Middeleeuwen Mckay
Hoofdstuk 7 late oudheid
Reconstructie onder Diocletianus en Constantijn
In de 3e eeuw was het een complete chaos door de soldatenkeizers en
burgeroorlogen. Het rijk lag in puin en het keizerrijk werkte niet langer meer. Er was
inflatie en de handel werd sterk belemmerd. In de loop van de jaren was de functie
van Princeps zoals die van Augustus een Dominus geworden ofwel heer dit begint
vanaf 284. Zij heersten vanwege goddelijke macht en gingen zich gedragen als echte
vorst ze namen een voorbeeld aan de Perzische heersers. Diocletianus werd keizer
en vond dat het rijk te groot was om alleen te besturen daarom deelde hij het in
tweeën, west en oost waarin hij west bestuurde en een collega met de titel Augustus
het oostelijke deel. Verder kwamen er nog 2 mannen bij met beide de titel Caesar
deze mannen moesten de twee Augusti (oost en west) helpen, dit systeem met 4
mannen werd bekend als de tetrarchie. Ook deelde Diocletianus het rijk op Diocesen
dit waren grote administratieve gebieden die weer opgedeeld werden in kleine
provincies. Tevens maakt Diocletianus beroepen erfbaar en stelde hij het
prijsedictensysteem in. Het systeem herstelde de rust en maakte het rijk weer
bestuurbaar, ook lag de macht niet langer in handen van één persoon, net als
Diocletianus kwam Constantijn door een burgeroorlog aan de macht, hij had de
macht over het hele rijk maar regeerde in het oosten waar hij een nieuwe stad
stichtte op de plek van het dorpje Byzantium, deze stad heette Nova Roma maar
werd al gauw gedoopt tot Constantinopel. Deze stad werd uit de grond gestampt
door Constantijn met talloze publieke gebouwen.
De acceptatie van het christendom
Na de crisis van de 3e eeuw bekeerden steeds meer Romeinen zich tot het
christendom zelfs de Romeinse elite bekeerde zich deels, christendom werd niet
langer gezien als iets on-Romeins. Constantijn vaardigde daarom in 313 het edict
van Milan uit waarin christendom werd toegestaan als religie. Het verhaal gaat dat
Constantijn een visioen had gehad in 312 dat als hij kruizen op zijn schilden
schilderde dat hij dan een overwinning zou boeken hij won de veldslag en
bekeerde zich tot het christendom dit is echter nooit bewezen. Christendom werd
steeds groter, er kwamen ook steeds meer onenigheden onder christenen over hoe
het geloof vorm te geven wat leidde tot schisma’s. een voorbeeld hiervan is bv. het
arianisme ontwikkeld door priester Arius uit Alexandrië, deze theologie vond dat
jezus ondergeschikt was aan de vader ofwel god, kort gezegd ze ontkenden de
heilige drie eenheid. Het Arianisme leidde tot veel problemen en Constantijn
probeerde dit op te lossen met het Concilie van Nicea in 325, hierin werd besloten
dar de heilige 3 eenheid vast stond en de arianisten werden tot ketters verklaard.
Toch werden veelal barbaren aanvankelijk toch eerst bekeerd tot arianisten, dus het
probleem verdween niet volledig na 325. Er waren meerdere stromingen die het niet
eens waren met de ‘’ reguliere ‘’ christenen zoals bv. de nestorianen die vonden dat
Jezus uit 2 substanties bestond een menselijke en een goddelijke, het was dus niet
één iemand volgens hen, de katholieke stroming of niceaanse stroming vond dat dit
wel een was en net als arianisme werd deze stroming tot ketterij verklaard, ze
, splitten zich af en kwamen veelal terecht in Perzië. In 380 maakte Theodosius
christendom de officiële staatsgodsdienst van het rijk, waarmee het Romeinse
polytheïstische geloof werd afgeschaft dit ging niet zomaar, vele gebruiken en
rituelen bleven nog lang bestaan , geleidelijke overgang Syncretisme.
De groei van de christelijke kerk
De christelijke kerk werd al gauw een van de belangrijkste instituties op aarde.
Aanvankelijk werd de kerk bestuurd door hoge Romeinse geleerden zoals bv. de
Bisschop Ambrosius van Milaan. Ambrosius werd later gezien als een van de
kerkvaders Ambrosius, Augustinus, Hieronymus en Gregorius I. De vroege
bisschoppen claimden allemaal deel te zijn van de apolostic succesion dit betekende
dat alle bisschoppen hun roots terug konden traceren naar de Apostelen van Jezus.
5 Van de Bisschoppen kregen een speciale benoeming tot patriarch dit waren Rome,
Alexandrië, Antiochië, Jeruzalem, Constantinopel. De bisschop van Rome werd al
gauw erg machtig omdat hij geen wereldlijk heerser was in het westen die zat
immers in Constantinopel, machtsvacuüm ontstaan na 476. Ook zou Petrus de
eerste bisschop van Rome zijn geweest, de bisschoppen van Rome waren dus de
opvolgers van Petrus en stonden beter bekend als Popes van het Latijnse woord
vader. De bisschoppen van Rome claimden al gauw een speciale positie binnen de
hiërarchie van de kerk de zogeheten Petrus doctrine. Rome werd niet gelijk
dominant maar door de Petrus doctrine werd wel de basis gelegd voor de latere
dominantie van Rome in het kerkelijk leven.
Christenen leefden veelal in de stad, in de 3 e eeuw kwam er steeds meer een drang
om apart te gaan leven en zo ontstond het kloosterleven. Dit begon met Sint
Antonius van Egypte die hier zijn heremitische klooster stichtte, dit betekende dat
iedereen alleen woonde en leefde en dat ze maar een keer per week bij elkaar
kwamen. Pachomius was ook een monnik uit Egypte hij had echter veel te veel
mensen verzameld voor een heremitisch klooster en stichtte daarom een cenobitisch
klooster waarin groepen samen leefden als monniken, het kloosterleven verspreidde
zich van Egypte over heel Europa, in Europa sloeg eigenlijk enkel het cenobitische
kloosterleven aan.
Het kloosterleven
In de 5e eeuw bedacht Benedictus van Nursia die in beide soorten klooster had
geleefd, de regels van Benedicti, dit waren kloosterregels die door heel Europa
overal overgenomen werden. De reguliere geestelijkheid werden monniken die enkel
bezig waren met het geloof, de seculiere geestelijkheid waren alle bisschoppen en
dergelijke die nog wel seculiere zaken hadden en niet van de wereld werden
afgesneden zoals de monniken. De regels van Benedictus ofwel de benedictijnse
kloosterregels golden enkel voor de reguliere geestelijkheid, in de regels werd de
dag ingedeeld in 8 uur slapen, 8 uur werken en 8 uur bidden ora et labora. In de
vroege middeleeuwen kwamen er overal kloosters met vaak veel bezit en dan vooral
qua land, ze hadden vaak grote akkers om de kloosters heen. Hiëronymus een van
de 4 kerkvaders vertaalde als eerste de bijbel van het Grieks naar het Latijn en deze
vertalingen inclusief de fouten bleef gebruikt worden tot de 16 e eeuw (humanisme),