Ontwikkeling en activiteiten
Hoofdstuk 1
Over ontwikkelingspsychologie
In eerste instantie waren er twee grote richtingen.
De ene groep dacht dat een kind een onbeschreven blad was (tabula rasa) en dat
je alles kon en moest leren door strafen en belonen.
De andere groep dacht dat kinderen mini-volwassenen zijn en als je ze goed eten
gaf en in een gezonde omgeving liet opgroeien, de ontwikkeling vanzelf zou
gaan.
Een belangrijke ontwikkelingspsycholoog was Jean Piaget (1896-1980). Hij was de
eerste die zich verdiepte in de verstandelijke ontwikkeling van kinderen. Hij
kwam er achter dat kinderen pas op een bepaalde leeftijd eraan toe zijn om iets
te leren (rijping).
Een andere belangrijke ontwikkelingspsycholoog was Erik Erikson (1902-1994).
Hij beschreef de verschillende stadia in de psycho-sociale ontwikkeling en
maakte duidelijk dat in ieder stadium een bepaald iets centraal staat.
In Nederland is momenteel Rita Kohnstamm een belangrijke
ontwikkelingspsychologe. Zij is auteur van verschillende boeken over
ontwikkelingspsychologie bij kinderen en jongeren.
Tegenwoordig zijn er specialisaties van de ontwikkelingspsychologie in opkomst.
Zoals de gentropsychologie. Dit is een mix van gentrologie en psychologie.
Gentrologie is de wetenschap die de ouder wordende mens bestudeert.
Ontwikkelingspsychologie wordt tegenwoordig ook wel
levenslooppsychologie of levensfase psychologie genoemd.
Ontwikkelingspsychologie is de wetenschap die het gedrag bestudeert van de
mens in de verschillende fasen in zijn leven.
Psychologie is de wetenschap die het menselijk gedrag bestudeert.
Ontwikkelen wil zeggen dat er sprake is van een verandering. Dit kan
vooruitgang of verbetering inhouden maar ook achteruitgang, krimp of afbraak.
Wanneer er sprake is van vooruitgang dan zijn er drie processen verantwoordelijk
hiervoor:
1. Groeiprocessen (lichamelijke groei als gevolg van celdeling)
2. Leerprocessen (dit is het verwerven van theoretische, praktische en sociaal-
emotionele kennis en vaardigheden)
3. Rijpingsprocessen (je bent ergens aan toe om iets wel of niet te leren)
De groei, en het vermogen om te leren zijn van buitenaf beïnvloedbaar.
Rijpingsprocessen zijn dit niet. Door voeding groeit een kind in lengte en gewicht,
daar heb je invloed op. Door kinderen voor te lezen, leren ze nieuwe woorden en
als ze voldoende ruimte hebben om te spelen leren ze ook veel. Je hebt dus ook
invloed op het leren.
Maar met rijping moet je ergens aan toe zijn om het te leren. Bijvoorbeeld een 6-
jarige meestal rijp om te lezen. Een 4-jarige niet. Je kunt het proces dus niet
,versnellen.
Een ontwikkelingsfase is een fase in het leven van de mens die te
onderscheiden is van andere perioden. Bij deze periode horen bepaalde
kenmerken en gedragingen.
Periodes:
Ongeboren kind (prenatale fase; 40 weken)
Baby (0-18 maanden)
Peuter (18 maanden- 4 jaar)
Kleuter (4-6 jaar)
Schoolkind (6-12 jaar)
Puber (12-17 jaar)
Adolescent (17-25 jaar)
Volwassene (25-67 jaar)
Oudere (67 jaar en ouder)
Een ontwikkelingstaak is een stap die ieder kind (0-19) in zijn ontwikkeling moet
nemen om een stap verder te komen in de ontwikkeling.
(bv. Een baby moet zich eerst kunnen optrekken, zitten en staan voordat hij kan
leren lopen en een kind moet eerst letter kunnen herkennen voordat hij kan
lezen)
Er zijn verschillende deelaspecten binnen de ontwikkeling van de mens, de
ontwikkelingsaspecten.
Lichamelijke ontwikkeling
Seksuele ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling
Persoonlijkheidsontwikkeling
Emotionele ontwikkeling
Sociale ontwikkeling
Bij de lichamelijke ontwikkeling gaat het om de lichamelijke groei of
achteruitgang van de mens, de motorische ontwikkeling en de zintuiglijke
ontwikkeling.
Wat betreft de motoriek kun je onderscheid maken tussen de grove en de fjne
motoriek.
Met de cognitieve ontwikkeling bedoelen we de verstandelijke ontwikkeling.
De ontwikkeling van het denken, maar ook de taalontwikkeling.
Taal en denken hangen namelijk met elkaar samen: zonder taal (woorden) ben je
niet in staat tot denken. Maar ook: zonder denken ben je niet in staat tot taal
(spreken)
Onder de sociale ontwikkeling verstaan de ontwikkeling in de omgang van de
mens met andere mensen, de ontwikkeling van empathie (inlevingsvermogen) en
de ontwikkeling van sociaal gedrag. Met sociaal gedrag bedoelen we dat
iemand in staat is rekening te houden en niet alleen aan zichzelf denkt.
Bij persoonlijkheidsontwikkeling gaat het om de vorming van de eigen
,identiteit, de eigen aard, eigen wil, de eigen opvattingen (normen en waarden)
en de ontwikkeling van het zelfbeeld.
