Boekverslag Nederlands: “Nooit meer slapen”
Titel
Nooit meer slapen.
Auteur
Willem Frederik Hermans.
Eerste druk
De eerste druk van Nooit meer slapen kwam in 1966 uit bij uitgeverij de Bezige Bij te
Amsterdam. Voor dit verslag heb ik de 15de, uitgebreide druk gelezen.
Inhoud
Alfred Issendorf, een student geologie, gaat naar Noorwegen om in Oslo professor
Nummedal te bezoeken. Alfred is naar Noorwegen gestuurd door professor Sibbelee, die
Alfred op onderzoek wil sturen om een bepaalde theorie te bewijzen. De theorie komt erop
neer dat bepaalde kraters in het Noord-Noorse landschap veroorzaakt zouden zijn door
meteorieteninslagen. Met deze theorie heef Sibbelee zich de hoon van de geologische
wereld op de hals gehaald, maar Alfred wil er desondanks onderzoek naar doen. Alfred
ontmoet Nummedal in zijn insttuut in Oslo. Hoewel Nummedal zelf een brief heef gestuurd
aan Sibbelee over deze ontmoetng, blijkt er meteen een misverstand te zijn over het tjdstp
van ontvangst. De porter van het insttuut blijkt blind, en ook het gezichtsvermogen van
Nummedal blijkt zeer slecht.
Wanneer Alfred en Nummedal in gesprek raken, blijkt dat Nummedal minder sympathie
heef voor Sibbelee dan dat de laatste zelf deed voorkomen. rr blijkt bovendien een
taalprobleem te zijn: Nummedal spreekt het liefst Duits, terwijl Alfred liever rngels spreekt.
Alfred heef voor zijn onderzoek luchtoto's nodig van het landschap dat hij gaat
onderzoeken, en hij gaat er vanuit dat Nummedal hem die kan verstrekken. Op een vraag
van Alfred over deze foto's gaat Nummedal echter niet in. Nummedal stelt Alfred voor om
de omgeving van Oslo te gaan bekijken. Alfred voelt hier niet veel voor, maar gaat hier toch
op in, misschien kan hij, door meegaand te zijn, alsnog de luchtoto's bemachtgen.
Behalve van Sibbelee blijkt Nummedal de hele Nederlandse wetenschap niet erg hoog in te
schaten; hij beweert dat het Nederlandse landschap helemaal niet geschikt is voor
geologisch onderzoek. Aan het eind van de rondleiding vertelt Nummedal dat Alfred de
luchtoto's op kan halen bij de geologische dienst in Trondheim, als hij naar Finnmarken
(Noord-Noorwegen) vertrekt. De persoon die hem hiermee verder kan helpen is een zekere
directeur Hvalbif. Alfred is teleurgesteld over zijn ontmoetng met Nummedal: hij heef de
hele tjd naar diens verhalen moeten luisteren zonder ook maar iets verder te zijn gekomen.
Hij besluit om Sibbelee hierover een boze brief te schrijven, maar uiteindelijk schrijf hij
alleen een nietszeggend kaartje. Op zijn hotelkamer ziet Alfred een Nederlands programma
over de luchtsnelheid in een fuit. Vroeger wou Alfred zelf graag fuitst worden, maar omdat
hij niet de geschikte fuit had, kon hij niet in een orkest spelen. Hij slaapt slecht die avond, hij
besluit om zijn spullen nog eens te inspecteren. Als hij zijn kompas heef gevonden, dat hij
van zijn zus heef gekregen, bedenkt hij een theorie over het spiegelbeeld in de geschiedenis
van de mens; zijn dubbelganger in de kompasspiegel zal zijn proefschrif schrijven. Alfred
vertrekt per vliegtuig naar Trondheim. Hij wil het liefste een meteoriet vinden van een
nieuwe steensoort; hij wil deze 'Issendorfet' noemen. Als hij een krantenverslag leest van
een expedite door de Himalaya, besef hij hoe zwaar de tocht door Finnmarken zal worden.
, In Trondheim aangekomen bezoekt Alfred daar de Geologische Dienst. 'Directeur Hvalbif' is
er niet, een zekere Ofedahl staat Alfred te woord. De luchtoto's blijken wederom niet
beschikbaar: door een recente verhuizing zijn de foto's wel ergens in het nieuwe gebouw,
maar zijn ze onvindbaar. Alfred vertelt Ofedahl dat hij in Amsterdam de Noorse student
Arne Jordal heef leren kennen, hij heef Alfreds belangstelling voor Finnmarken gewekt.
