Hoorcollege 1. Factor aarde
uanois een eiland van vogelpoep (vruchtbaar). Wordt gezien als een goud eiland voor
G
oogsten voor boeren. Zoek naar meer vruchtbare eilanden (kolonialen). Momenteel te
verbinden met de race naar grondstoffen door landen voor computerchips.
et zoals andere dieren,passen mensen hun omgeving aan(voor beter of juist ten
N
ondergang van de omgeving) voor persoonlijke doelen. (economisch, leefbaar etc.)
ensen positionerenzichzelf soms niet helemaal ideaal, gaan in een woestijn wonen ->
M
klagen over droogte. Hierom is het begrijpen van de omgeving belangrijk.
xtractie→Gebruik van een hulpbron zonder rekening te houden met de lange termijn
E
productiviteit op termijn. Je oogst uit een stuk land, bijvoorbeeld ontbossing (soms meer dan
een plek aankan; over-extractie).
Conservatie→ Gebruikt een stuk land voor menselijke doeleinden (bijvoorbeeld dammen).
Probeert de relatie van de mens met het milieu duurzaam te maken, terwijl er nog steeds
natuurlijke hulpbronnen worden gewonnen; gebruik ervan binnen bepaalde biologische
grenzen, met ‘duurzame opbrengst’ of ‘jaarlijkse groeiverhoging’. Maatregelen moeten ook
voordelen hebben voor de mens.
Preservatie→ natuur beschermen zoals de natuur is, zonder mensen. (Vraagstuk; behoren
wij ook niet bij de natuur? Mensen zijn succesvolle roofdieren.)
cological economics: economics in/for a full world
E
Meer kapitaal zorgt eerst voor meer opbrengst. Dus meer boten om meer vissen te vangen.
Na een bepaald punt heeft dit geen zin meer. Overbevissing.
Wetten/regels opstellen om bronnen en economie te behouden.
neconomic growth:
U
- Oneconomische groei is economische groei die eenafname van de kwaliteit van leven
weerspiegelt of veroorzaakt, vanwege de negatieve sociale en ecologische gevolgen van dit
soort ‘groei’.
- Oneconomische groei is onhoudbare groei, waarbij denegatieve sociale en ecologische
gevolgenzwaarder wegen dan de korte-termijnwaarde van een extra groei-eenheid,
waardoor het oneconomisch wordt.
, ragedy of the commons→ als iedereen veel gaat vissen (overbevissing), gaan de vissen
T
uitsterven en dat is voor iedereen ongunstig.
Disutility exceeds utility for the global market. Oplossing:
Dis-invest→ Niet investeren, laat fossiele brandstoffen in de grond om zo niet meer uit te
stoten.
uurzame houtproductie→ intensief geoogst maar ook intensief gepland (Canada),
D
extractie op de onderste foto
ULU's→plekken waar eigenlijk niemand graag wil zijn door bijvoorbeeld stank.
L
(afvalplekken, riolering, zuiveringswater etc.) (locally unwanted land uses)
NUTS kwalificatie→ indeling van landen naast elkaar
3 grote perspectieven op menselijke-natuurlijke relaties:
1. Mens-milieu geografie:mensen veranderen de omgeving
en de verandering in de omgeving zorgt voor verandering in
menselijke activiteit.
2. Ecocentrisch(niet menselijk): niet menselijke natuur en
organisme hebben een belangrijke rol op hoe mensen met
elkaar interactie hebben en hoe systemen werken.
Bijvoorbeeld hoe een rivier ervoor zorgt dat mensen daar
naar toe trekken. (Iets wat ons hele doen en laten beïnvloed
zoals corona wat ervoor zorgt dat de hele maatschappij
veranderd)
3. Social construction of nature: natuur of de omgeving is
(mentaal) gemaakt door mensen en menselijke definities
van natuur veranderen continu. (Socionature= je kan niet
spreken van natuur zonder de mens er ook in te betrekken,
de natuur was nooit natuurlijk.)
etextielsectoris na de oliesector het meest vervuilend op de
D
wereld.
Geologische tijdschalen= de indeling van de geologische tijdschaalis gebaseerd op de
afzettingen in de bodem en gesteente, vondsten van fossielen en dateringen daarvan
Aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud
Mens bestaat pas 150.000-200.000 jaar.
Schaal en demografie: enorme bevolkingsgroei in laatste jaren.
et kaderen van de politiek van natuur en hulpbronnen →framing theory:kadertheorie
H
Drie hoofddimensies:
1.Ontologisch: wat is onzedefinitievan de werkelijkheid? Hoe stellen wij de wereld voor?
2.Normatief: wat is hetprobleem? Waarom is het een probleem? Wat is de maatstaf?
3.Strategisch:wat kan/moet gedaan worden?Wat kunnen we doen? Wat moeten anderen
doen?
, ilieubeweging in historische en mondiale context:
M
1) Van onbeperkte hulpbronnen naar natuurbehoud
- 17e eeuw: Europa in rep en roer, opkomende arbeidersklasse, weidegronden afgesloten
door grootgrondbezitters
- 19e eeuw: de milieubeweging ontstond toen de steden groeiden
Groeiende kloof tussen het stads- en plattelandsleven (romantiek in de
schilderkunst/literatuur, verlangen naar het
plattelandsleven)
- Eind 19e en begin 20e eeuw: de opkomst van natuurbehoud
- 1905: Gifford Pinchot: eerste directeur US Forest Service: rationaliseerde het gebruik van
bossen voor hout productie.
