en hun interactie; er wordt gekeken hoe door deze
interacties patronen ontstaan en zinkrijgen. Handelingsvrijheid staat centraal en hier is
geen objectieve werkelijkheid, iedereen interpreteert de structuur en cultuur anders.
Vanuit dit perspectief zijn de informele structuur en de mensen de belangrijkste
elementen van een organisatie.
=subjectief
Welke benadering men gebruikt kan afhangen van welk probleem je bestudeert. Kijk je naar coördinatie/afstemming
problemen, bijvoorbeeld als een verpleegkundige een beslissing wilt nemen of een patiënt een morfineprik kan krijgen,
dat de informatie wanneer deze patiënt de laatste keer een morfineprik heeft gekregen niet beschikbaar is voor deze
verpleegkundige, dan kan het systeemperspectief meer inzicht geven. Bij problemen als motivatie, dat een manager het
idee heeft dat het personeel niet gemotiveerd is en de motivatie probeert op te krikken, dan kan het actorperspectief
helpen.
Interactieperspectief
Door interacties worden structuren geconstrueerd en gereconstrueerd. Zeker voor
individuen kunnen deze structuren handelingsvrijheid beperken.
De werkelijkheid wordt samen gemaakt maar ook veranderd: het is in beweging. Men is
deels handelingsvrij.
Er zijn wat harde kenmerken, maar die worden continue door interacties veranderd.
=intersubjectief
,Zorgorganisaties: indeling naar echelon
• Eerste lijn (eerste echelon)
– Algemeen, vrij toegankelijk
– Huisarts, verloskundige, maatschappelijk werk (thuissituatie, extramuraal)
• Tweede lijn (tweede echelon)
– Specialistisch, met verwijzing
– Algemeen ziekenhuis, verpleeghuis, GGZ-instelling (intramuraal)
• Derde lijn (derde echelon)
– Specialistische en topklinische zorg, verwijzing
– Academisch ziekenhuis, Oogziekenhuis
Zorgvormen
Muraal= muur, dus extramuraal betekent ‘buiten de
muren’ van een instelling.
▪ Extramurale zorg: zorg zonder opname: huisartsen,
polikliniek, thuiszorg of aanleunwoningen
▪ Intramurale zorg: zorg die wordt geleverd aan mensen
die zijn opgenomen in een instelling
▪ Semi murale zorg: ligt tussen extramuraal en
intramuraal in,
- Voorbeelden: dagverpleging waarbij de patiënt een
gedeelte van de dag in het ziekenhuis is opgenomen maar wel naar huis
halverwege de dag.
Of dagbesteding: cliënten kunnen niet geheel zelfstandig wonen, en zijn
gedurende de dag in een instelling maar gaan wel naar huis om te slapen.
▪ Transmurale zorg/Ketenzorg: verschillen zorginstellingen die zorgen dat de
verschillende vormen van zorg in een vloeiende lijn verlopen, dit is een
gestructureerde multidisciplinaire samenwerking.
Structuur en structureren volgens Mintzberg:
-Coördinatiemechanismen
-Ontwerp van individuele posities
-Groepering van eenheden
-Verbindingsmiddelen
-Sturing
-Besluitvorming
-De student kan de verschillende coördinatiemechanismen reproduceren en deze ook
illustreren met een voorbeeld.
Coördinatiemechanismen; hoe gaan wij werk afstemmen
, ▪ Onderlinge aanpassing= het werk wordt gecoördineerd via het simpele proces van
informele communicatie/ overleg. Hierbij is de controle in handen van de mensen
die het werk uitvoeren. Wordt voornamelijk bij allereenvoudigste organisaties
gebruikt, voorbeeld: twee mensen in een kano.
▪ Standaardisatie (=dingen vastleggen)
-Van werkprocessen: wanneer de inhoud van het werk gespecificeerd of
geprogrammeerd is (protocollen). Denk aan een Ikea bouwpakket, waarin precies elke
stap staat vastgelegd.
Protocolleren van de zorg is lastig, aangezien veel kennis verkregen is door ervaring.
Onvoorspelbaar, complexe handelingen, complexiteiten, zijn lastig te standaardiseren.
-Van output: wanneer de resultaten van het werk gespecificeerd zijn. Dus het
eindresultaat moet preciés zo zijn, maar hoe je het doet maakt niet uit. Voorbeeld:
taxichauffeurs krijgen niet te horen hoé ze moeten rijden of welke route ze moeten
nemen, de taxichauffeur wordt alleen verteld waar ze de klant moeten afleveren.
-Van kennis en vaardigheden: als het soort training dat vereist is voor de uitvoering
van het werk gespecificeerd is. Zodat in de praktijk nauwelijks meer hoeft worden
afgestemd. Voorbeeld: mensen aannemen die een bepaalde opleiding of training
doorlopen hebben.
-Van normen (en waarden): minder grijpbaar, maar zeer krachtig. Zelfde overtuiging
naar bepaalde normen zorgt ervoor dat we bepaalde dingen normaal vinden. Voorkomt
misverstanden. Zeker bij organisatie met religieuze achtergronden is dit van belang (denk
aan bevindingen over euthanasie of abortus).
▪ Direct toezicht: de coördinatie komt tot stand doordat één person de
verantwoordelijkheid voor het werk van anderen op zich neemt, hen instructies
geeft en de uitvoering van de werkzaamheden bewaakt. Meer dan 1 paar handen
worden gecoördineerd door de hersenen van 1 persoon. Bijvoorbeeld de
quarterback die aanwijzingen geeft of de chef in een pottenbakkerij.
- De student kan de verschillende manieren van het ontwerpen van individuele posities
noemen, uitleggen en illustreren met een voorbeeld.
Horizontale taakspecialisatie= wanneer medewerkers telkens dezelfde gespecialiseerde
taak uitvoeren. Parallel lopende activiteiten van werknemers op hetzelfde
organisatieniveau Voorbeeld: lopende band werk
-verhoogt productiviteit; door horizontale specialisatie neemt de herhaling toe, waardoor
standaardisatie van het werk mogelijk wordt.
-mogelijke problemen op het gebied van communicatie, planning en motivatie