Onder emotionele ontwikkeling verstaan we de ontwikkeling van gevoelens
(basis)vertrouwen en veiligheid. Het hangt nauw samen met de sociale
ontwikkeling. Daarom heet het vaak; sociaal-emotionele ontwikkeling.
De de seksuele ontwikkeling omvat de ontwikkeling van seksueel gedrag, de
ontwikkeling van lichaams- en lustbeleving en ontwikkeling van waardering voor
het eigen lichaam. Daarnaast gaat het om ontwikkelen van het bewustzijn dat je
een meisje of jongen bent en je daarnaar gedragen.
Deze ontwikkeling hangt nauw samen met de lichamelijke- en
persoonlijkheidsontwikkeling.
Samenvattend:
Aspecten van de ontwikkeling
Lichamelijke ontwikkeling Lichamelijke groei of achteruitgang,
motorische ontwikkeling, zintuiglijke
ontwikkeling
Cognitieve ontwikkeling Verstandelijke ontwikkeling,
taalontwikkeling, ontwikkeling van
denken en geheugen
Sociale ontwikkeling Ontwikkeling van de omgang van de
mens met andere mensen, de
ontwikkeling van empathie en de
ontwikkeling van sociaal gedrag
Persoonlijkheidsontwikkeling Vorming van eigen identiteit,
ontwikkeling van de eigen wil, de
eigen opvattingen en de ontwikkeling
van het zelfbeeld
Emotionele ontwikkeling Ontwikkeling van gevoelens van
(basis)vertrouwen en veiligheid
Seksuele ontwikkeling Ontwikkeling van seksueel gedrag,
ontwikkeling van lichaams- en
lustbeleving, waardering voor eigen
lichaam, het bewustzijn dat je een
meisje of jongen bent en je hiernaar
gedragen (of niet)
Ook al ligt de ontwikkeling in grote lijnen vast, toch verloopt de ontwikkeling van
ieder mens op unieke wijze. Dit komt omdat er factoren zijn die invloed
uitoefenen op de ontwikkeling van de mens, namelijk;
interne factoren, externe factoren en zelfbepaling
Interne factoren:
Bij aanleg gaat het om de eigenschappen of mogelijkheden die iemand bij de
bevruchting heeft meegekregen (in de genen).
Zo worden de uiterlijke kenmerken van de mens in grote mate door erfelijke
eigenschappen bepaald. Maar ook talent op het gebied van wiskunde, muziek of
kunst dragen ouders over op hun kinderen.
, Externe factoren:
We spreken ook wel van milieu. Daarbij gaat het om:
De directe omgeving (gezin, kdv, leeftijdsgenoten)
Sociale en economische factoren (school, opgroeien in armoede of rijkdom)
Culturele factoren (de tijd waarin je opgroeit, waarden en normen)
Ingrijpende levensgebeurtenissen (crisissituaties zoals ziekte, afscheid of beperkt
raken, maar kan ook positief zijn zoals uit de kast komen, trouwen of een kind
krijgen)
Zelfbepaling:
Als je ouder wordt, neemt je vermogen toe om richting te geven aan je eigen
ontwikkeling (= zelfbepaling). Dit hangt samen met de keuzes die je maakt.
Natuurlijk heb je niet alles zelf in de hand. Je kunt bijvoorbeeld wel een bepaalde
opleiding willen volgen, maar er kunnen allerlei redenen zijn waarom dat niet
lukt.
Als een kind geboren wordt, beschikt het over bepaalde aangeboren vermogens.
Aangeboren vermogens noem je ook wel ontwikkelingsmogelijkheden. Of een
kind de kans krijgt deze te benutten, hangt af van zijn omgeving. De omgeving
kan het kind belemmeren of stimuleren in zijn ontwikkeling. Geen enkel kind
ontwikkelt zich vanzelf, er zijn bepaalde voorwaarden nodig. Als er niet aan deze
voorwaarden wordt voldaan kan het kind een ontwikkelingsachterstand
oplopen.
De belangrijkste voorwaarden zijn:
- Een kind moet zich veilig en vertrouwd voelen bij de opvoeder.
- Er moet zowel verbaal als non-verbaal contact zijn tussen opvoeders en kind.
- Er moet een stimulerende omgeving zijn.
- Een kind moet de gelegenheid krijgen om zelf te onderzoeken.
- Een kind moet de mogelijkheid hebben om te spelen.
- Een kind moet voldoende bewegingsvrijheid krijgen.
- Een kind moet veiligheid en grenzen worden geboden.
De ouders hebben hierbij de grootste rol maar ook jij als pedagogisch werker
bent opvoeder.
Veiligheid en vertrouwd voelen:
Het is belangrijk dat een kind vanaf zijn geboorte ervaart dat de opvoeders er
voor hem zijn en op hem reageren. Bij een pasgeboren baby gaat het met name
om de reactie van de opvoeder op zijn huilen. In deze fase kan een baby huilen
nog niet gebruiken als middel om zijn zin te krijgen, het is altijd een uiting van
zich niet lekker voelen. Een baby heeft naast de behoefte aan voedsel en warmte
nog een oer behoefte, namelijk contact met zijn opvoeder.
Psycholoog Harlow (1958) onderzocht de kracht van aanraking. Hij zette aapjes
in een kooi met een ijzeren moeder die melk gaf en een badstof moeder zie zacht
aanvoelde. De aapjes haalde snel hun eten en kropen daarna uren bij de badstof
moeder. Aapjes die alleen een ijzeren moeder hadden gehad ontwikkelden zich
minder sociaal, gingen minder op onderzoek uit en waren angstiger dan aapjes
met een badstof moeder.