- 1930s: American Dust Bowl – focus op bodemhulpbronnen
2) De opkomst van het moderne milieubewustzijn in de jaren zestig en zeventig
- Focus op bruine kwesties (vervuiling gerelateerd aan industrialisatie en verstedelijking)
- Toenemend bewustzijn van de ecologische keerzijde van economische groei – meer steun
van de middenklasse dan voorheen
- 1962: Rachel Carson – “Silent Spring”, de schadelijke effecten van pesticiden (een
klassieker, gezien als de
eerste kritiek op de modernisering)
- 1968: Paul Ehrlich – “The Population Bomb”, bevolkingsgroei als milieuprobleem
- 1970: “Earth Day”
- 1972: Donella Meadows – “Grenzen aan de Groei”, de ecologische grenzen aan de
toekomstige economische
groei
– 1972: Stockholm, eerste internationale VN-conferentie over het menselijk milieu
3) Het tijdperk van duurzame ontwikkeling (jaren 80-90)
- Focus op de complementariteit van milieubewustzijn en economische ontwikkeling - 1980:
Duurzame ontwikkeling - van de Internationale Unie voor het behoud van de natuur (IUCN)
Rapport
- 1987: Brundtland-rapport 'Our Common Future'
- 1992: Rio de Janeiro, eerste VN-aardetop, waarbij duurzame ontwikkeling een krachtig
organiserend principe was
- Subovereenkomst over biodiversiteit - VN-Verdrag inzake biologische diversiteit
- Subovereenkomst over klimaatverandering - VN-Raamverdrag inzake klimaatverandering
(UNFCCC)
4) Milieubewustzijn in het nieuwe millennium (2000-heden)
-Focus op klimaatverandering via het UNFCCC
- 1997: Protocol van Kyoto
- 2002: Earth Summit (Rio+10), Johannesburg, Zuid-Afrika
- 2015: De klimaatconferentie van de Verenigde Naties 2015, CoP21 Klimaatovereenkomst
van Parijs 2015 : De Agenda voor Duurzame Ontwikkeling 2030 en het kader van de 17
Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen (SDGs)
- 2018: Opwarming van de aarde met 1,5 oC: Speciaal rapport van het IPCC -
Intergouvernementeel Panel over Klimaatverandering
, atuur/omgeving is verbonden met economie, politiek en het dagelijks leven. (Mosely et al.)
N
Wat ‘duurzaam’ is, hangt af van de actoren die zich over een vraagstuk buigen. (Owens &
Cowell)
Hoorcollege 2. Cultural ecology and political ecology
ut vantheoretische perspectieven
N
Twee lenzen (belief systems) om naar de wereld te kijken en naar hoe mensen met elkaar
omgaan:
1. Abundance consciousness:mensbeeld met hoofdzakelijk overvloed in het bewustzijn
(algeheel positief)
2. Scarcity consciousness:Mensbeeld met noodzakelijk schaarste in het bewustzijn
(algeheel negatief)
Theorieën als denkkader dat nadruk legt op wat belangrijke factoren zijn om te observeren
en welke verbanden er te trekken zijn. Vb. Monkey Business Illusion.
ulturele ecologie= antropologisch onderzoek naar hoe een bevolkingsgroep samenleeft
C
met het milieu
Opkomst culturele ecologie:
1. Ontstaan na WO2, groot optimisme
2. Geloof in techniek en innovatie, industrie, engineering: Modernisme
Modernisme: geloof in een ‘economische groei motor’ als het land industrialiseert, haar
landbouw, infrastructuur (dammen) aansluiten gebieden aan nationale markten,
3. Experts (bosbouw) vonden inheemse praktijken vaak ‘primitief’, ‘inefficiënt’. Tropische
landbouwmethoden bekritiseerd (rotatie-schema’s, bomen)
4. Dekolonisatie. Ook ‘dekolonisatie van de geest’ nodig, want lokale elites hadden de
denkbeelden van de koloniale heersers overgenomen.
5. In de USA: Rachel Carson (1962) wereldberoemde boek:‘Silent spring’, stille lente.
6. Tropische landbouw en hulpbronnenbeheer begrijpen vanuit antropologisch gezichtspunt:
bevolking en voedselproductie.
ocus: materiaal stofstromen in lokale leefgemeenschappen
F
Hoe gaan mensen om met hun hulpbronnen: dieet, techniek, huisvesting en reproductie bij
(inheemse) volken?
- Verbouwen of verzamelen (hoe voorziet een lokale gemeenschap in levensonderhoud)
- Wat zijn lokale grondstoffen?
- Energievormen, ketens om beweging/warmte/koelte op te wekken of arbeid te
verrichten
- Bouwstoffen en constructies
- Dieet en eetpatroon, voedingsstoffen (nutriënten, calorie-inname)
- Hoe is de lokale economie/uitruil georganiseerd?
- En de bescherming en verdediging van land en ‘assets’ zoals vee?
→‘tijd en energie studies’zoals Rappaport’s pigs study