Oefentoetsen marketing de essentie 13e
druk – my lab
H2 t/m H10 behalve H4
Hoofdstuk 2: Bedrijfs- en marketingstrategie
Vraag 1: Waarom is McDonald’s zo’ n succesvol bedrijf?
A. McDonald’s heef de lekkerste hamburgers
B. McDonald’s heef goede samenwerkingsverbanden met franchisenemers en leveranciers, om samen
goede klantwaarde te leveren
C. McDonald’s levert de beste service; binnen een minuut wordt de bestelling geleverd
D. McDonald’s heef het grootste marktaandeel
Juiste antwoord: B, Een groot marktaandeel is geen reden voor succes, maar een gevolg van succes.
Vraag 2: Een handig middel voor bedrijven om groeikansen op te sporen is de Ansoffmatrii. Wanneer is er in
het kader van die matrii sprake van diversifcate?
A. Wanneer met een bestaand product op een nieuwe markt wordt betreden
B. Wanneer met een nieuw product op een nieuwe markt wordt betreden
C. Wanneer met een bestaand product op een bestaande markt wordt betreden
D. Wanneer met een nieuw product op een bestaande markt wordt betreden
Juiste antwoord: B, Wanneer met een nieuw product op een nieuwe markt wordt betreden, wordt dat
inderdaad diversifcate genoemd.
Vraag 3: Hoe noemen we in het kader van de BCGfmatrii SBU’s of producten, welke gekenmerkt worden door
een gering relatef marktaandeel op een markt met snelle groei?
A. Cash cows
B. Queston marks
C. Stars
D. Dogs
Juiste antwoord: B, Queston Marks zijn actviteiten met een gering relatef marktaandeel op markten met een
snelle groei.
Vraag 4: Waar gaat het bij het afakenen van de markt (met bijv. Abell) niet om?
A. Concurrenten
B. Klantgroepen
C. Producten of diensten
D. Klantbehoefen
Juiste antwoord: A, Het Abellfdiagram geef antwoord op de vraag “What business are we in?”. De
concurrenten spelen geen rol bij het beantwoorden van die vraag.
De mate van marktgroei in de BCGfmatrii geef inzicht in…
A. De kracht van een bedrijf in een markt
B. De belangrijkste informate voor het doen van investeringen en desinvesteringen
C. De aantrekkelijkheid van een markt
D. De rentabiliteit van alle producten
Juiste antwoord: C, de aantrekkelijkheid van een markt
Vraag 6: Het Abellfdiagram heef drie dimensies, namelijk:
A. Klantbehoefen, klantengroepen, technologieën
B. Product, promote, prijs
, C. Strategisch, tactsch, operatoneel
D. Ongediferenteerd, gediferenteerd, geconcentreerd
Juist antwoord: A, klantbehoefen, klantgroepen en technologieën
Vraag 7: Welk gevaar of nadeel kleef er aan het gebruik van de MABA (of GE) fportolioanalyse?
A. Het gaat om subjecteve inschatngen
B. Het kost veel rekenwerk
C. Er wordt nauwelijks gelet op groeimogelijkheden
D. Relatef veel aandacht voor actviteiten op minder aantrekkelijke markten
Juiste antwoord: A, Het management kan zelf bepalen welke aspecten worden meegewogen. Er ontstaat ook
inzicht in markten die aantrekkelijk en minder aantrekkelijk zijn in de ogen van het management. Alle
actviteiten, en dus niet alleen de aantrekkelijke of minder aantrekkelijke, worden in beeld gebracht.
Vraag 8: Welke van de onderstaande uitspraken is niet juist?
A. De marketngmii bestaat uit instrumenten om de doelmarkten te bewerken
B. De vier P’s in de marketngmii zijn opgesteld vanuit het perspectef van de klant
C. De marketngmii betref beheersbare, tactsche instrumenten
D. De marketngstrategie vormt het uitgangspunt voor het bedrijf bij het ontwerpen van een
marketngmii
Juiste antwoord: B, De vier P’s in de marketngmii zijn opgesteld vanuit het perspectef van de aanbieder, niet
de afnemer (klant). Vanuit de klant bezien kunnen de vier P’s herschreven worden als de vier C’s: customer
soluton, customer cost, convenience, communicaton.
Vraag 9: Hoe noemen we in het kader van de BCGfmatrii SBU’s of producten die gekenmerkt worden door een
groot marktaandeel op een markt met lage groei?
A. Dogs
B. Cash Cows
C. Stars
D. Queston Marks
Juiste antwoord: B, Cash Cows zijn actviteiten of producten met een trage groei en een groot marktaandeel.
Vraag 10: De missie van een bedrijf is op z’n best als hij geleid wordt door…
A. Winst
B. Marktaandeel
C. Een visie
Juiste antwoord: C
Vraag 11: Welke van onderstaande relates is een voorbeeld van C2C (consumer2consumer)?
A. De bakker verkoopt een brood aan jou
B. Een autoliefebber koopt een tweedehandsauto van een andere autoliefebber
C. De autodealer verkoopt een leaseauto aan een bedrijf
D. Jij verkoopt je tweedehands studieboeken aan Bol.com
Juiste antwoord: B, Dit is C2C; de ene consument verkoopt aan de andere consument.
Vraag 12: La Diference is een uitzendbureau dat zich specifek richt op de horeca in de regio Amsterdam. Het
onderscheidt zich van de concurrente omdat alle uitzendkrachten een basistraining horecavaardigheden
krijgen, voordat zij worden uitgezonden. Hierdoor is sprake van een hoge kwaliteit van de dienstverlening.
Welke generieke strategie hanteert het uitzendbureau?
A. Penetrate
B. Diferentate
C. Focus
, D. Kostenleiderschap
Juiste antwoord: C, Het uitzendbureau richt zich op een specifek deel van de markt, namelijk horeca in
Amsterdam.
Vraag 13: Het atractepark de Efeling heef een hoog relatef marktaandeel, terwijl de marktgroei laag is. Wat
is de Efeling volgens het portoliomodel van de Boston Consultng Group?
A. Star
B. Cash cow
C. Dog
D. Queston mark
Juiste antwoord: B
Vraag 14: Over welke onderdelen buigt een marketngaudit zich?
A. De belangrijkste pijnpunten in een bedrijf, die bijgestuurd moeten worden
B. Marketngomgeving, fstrategie, forganisate, fsystemen en marketngmii
C. De marketngomgeving, zowel macrof als meso
D. De fnanciële situate van het bedrijf
Juiste antwoord: B
Vraag 15: Welke van de onderstaande strategieën rekenen we niet tot de generieke strategieën van Porter?
A. Focus
B. Diferentate
C. Globalisering
D. Kostenleiderschap
Juiste antwoord: C