Aardrijkskunde - Zuid Amerika - Nina Groothuizen A6C
Hoofdstuk 1 Zuid-Amerika: continent van extremen
Paragraaf 1.1 Ligging
Kennismaking
- Zuid-Amerika is 18 miljoen km2 groot.
- 13 zelfstandige staten, Brazilië het grootst.
- Frans overzees departement: Venezuela, Guyana, Suriname, Frans Guyana.
- Andeslanden: Bolivia, Perú, Ecuador, Colombia, Venezuela.
- Cono sur: Argentinië, Uruguay, Chili, Paraguay.
Zuid-Amerika is niet hetzelfde als Latijns-Amerika. Latijns-Amerika zijn namelijk landen waar
Spaans of Portugees wordt gesproken. Een deel van Zuid-Amerika valt hier wel onder, de
grens ligt tussen Colombia en Panama.
- In de Grote Oceaan en Atlantische Oceaan liggen eilandengroepen die bij
Zuid-Amerika horen, namelijk de Galápagos Eilanden, de Juan Fernández Eilanden,
de Engelse Falklandeilanden (Islas Malvinas), Zuid-Georgië en de
Zuid-Sandwicheilanden.
Zuid-Amerika in delen
Zuid-Amerika kun je indelen in hoogtezones, een uitgestrekt gebied met eenzelfde maximale
hoogteligging.
- Andesgebergte: Westzijde van Zuid-Amerika. 8500 km lange bergketen.
Gemiddelde hoogte van 4000 meter met toppen tot boven de 6000 meter.
Aconcagua is de hoogste berg (6962 meter) van Zuid-Amerika. Veel werkende
vulkanen en de hoogste actieve vulkaan ter wereld, de Cotopaxi (5897 meter).
- Tropische laagland: Oosten van Andesgebergte. Drie grote rivieren; de Orinoco, de
Amazone en de Paraguay/Paraná.
- Hoogland in het noorden: Guyana.
- Hoogland in het oosten: Brazilië. (De 2 hooglanden worden gescheiden door de
Amazone rivier).
- Altiplano: Hoogland in de Andesgebergte met een gemiddelde hoogte van 4000
meter. Op de Altiplano ligt het Titicacameer.
- Plateau van Patagonia: Langgerekte hoogvlakte van oost naar west met een hoogte
van 500 meter naar 1500 meter. (Zuid-Oosten)
- Atacama Trog: Oosten van Zuid-Amerika, een diepe trog van -8505 meter diep. Een
trog ontstaat doordat een zware plaat onder een lichte plaat duikt.
Beeldvorming
Veel West-Europeanen hebben een stereotiep beeld van Zuid-Amerika. Dat betekent dat zij
een beeld hebben ontwikkeld die niet is gebaseerd op diepgaande kennis, maar op
cultuurelementen. De perceptie is het beeld dat iemand van de werkelijkheid heeft, dit kan
leiden tot een mental map. Dit is een kaart die je in je hoofd hebt van een gebied. Door
nieuwe kennis, zoals een geografisch beeld, verandert de mental map. Een geografisch
beeld heeft 4 kenmerken: de ligging, landschap kenmerken, bevolkingskenmerken en
interne en externe relaties.
,Paragraaf 1.2 Ongekende natuur
Klimaat in de tropen
Het klimaat van Zuid-Amerika wordt bepaald door de breedteligging, zeestromen,
drukgebieden, windpatronen en de ligging van gebergte. Om het grote deel van
Zuid-Amerika in de tropische luchtstreek ligt, is het altijd warm. Door de warmte stijgt lucht
op en vormt er een lagedrukgebied/intertropische convergentiezone (ITCZ). De opgestegen
lucht koelt af en condenseert, er ontstaan wolken met neerslag. De ITCZ schuift met de
seizoens beweging van de zon mee, dus ook de regengebieden.
Invloed van passaten en oceanen
Op de Grote Oceaan en de Atlantische Oceaan liggen
rond de keerkringen hogedrukgebieden. De lucht waait
vanaf de hogedrukgebieden naar de lagedrukgebieden, er
is dus sprake van een zuidoostpassaat op het noordelijk
halfrond en een noordoostpassaat op het zuidelijk
halfrond.
Aan de oostkust van Zuid-Amerika is de zuidoostpassaat
aanlandig met vochtige lucht. Hierdoor ontstaat aan de
loefzijde van de kustgebergtes van Brazilië
stuwingsregens. Aan de lijzijde van de gebergte is het
droog. Verder naar beneden is geen gebergte in het
oosten dus gaat de aanlandige vochtige lucht tot aan de
Andesgebergte.
