Roos Verhagen aantekeningen hoorcolleges Ruimtelijke transformaties 2023/2024
Hoorcollege 1. Veranderend Nederland 1850-2050
eschiedenis van de ruimtelijke ontwikkeling in Nederland tussen 1850 en 2050→ 1
G
tijdspad: 1850-2050
6 vormen van grondgebruik (sectorale processen): wonen, werken, verkeer en vervoer,
landelijk gebied, water, milieu
Ruimtelijke transformaties: zijn gevolg van maatschappelijkeontwikkelingen (MO) die leiden
tot problemen waarvoor oplossingen worden bedacht die men vervolgens uitwerkt tot een
heldere visie op de aanpak van de problematiek. Een ruimtelijke transformatie is dan de
realisatie van zo’n visie. Het zijn structurele veranderingen (relatief grootschalige,
ingrijpende veranderingen, die leiden tot nieuwe patronen van grondgebruik, met een zeker
duurzaam karakter) in het gebruik van de ruimte.
e grootste verandering van ruimtelijke transformaties komt door de toename van bevolking.
D
Wonen en werken worden gescheiden.
Nadelen van economische verandering; de industrie wordt verplaatst naar andere steden in
lageloonlanden waardoor daar nu vervuiling is. We creëren iets nieuws maar het heeft een
impact op andere landen.
oelstelling: ruimtelijke ontwikkeling van delen van Nederland in verschillende tijdvakken te
D
kunnen analyseren a.h.v. het RT-model
e scheepvaartindustrie is ingestort (jaren 70/80). Mensen werden werkloos, er kwamen
D
protesten. Er werd plaats gecreëerd door te slopen.
Hoorcollege 2. 5 cases
The image of the city
- De stad is niet stabiel: hij is nooit af
- Je hebt maar beperkt invloed
-
Urban design=controle en loslaten (laissez faire)
tedenbouwkundig ontwerpproces
S
Scenariostudies:
- Integraal kijken, verbanden zoeken tussen de lagen
- Zoeken naar synergie, meekoppelkansen
- Multi-criteria evaluatie
Iteratief proces (beïnvloed door externe factoren)
- Complexe afhankelijkheden
- Diverse stakeholders en belangen
- Experts assessments→ doorrekenen
- Veranderende randvoorwaarden
, ase 1. Rule based urbanism Rotterdam
C
Regels als verdichting regel.
Elke volgende stap is afhankelijk van de stap daarvoor.
ase 2. Controlled surrender hafencity hamburg
C
Controlled surrender: buitendijks gebied. (loopt onderwater) → elevated foundations en flood
protection; waterscape,streetscape etc.
Ze hebben het gebied weer verbonden met de stad. Gebouwen zijn gebouwd tegen
overstromingen. Verzet je niet tegen het water maar zorg ervoor dat het stedelijk gebied kan
blijven functioneren.
ase 3. densify centralities fellenoord/knoop xl Eindhoven
C
Ontwikkelvisie fellenoord → Brainport Eindhoven is een belangrijk knooppunt. Grote
opruiming: van dorp naar ‘city’ (ambitie voor grotere binnenstad). Goede infrastructuur in het
centrum voor auto’s (vloek en een zegen want veel ruimte). Het moet een plek worden om te
zijn en niet om heen te gaan, het moet verbonden worden, het hart van de stad worden, het
moet groen worden, een knoop met ov.
Vermindering van infrastructuur. Van asfalt naar groen. Van vertrekpunt naar bronpunt (ov).
Samengevat de 5 principes:
1. van een plek om te gaan naar een plek om te zijn (stadsboulevard)
2. van barrières naar verbindingen (historische dragers versterken)
3. van leegte naar hart van de stad & brainport
4. van asfalt naar groen
5. multimodale knoop: van vertrekpunt naar bronpunt (stationsgebied; nieuw busstation)
ase 4. Historische diepte Waalkwartier Nijmegen.
C
Honigfabriek werd veranderd in een honigcomplex: cultureelknooppunt. Nu weer veranderd
met Romeinse roots. Meer woningbouw. Waterkering. (Waterplein met een badhuis).
Fabrieksstraat is de zaagsnede van het oude en nieuwe tegenover elkaar.
ase 5. living landscape waalhoven Nijmegen
C
Nieuw project. Landschap is erg belangrijk. Buitenruimtes naar buiten brengen ipv privaat.
