KP aantekeningen boek – H12
Wanneer kan worden gesproken van een stemmingsstoornis?
Iedereen heeft weleens perioden van verdriet en perioden van vreugde: mensen hun
stemming is niet steeds hetzelfde. Er kan pas van een stemmingsstoornis gesproken worden,
als:
1) Een dergelijke ontstemming extreem of langdurig is;
2) Er andere symptomen aanwezig zijn;
3) Het dagelijks functioneren bemoeilijkt wordt.
Waar hebben psychologen en psychiaters het over als ze spreken van een depressie +
hoe is de DSM ingedeeld bij deze stoornis?
Depressie = een syndroom – een geheel van symptomen die in een bepaalde samenhang
voorkomen. De kernsymptomen van een depressie zijn een depressieve stemming of verlies
van plezier, maar om echt van een depressie te spreken, moeten er ook andere symptomen
aanwezig zijn.
Indeling in de DSM-5 De DSM-5 heeft twee aparte hoofdstukken voor de
stemmingsstoornissen: één voor de depressieve-stemmingsstoornissen en één voor de
bipolaire en aanverwante stoornissen (voorheen nog één hoofdstuk samen).
Welke symptomen van mensen met de meest voorkomende stemmingsstoornissen
kunnen onderscheiden worden?
De symptomen kunnen in 3 groepen ingedeeld worden:
o Depressieve episode – wanneer iemand gedurende een onafgebroken periode
van minstens twee weken symptomen vertoont die minstens bestaan uit een
depressieve stemming en verlies van interesse en plezier.
o Manische episode – wanneer iemand gedurende een aaneengesloten periode
van minstens een week voortdurend een overdreven uitgelaten of juist
extreem prikkelbare stemming heeft en er sprake is van toegenomen
doelgerichte activiteit of energie. Hierbij wordt het dagelijks functioneren
beperkt.
Symptomen: overtrokken gevoel van eigenwaarde, minder slaap,
spraakzamer, gejaagde gedachten, sneller afgeleid, actiever (sociaal/seksueel),
fysiek onrustig, meer dan gebruikelijk bezig met risicovolle activiteiten.
o Hypomane episode – kenmerkt zich door dezelfde symptomen als een
manische episode, maar de symptomen hoeven maar minstens 4 dagen
aanwezig te zijn, het dagelijks functioneren wordt niet extreem beperkt en
een hypomane episode gaat niet gepaard met psychotische verschijnselen.
Symptomen: zelfde als manische episode, maar dan minder extreem in
duur en intensiteit. Het is wel moeilijk om een hypomane en manische
episode van elkaar te onderscheiden: in ieder geval moeten de veranderingen
, in stemming door anderen waarneembaar zijn, wil je spreken van een
hypomane episode.
Deze symptomen vormen de bouwstenen voor verschillende varianten van
stemmingsstoornissen. Hierbij dienen ook eerdere episoden betrokken te worden in de
classificatie van een stoornis: het nagaan van eerdere stemmingsklachten is van groot
belang.
Welke soorten depressieve-stemmingsstoornissen zijn er allemaal?
Let op: de term ‘depressieve stoornis’ heeft 2 betekenissen:
(1) een klasse van stemmingsstoornissen (dus deze bestaat naast de bipolaire-
stemmingsstoornissen);
(2) binnen de klasse depressieve-stemmingsstoornissen en specifieke stoornis aanduiden,
namelijk de depressieve stoornis.