De warme Zuid-Equatoriale stroom splitst bij het oostelijke
punt van Brazilië naar het noorden het zuiden. Het deel
dat naar het zuiden stroomt, heet de Brazilië Stroom. Bij
Kaap frío buigt de warme Brazilië Stroom weg van
Zuid-Amerika, en heeft de koude Falklandstroom de kans om door te stromen tot aan Kaap
frío.
Door de Andesgebergte en aflandige passaten heeft de Grote Oceaan weinig invloed aan de
westkant. De koude Peru- of Humboldtstroom zorgt ervoor dat temperaturen lager zijn aan
de kust. Ook is er hierdoor minder verdamping en dus weinig neerslag.
Klimaat en weer in het zuiden
Het zuiden heeft een gematigd zeeklimaat met neerslag in alle jaargetijden. De oorzaak
hiervan is aanlandige westenwinden en stuwingsregens aan de loefzijde van gebergtes. Aan
de lijzijde is een woestijn- en steppeklimaat. In de winter kan zeer koude lucht vanuit
Antarctica naar het noorden komen, pamperos, waardoor er lage temperaturen ontstaan.
- Door temperaturen rond de 0 graden kunnen koffie oogsten vernietigd worden en
stijgt de prijs op wereldmarkt enorm.
, Koud, opwellend water
Aan de westkant van Zuid-Amerika stuwen aflandige zuidoostpassaten oppervlaktewater
naar het westen. Hierdoor welt koud water op voor de kust van Zuid-Amerika. Er is weinig
verdamping en dus weinig neerslag. Het water stroomt horizontaal naar westen (Australië en
Indonesië) en warmt op. Het koude, opwellende water is rijk aan voedingsstoffen die worden
gegeten door plankton en vissoorten.
El Nino
Elke 3 tot 8 jaar veroorzaakt een verandering van luchtdruk en zeestromen in de Grote
Oceaan een afwijkend weertype rond de jaarwisseling, genaamd El Nino (kerstkind). El Nino
ontstaat als er een minder sterk hogedrukgebied is boven de Grote Oceaan. Hierdoor neemt
de kracht van zuidoostpassaten af en is de wind te zwak om het oppervlaktewater naar het
westen te duwen. Het koude water welt niet op en het water langs de kust is een stuk
warmer.
De gevolgen van een El Nino is dat het regengebied boven Zuidoost-Azië, verplaatst naar
de Grote Oceaan en de kust van Zuid-Amerika. Hierdoor is er extreem veel regen dat zorgt
voor overstromingen, aardverschuivingen en modderstromen. Daarnaast is er geen
opwellend koud water, mineraalrijk water van de bodem mee naar boven, waardoor er geen
plankton en vissen zijn. In Zuidoost-Azië valt nu geen regen waardoor er veel droogte is dat
mislukte oogsten, bosbranden en veesterfte veroorzaakt.
Tropische plantengroei
De spreiding van de natuurlijke zones komt in grote lijnen overeen met de spreiding van de
klimaat, muv de Andesgebergte.
Zuid-Amerika bestaat voor het grootste deel uit tropisch regenwoud, ook wel selva
genoemd. In het tropisch regenwoud is het altijd minimaal 18 graden en valt er minimaal
2000 mm neerslag per jaar. De bodem van het regenwoud is niet perse vruchtbaar, er is
namelijk een dunne humuslaag en uitspoeling van neerslag. Hierdoor zijn er weinig
mineralen en humus (bevat voedingsstoffen). Omdat er weinig humuszuren in de grond
zitten, lossen ijzer- en aluminiumverbindingen niet op. Dit zorgt voor een rode kleur, wat
latosol wordt genoemd. In vulkanische gebieden van Brazilië en bij oevers van rivieren is de
bodem betere kwaliteit door afgezette slib bij overstromingen.
In gebieden met brak water (zout en zoet water) in rivierdelta’s en langs de kust groeien
mangroven. Door getijdenwerking overspoelen deze plekken vaak en is de grond zout. De
wortels steken hierdoor boven het water uit om zuurstof te kunnen opnemen. Mangroves
voorkomen erosie en stormschade aan de kust.
Van savanne tot woestijn
Een gebied verder van het tropisch regenwoud is droger en noem je de licht tropische
bossen, iets verder en droger heb je de savanne. Een tropisch grasland met groepen bomen
en struiken. In de 4 tot 6 maanden dat hier geen regen valt, wordt gras geel en hebben de
bomen geen bladeren meer. In Zuid-Amerika zijn er 3 typen savanne; de cerrado
(boomsavanne), de Ilanos (grassavanne) en de caatinga (savanne met doornachtige
struiken).