Alles open maken. Hoogteverschillen zijn ook belangrijk. Publieke ruimte door gemeente
beheert. Inclusief landschap voor flora en fauna. Ook voor dieren en planten belangrijk. Veel
groenzones bij sokkels, terraszones, torens. (urbanfarming)
Hoorcollege 3. Ruimtelijke transformaties: wonen
‘Wonen’ is erg breed. Er wordt ook gekeken naar huisvesting, wijken, regionale
(rijks)plannen etc. Ruimtelijke transformaties voor, door en rond wonen en huisvesting.
Drijvende krachten: economie, consumentenvoorkeuren, instituties (en beleid), cultuur. Er
wordt gekeken naar binnenhuis, naar het huis, naar wijken, de stad en de verdeling over het
land.
Vanaf 1870 was huisvesting erg belangrijk. Er was veel vraag door de industrialisatie. Er
was veel privaat (vrije markt), dus ook veel slechte bouw door groei van de stad.
1990: doelgericht bouwen (themawijken)
Hoe zijn huisvestingsvraagstukken veranderd over de tijd? Kernontwikkeling→ personen per
huishouden neemt af. Nu meer bouw voor kleinere huishoudens
, ntwikkeling steden:
O
marktplaats→stapelplaats→hof→gilde→industrie→diensten→cultuur→belang van instituties
Steden zijn magneten (bijvoorbeeld een universiteit als magneetfunctie) en centrifuge (er is
een selectieproces wie in de stad mag wonen), van wie is de stad?
invloed economische ontwikkeling en vervoersystemen (mensen gingen net buiten de stad
wonen voor meer groen etc. )
Invloed ecologische condities, steeds meer milieuproblemen waardoor huisvesting lastiger
gerealiseerd kan worden
Invloed corona had veel invloed op hoe mensen willen wonen, mensen willen bijvoorbeeld
de randstad ontvluchten
Geschiedenis van ruimtelijke transformaties in Nederland met betrekking tot wonen:
- Voor 1900
Industrialisatie, trek naar de stad, veel gezondheidsproblemen, krottenwijken, grote
huishoudens. Visie van de overheid: laissez-faire, sociaal liberaal. Veel privaat, veel
uitbreiding van steden. Veel mensen leefden op straat. Wat doet de regering: vrij weinig.
Gezondheidseffecten werden beperkt. Er begonnen restricties te komen. Vraag voor
woningen werd nu ook een zaak voor de overheid om dat te realiseren.
- 1900-1940
Doorzetting industrialiseren, nog steeds behoefte aan huisvesting, opkomst
arbeidersbeweging, meer politieke aandacht voor wonen. Crisis in jaren 30 en WO I.
Woningwet 1901, beginpunt van stedelijke stadsplanning. De overheid bemoeit zich met
vergunningen en met bestaande huisvesting (als het ongezond wonen was kon het gesloopt
worden). Er komt een verbetering van woontoestanden. Opkomst stedelijke
uitbreidingsplannen, planologie wordt een vak. Woningbouw als sociale instrumenten.
Concepten zoals tuinsteden, hoogbouw, functionalisme.
Berlage→ esthetische en zakelijke perspectieven over hoe een stad eruit zou moeten zien.
Hoe hoort de infrastructuur eruit te zien, welke groenvoorzieningen heb je nodig? Mensen
hebben namelijk groenvoorzieningen nodig om gezond te kunnen leven.
- 1945-1970
Wederopbouw en woningnood (goedkope productie, stempelbouw), babyboom, watersnood,
stijging welvaart, toename autobezit. Verzorgingsstaat wordt opgebouwd. Wijkgedachte
werd belangrijk. Regionaal beleid en deconcentratie. Sterke rol lokale overheid en
woningcorporaties.Ontwikkeling langs de lijnen van verzuiling
- 1970-1985
Afbreken van de verzorgingsstaat. Oliecrisis. Toename welvaart. Overheidsrol trekt terug,
markt krijgt een sterkere rol in reorganiseren van woningbouw/huisvesting. De rol van de
overheid was waar nieuwbouwwijken moesten komen (groeikernenbeleid) en de
reconstructurering. Wijken worden steeds meer gericht op autobezit (drive-in woningen).
Bloemkoolwijken→ verdwaalwijken (zoals de Blaak Tilburg)
Steeds grotere bemoeienis van rijksoverheid: rijksnota’s ruimtelijke ordening (eerste nota
1960: groene hart) Veel stadsvernieuwing en veel nieuwe steden (groeikernen en
groeisteden). Sterkere invloed overheid.
- 1985-2000
Meer welvaart, meer eisen voor woonruimte (themawijken). Vinex-wijken compacte stad→
poging van de rijksoverheid om te controleren→ gefaald. Kwalitatief woningtekort→
bestaande woningen sloten niet aan bij de wensen van de mens. Vinex als
doorstroomlocaties maar niet echt een succes.