De verschillende depressieve-stemmingsstoornissen:
o Disruptieve-stemmingsdisregulatiestoornis – kenmerkt zich door een
aanhoudende prikkelbare stemming en hevige driftbuien. Deze diagnose
wordt alleen toegekend aan kinderen en jongeren tot 18 jaar oud, om
overdiagnose van bipolaire stoornis te voorkomen.
o Depressieve stoornis – kenmerkt zich door een depressieve stemming en
verlies van interesse en/of plezier (anhedonie). Bovendien mag er geen sprake
zijn van manische/hypomane episoden in de voorgeschiedenis. Omvat verder
de volgende kenmerken:
Een sombere stemming die het grootste deel van de dag aanhoudt;
Duidelijk minder plezier/interesse (bijna) alle activiteiten gedurende
het grootste deel van de dag;
Gewichtsverlies/-toename zonder dat er een bepaald dieet gevolgd
wordt of een verandering in eetlust;
Insomnia/hypersomnia;
Gevoelens van rusteloosheid of geremd worden (ook door anderen
waarneembaar);
Vermoeidheid of minder energiek;
Gevoelens van waardeloosheid of schuldgevoelens;
Verminderde concentratie of besluiteloosheid;
Terugkerende gedachten aan de dood, suïcidegedachten of een
suïcidepoging/-plan.
Het risico op een eerste episode is het grootst gedurende de puberteit. De
kans op een tweede episode is dan 50% en de kans op volgende episoden 70-
80%. Een depressieve stoornis kan zich geleidelijk ontwikkelen, maar het kan
ook plotseling ontstaan na een ingrijpende gebeurtenis.
Onderscheid tussen rouw en depressie: rouw – gevoelens van leegheid,
verlies en een verlangen naar de verloren persoon/ding. Depressie –
voortdurend depressief gevoel en anhedonie.
, Onderscheid tussen aantal episodes: je hebt (1) ‘depressieve stoornis,
eenmalige episode’ en (2) ‘depressieve stoornis, recidiverend’ (als in de
voorgeschiedenis minstens één eerdere episode is geweest). Je spreekt van
twee aparte episoden, als er minstens 2 aaneengesloten maanden met
afwezige symptomen tussen de episoden zit.
o Persisterende depressieve stoornis (PSD) – een chronische stoornis (minstens
2 jaar), waar in de meeste dagen een depressieve stemming aanwezig is +
minstens 2 andere symptomen (zie hieronder). Als de symptomen tijdelijk
verdwijnen, mag dat niet langer duren dan 2 maanden. Omvat verder de
volgende kenmerken:
Een sombere stemming die minstens 2 jaar het merendeel van de
dagen, het grootste deel van de dag aanwezig is;
Minstens 2 van de volgende kenmerken aanwezig: slechte eetlust of
teveel eten, insomnia/hypersomnia, weinig energie of vermoeidheid,
gering gevoel van eigenwaarde, slechte concentratie of
besluiteloosheid, gevoelens van hopeloosheid.
Onderscheidingen binnen PSD: ‘puur dysthyme syndroom’ (niet voldoende
symptomen om te voldoen aan criteria voor depressieve stoornis), ‘PSD met
intermitterende depressieve episode, huidige episode’ (chronische klachten
die nu voldoen aan depressie), ‘PSD met intermitterende depressieve episode,
zonder huidige episode’ (chronische klachten die in het verleden voldeden
aan depressie).
Ontwikkeling PSD: PSD kan al in de puberteit ontstaan, waardoor het na
verloop van tijd voor de betrokkene als normaal en karakteristiek voor de
eigen persoonlijkheid kan worden beschouwd. Hierdoor wordt vaak pas later
in het leven hulp gezocht. In het diagnostisch proces kunnen de klachten dan
ten onrechte geïnterpreteerd worden als een persoonlijkheidsstoornis.
o Premenstruele stemmingsstoornis (PMDS) – wordt gekenmerkt door klachten
in de week voor de menstruatie en verdwijnen van de symptomen binnen
enkele dagen na het optreden van de menstruatie. In de week na de
menstruatie zijn de symptomen grotendeels of geheel afwezig. Dit moet in het
afgelopen jaar, gedurende de meeste menstruatiecycli aanwezig zijn. Omvat
verder de volgende kenmerken:
Een (of meer) van de volgende symptomen: affectieve labiliteit,
prikkelbaarheid of boosheid, sombere stemming, gevoelens van
hopeloosheid, angst, spanning en/of gevoel van opgedraaid zijn;
Plus een (of meer) van de volgende symptomen: minder interesse in de
dagelijkse activiteiten, moeite met concentreren, lethargie,
vermoeidheid of gebrek aan energie, meer/minder eetlust of
overeten, insomnia/hypersomnia, overspoeld voelen door emoties of
zichzelf niet in de hand hebben, lichamelijke klachten.
Belangrijk om vast te stellen of de symptomen gebonden zijn aan specifieke
fasen van de menstruatiecyclus: prospectief moet gedurende 2
symptomatische cycli dagelijks een klachtenlijst worden bijgehouden.
, o Depressieve-stemmingsstoornis door middel/medicatie of een somatische
aandoening – depressieve-stemmingsstoornissen kunnen ook het gevolg zijn
van organische aandoeningen of het gebruik van medicijnen, alcohol of drugs
(waarbij het middel de werking van de hersenen beïnvloedt). Intoxicatie of
onthouding bij overmatig middelengebruik kunnen rechtstreeks leiden tot het
ontstaan van een stemmingsstoornis. Veel lichamelijke ziekten kunnen ook
verschijnselen van een stemmingsstoornis teweegbrengen.
Onderscheid tussen middel/medicatie of somatische aandoening: kijken
naar de ziektegeschiedenis, lichamelijk onderzoek of laboratoriumonderzoek.
Welke soorten bipolaire-stemmingsstoornissen zijn er allemaal?
Bipolair – verwijst naar de (wisselende) aanwezigheid van depressieve en hypomane of
manische episoden in het beloop van de klachten.
Er zijn 3 (eigenlijk 4) soorten bipolaire-stemmingsstoornissen:
o Bipolaire stoornis type-I – een patroon van klachten dat in de loop van de tijd
voldoen/voldaan hebben aan de criteria van een manische episode, waarbij
tijdens het beloop ook depressieve en/of hypomane episoden aanwezig zijn
geweest of nog ontstaan.
Depressieve episoden worden bij mensen ervaren als de periode van
verstoorde stemming; perioden van ontremming nemen minder tijd in beslag.
Als iemand op eigen initiatief hulp zoekt, dan is diegene vaak in een
depressieve episode (daarom goed informeren naar eerdere hypomane of
manische episoden). Als cliënten tijdens een manische episode met
hulpverlening te maken krijgen, is dat vaak op aandringen van familieleden of
de politie. De cliënt zelf ziet de ernst van de manische episode niet in.
Genetische bijdrage: de kans dat familieleden van iemand met een
bipolaire stoornis een dergelijke stoornis ontwikkelen, is bij eeneiige
tweelingen 40-70% en bij andere eerstegraadsfamilieleden 5-10%.
Seizoensgebondenheid: uit onderzoek blijkt dat de depressieve episoden
voornamelijk in het voor-/najaar voorkomen en de manische episoden in de
zomer.
o Bipolaire stoornis type-II – gekarakteriseerd door de aanwezigheid in de
ziektegeschiedenis van minstens één depressieve en één hypomane episode.
Meestal komen de cliënten in de hulpverlening terecht, als ze in hun
depressieve episode zitten. Deze diagnose is alleen van toepassing op cliënten
die nooit eerder een manische of gemengde episode hebben doorgemaakt.
o Cyclothyme stoornis – als er minstens 2 jaar depressieve dan wel hypomane
symptomen optreden (minstens de helft van de tijd aanwezig), maar de
klachten voldoen niet aan de criteria voor een hypomane of depressieve
episode (voldoen cliënten wel aan de criteria, dan hebben ze per definitie één
van de andere stoornissen). Deze cliënten hebben last van talrijke episoden
van hypomanie, afgewisseld met even talrijke episoden waarin depressieve
symptomen optreden. Symptoomvrije perioden duren nooit langer dan 2