Ofedahl vertelt Alfred dat Nummedal een chauvinist is en dat Hvalbif een enorme hekel
aan hem heef. Alfred vertrekt met het vliegtuig naar Tromsø. In Tromsø merkt Alfred dat
door de middernachtzon niemand gaat slapen. Als hij een cruiseschip ziet aankomen denkt
hij in een van de opvarenden Arne te herkennen, later blijkt dit een misverstand te zijn.
Alfred ontmoet een Amerikaanse vrouw die hem vertelt met over de 'arctsche safari' die zij
met haar man heef gemaakt. Als Alfred een Italiaan was geweest, had hij haar een
oneerbaar voorstel gedaan. Alfred vertrekt per vliegtuig naar Alta, onderweg peinst hij over
de luchtoto's die hij niet heef kunnen krijgen, de rol van Sibbelee en de gebeurtenissen van
de afgelopen dagen. In Alta aangekomen denkt hij wederom zijn vriend Arne in iemand te
herkennen, maar hij zit er weer naast. Uiteindelijk ontmoet hij Arne toch. Ze hebben het
even over taalproblemen en andere eigenaardigheden in kleine landen, pakken hun spullen
en gaan op weg naar Skoganvarre, waar ze hun derde reisgezel, Qvigstad zullen ontmoeten.
In het noordelijke gebied waar Alfred onderzoek wil doen, wemelt het van de muggen, die
Alfred voortdurend lastgvallen. Alfred vertelt Arne over de luchtoto's die hij eigenlijk nodig
heef, en over zijn vader. Alfreds vader was botanicus, bij een expedite in Zwitserland
verongelukte hij na een val, vlak voor de afronding van zijn hoogleraarsopleiding. Alfred
vertelt dat hij door zijn moeder altjd is opgevoed in de gedachte dat Alfred het werk van zijn
vader moest voltooien. Alfred heef echter nooit interesse voor planten gehad. Volgens Arne
wordt de meteorietentheorie van Sibellee door Nummedal allesbehalve serieus genomen.
Alfred en Arne overnachten in de serre van een houten huis, maar Alfred kan de slaap niet
vaten vanwege de muggen. Hij leest een brief van zijn moeder waarin staat dat hij als kind
altjd al een meteoriet wou hebben. De volgende ochtend ontmoet Alfred Qvigstad voor het
eerst. rr blijkt nog een vierde persoon me te gaan: Mikkelsen. 's Avonds vertrekken ze naar
Lievnasjaurre. De bagage wordt over vijf rugzakken verdeeld; een Lap zal meegaan als
drager. Alfred overpeinst zijn grote wens: meteorieten vinden; professor worden en met een
vriendin van zijn zus trouwen. In gedachten noemt hij het meisje Dido. De rugzak die Alfred
draagt is zwaar; bovendien heef hij erge honger en dorst. Alfreds kompas doet het alleen als
het horizontaal ligt, hij is bang een modderfguur te slaan bij zijn drie medereizigers. Alfred
bedenkt hoe Dido verliefd was op Aeneas, en hoe diens vader nog zwaarder op de rug woog
dan zijn rugzak. Hij concludeert dat alle wetenschapsspecialismen relatef zijn. Hij herinnert
zich een foto van een groot botanisch congres in Genève, zijn vader stond daar als enige
zonder naamsvermelding op. 'Alfred de rerste' mompelt hij, waarna hij in de spiegel kijkt.
Qvigstad legt aan Alfred en Arne uit waarom hij het alleen met negerinnen kan doen. Als het
viertal bij de bivakplaats is aangekomen, betalen ze de Lap en gaan eten. Alfred kan weer
niet goed slapen, dit keer door Arne, die bij hem in de tent ligt en nogal luid snurkt. Alfred
leest zijn aantekeningen. Hij is erg bang dat hij zonder resultaat terug zal komen van de
expedite. Qvigstad discussieert met Mikkelsen over God, het heelal en het
scheppingsverhaal uit de rdda. Qvigstad beweert dat het onzinnig is God als een alwetende
wiskundige voor te stellen. Alfred en Arne praten over hun beide vaders, Arne legt uit
waarom hij bij het maken van een foto altjd 'perhaps' zegt. Alfred maakt een val; zijn been