Wat is de grens tussen normaal en afwijkend gedrag?
- Deskundigen op het gebied van geestelijk gezondheid gebruiken verschillende criteria om te
beoordelen of emoties, gedachten en gedrag afwijkend zijn. Deze criteria bestaan uit:
uitzonderlijk, sociaal afwijkend, foute perceptie of interpretatie van realiteit, aanzienlijk
emotioneel lijden van persoon, ongepast gedrag en gevaar.
Dsm 5=
- Het handboek voor professionals.
- Biedt een gemeenschappelijke taal voor professionals.
- Is beschrijvend.
- De focus ligt op symptomen en het gedrag van de persoon.
- Geeft ook info over prognose (= een voorspelling gebaseerd op bestaande info zonder
absolute zekerheid van de werkelijke uitkomst) en verloop van de stoornis.
- Geeft richtlijnen voor behandeling (zoals medicatie).
- Geef geen beschrijving over de ontstaansgeschiedenis van de stoornis.
Wat is het verschil tussen classificatie en diagnose?
• Een diagnose heeft vaak de aard van hypothesen die in de loop van de tijd kunnen worden
gesteld (is veel brede met geschiedenis enzo erbij). Classificeren is het toewijzen van een
psychische stoornis aan een beschreven categorie.
Stigma= ongewenste, beschamende eigenschap die de status van een individu in de ogen van
anderen in de gemeenschap verlaagt.
- Publiekstigma = stigmatisering vanuit de maatschappij.
- Zelfstigma/ geïnternaliseerd stigma= mensen hebben de negatieve oordelen van anderen
verinnerlijkt, ze geloven het nu ook zelf.
- Structureel stigma= ongelijkheid in de cultuur en wet en regelgeving.
Stereotypes ---> vooroordelen ----> discriminatie
Opvattingen en opinies---> gevoel of emotie---> gedrag en verschillende behandeling
Visies op afwijkend gedrag:
• Biologisch perspectief:
- Benadering vanuit het medische model.
- Zenuwstelsel
- Genetica
- Medicatie.
- Vb: ziekte van alzheimer.
• Psychologisch perspectief:
, - Psychodynamisch model: Freud, ging ervan uit dat psychologische problemen werden
aangestuurd door onbewust motieven en conflicten. Hij stelt dat de relatie van het kind met
de wereld gedreven is door sensueel of seksueel genot. Hij noemt 5 psychoseksuele stadia: 1
orale stadium (focus op mond), 2 anale stadium (focus op sluitspier anus), 3 fallische
stadium (erogene zone, voor opwinding), 4 latente stadium (focus op andere dingen), 5
genitale stadium (focus op seksuele driften en gevoelens voor andere geslacht) volgens
Freud ontstaat er fixatie wanneer 1 stadium niet in goede hoeveelheid bevredigd was.
- Leermodellen: behaviorisme, pavlow en watson. Het legt de nadruk op het objectief
observeren van gedrag en de rol van leren. Klassieke conditionering, operante
conditionering (positieve bekrachtiging etc.), gedrag nadoen door observeren.
- Humanistische modellen: rogers en maslow, geloven dat mensen een aangeboren neiging
hebben tot zelfactualisatie (de drag om alles uit jezelf te halen om je te ontwikkelen),
afwijkend gedrag komt volgens dit model door te weinig positieve waardering.
- Cognitieve modellen: Beck, Info wordt in de computer ingevoerd voor de verwerking, opslag,
opvragen en output dit zijn (net als laptop) allemaal termen die toepasbaar zijn op de
menselijke cognitie. Wanneer info verwerking misloopt noemen we dit denkfouten of
cognitieve vervormingen. Psychische stoornissen beschouwen cognitieve psychologen als
haperingen in deze processen. Haperingen voor de output kunnen verkeerde output tot
gevolg hebben. Zo denken deze psychologen ook over mensen met schizofrenie die vaak van
de hak op de tak springen.
• Sociaal cultureel perspectief
- Relaties tussen afwijkend gedrag en etniciteit, gender, cultuur en sociaal economische klasse
(SES).
• Het bio psycho sociaal perpectief: combinatie van modellen.
DSM model
Les 2
Oorzaken van stress:
= stress wordt veroorzaakt door stressoren.
, • Kan iets plotseling zijn (geweld, terrorisme, natuurramp, toets, iets belangrijks vergeten).
• Kan iets chronisch zijn (langdurige blootstelling aan te hoge werkdruk).
Stressor= een bron van stress. Bijv een gebeurtenis, een persoon, of een combinatie van
verantwoordelijkheden.
, Bps:
Het bio-gedeelte van het model verwijst naar de biologische of fysiologische factoren die invloed
hebben op de gezondheid, zoals genetische aanleg
Het psycho-gedeelte van het model verwijst naar de psychologische factoren die de gezondheid en
het welzijn kunnen beïnvloeden, zoals persoonlijkheidskenmerken, stressniveaus, coping
strategieën.
Het sociaal-gedeelte van het model verwijst naar de sociale omstandigheden die de gezondheid en
het welzijn kunnen beïnvloeden, zoals de omgeving waarin men leeft, de cultuur waarin men is
opgegroeid, de sociaaleconomische status.
Stress en het immuunsysteem:
Immuunsysteem= systeem waarmee het lichaam zich verdedigt tegen ziekte.
Immunosuppresie= verminderde werking van het immuunsysteem, als gevolg van de
onderdrukking van de immuniteitsreactie.
Stress is sympathisch zenuwstelsel.
Fysiologische reacties op stress: