100% tevredenheidsgarantie Direct beschikbaar na betaling Zowel online als in PDF Je zit nergens aan vast
logo-home
Samenvatting 'De verbroken betovering' €4,24
In winkelwagen

Samenvatting

Samenvatting 'De verbroken betovering'

1 beoordeling
 756 keer bekeken  14 keer verkocht

Samenvatting gebruikt voor het vak cultureel nieuwe geschiedenis. De samenvatting kan ter vervanging van het boek dienen voor de betreffende hoofdstukken.

Laatste update van het document: 10 jaar geleden

Voorbeeld 8 van de 19  pagina's

  • Nee
  • Hoofdstukken 1,3,4,6,7 en 10
  • 26 augustus 2013
  • 17 oktober 2014
  • 19
  • 2012/2013
  • Samenvatting
Alle documenten voor dit vak (3)

1  beoordeling

review-writer-avatar

Door: JohanRommel • 5 jaar geleden

avatar-seller
Nielsje88
De Verbroken Betovering

,Inhoud
Hoofdstuk 1 Het raamwerk, Wereldbeeld en gevoelsleven in verandering .............................. 3
Hoofdstuk 3 De zwijgende meerderheid, Volkscultuur en het leven in dorpen en buurten..... 5
Hoofdstuk 4 De heksenvervolgingen, Een drama met de gemeenschap, de overheid en
vrouwen...................................................................................................................................... 8
Hoofdstuk 6 Het lichaam op hol, Waanzin, ziekte en genezing ............................................... 12
Hoofdstuk 7 Het lichaam aangetast, Geweld en fysiek lijden in de dagelijkse ervaring ......... 16
Hoofdstuk 10 Van heksen naar vrije zaterdag, Gezin, gemeenschap en
beschavingsoffensieven in de overgang naar een industriële samenleving ............................ 19

, Hoofdstuk 1 Het raamwerk, Wereldbeeld en gevoelsleven in verandering
Voor de constructie van een theoretische raamwerk gaat auteur te rade bij de historische sociologie.
Definitie sociologie: de sociologie bestudeert mensen en hun gedrag in hun sociale omgeving, in
relatie tot de heersende moraal en ethiek en in verband met politieke en filosofische gedragscodes.
Praktisch gezien betekent dat de bestudering van het dagelijkse leven van mensen en het
functioneren van mensen in hun omgeving, sociale verbanden, gezinsstructuren, religieuze
verbanden, wetten, normen en waarden, rolpatronen en culturele verbanden.

Hiervoor gebruikt hij twee auteurs: Max Weber en Norbert Elias.
Elias geeft in zijn publicatie van 1939 aan hoe mentale veranderingen onderling samenhangen en
deel uitmaken van ontwikkelingen op lange termijn. Voorts toont hij aan dat die verband houden
met andere maatschappelijke ontwikkelingen, vooral met staatsvormingprocessen. Hij stelt vast dat
het menselijk gedrag, eerst bij kleine elites en later bij grotere groepen, in de loop van die eeuwen
(13e tot 19e eeuw) meer gereguleerd werd.
Weber stelt dat het magisch gehalte in het wereldbeeld onder diverse groepen al enkele eeuwen
voor de industriële revolutie sterk afnam en onderzoekt de rol van de wereldgodsdiensten daarbij.
Hij poogt voorts tot een vergelijking te komen tussen ontwikkelingen in Europa en in buiten-
Europese samenlevingen. Max Weber heeft de sociologie omschreven als een wetenschap die
sociaal handelen wil begrijpen (verstehen) en daardoor oorzakelijk verklaren. Hij onderscheidde zich
daarmee van sociologen als Emile Durkheim, die meer in sociale structuren dan in individuele
handelingen dacht. Onder het begrip verstehen verstaat Weber het begrijpen van het gedrag van
mensen door je in ze in te leven. Hiervoor is grondig onderzoek vereist, geen simpele intuïtie.

Drie opvallende ontwikkelingen op mentaal gebied in de pre-industriële periode:
1. Gevoelsleven werd steeds minder gedomineerd door een hiërarchische rangorde.
In de onderzoekingen en theoretische bespiegelingen van Elias gaat het om zichtbare veranderingen
in menselijk gedrag. Die zijn vast te stellen aan de hand van voorschriften in manierenboeken uit de
dertiende tot het begin van de negentiende eeuw. In de loop van die periode werd met name een
aantal lichamelijke verrichtingen in sterkere mate aan regels gebonden.
Zelfbeheersing en sturing van emoties werden sinds de zestiende eeuw, onder kleine elite
groeperingen, om zich later over bredere groepen in de samenleving uit te breiden. Die
ontwikkelingen vat Elias samen onder de noemer van het civilisatieproces. Civilisatieproces:
beschavingsproces, menselijke gedragingen, gewoonten en verwachtingspatronen ontwikkelen zich
en veranderen. Het civilisatieproces verloopt niet gelijkmatig maar schoksgewijs, er is sprake van een
voortrekkersrol door adel / rijke burgerij. Overal in Europa vormde het burgerlijke ethos vermengd
met aristocratische elementen, de basis voor negentiende-eeuwse gedragsnormen, die vervolgens
bredere groepen beïnvloedden. Uiteraard bleven daarbij accentverschillen bestaan. De subtiele
interne rangverschillen maakten dat iedereen zich voortdurend af diende te vragen met wie hij of zij
te maken had. De afstemming van de gedragssturing op sociale onderscheiden was in de zeventiende
en achttiende eeuw wellicht sterker dan ervoor, omdat de elites zich tevens terugtrokken uit de
volkscultuur (ontstaan kloof). Op den duur echter werden in sommige situaties de omgangsvormen
informeler, maar daarom niet minder gestuurd en gereguleerd. Door het verder afnemen van sociale
ongelijkheden en het verkleinen van machtsverschillen in de industriële periode werd ook het
gevoelsleven van de meerderheid der bevolking minder gedetermineerd door de maatschappelijke
hiërarchie. Met andere woorden, het gevoelsleven is geleidelijk aan gedemocratiseerd.

, 2. Levensaspecten van openbaar naar besloten
De tweede brede ontwikkeling waaraan veel is op te hangen heet hier privatisering ‘buiten de
openbaarheid’. Elias formuleert het doorgaans als volgt: ‘een aantal menselijke activiteiten werd op
den duur achter coulissen verplaatst.’ Wellicht de eerste lichamelijke verrichting die achter coulissen
verdween was die der natuurlijke behoeften.

3. Visie op leefwereld werd steeds minder gekleurd door religie en magie
Max Weber introduceerde het begrip Entzauberung der Welt. Hij doelde daarmee op veranderingen
in de voorstellingen die mensen zich van de wereld maken. Het impliceert dat het wereldbeeld ooit
betoverd was; Weber spreekt dan ook van een tovertuin. De onttovering van het wereldbeeld is het
proces waarbij de voorstelling van de kosmos minder op een tovertuin gaat lijken. De vervaging van
de tovertuin behelst twee ontwikkelingen:
1. De marginalisering van magische denkwijzen en verklaringen.
2. Lange-termijn veranderingen op religieus gebied: eerst de opkomst van enkele
wereldgodsdiensten en vervolgens een verdringing van de religie uit het centrum van het
maatschappelijk leven.
In de eerste fase worden magische denkwijzen en gebruiken juist door de opkomst van universele
godsdiensten, zoals het christendom, teruggedrongen. Er ontstaat een op geloof georiënteerd
wereldbeeld en een systematische doctrine.
In fase twee echter worden bovennatuurlijke feiten niet meer gesystematiseerd maar steeds meer
ontkend. Het natuurwetenschappelijk-mathematische wereldbeeld, zoals Weber het noemt, komt
op. Pas na ca. 1700 namen buiten de kerk staande, ‘verlichte’ groeperingen de ‘strijd tegen het
bijgeloof’ van de geestelijkheid over. Evens verzetten zij zich tegen diverse kerkelijke opvattingen.
Daarmee belandde het proces van onttovering van het wereldbeeld in een fase waarin secularisering
voortaan de dominante trend was. Het secularisering proces is tweeledig:
1. Op het mentale vlak; afname religieuze karakter wereldbeeld en ideologie.
2. Op sociaal gebied afname macht/invloed kerkelijke instituties en vertegenwoordigers.
In Webers visie heeft de Reformatie dan ook het proces van onttovering bevorderd door riten als
zegeningen af te schaffen. Dit impliceert dat het katholicisme betoverder bleef, maarde auteur
relativeert dit. Hij stelt dat onder katholieken in de loop van de zeventiende eeuw steeds meer
nadruk te liggen kwam op de persoonlijke ervaring van het sacrale en minder op de instrumentaliteit
van allerlei riten.
Met betrekking tot secularisering kunnen we de pre-industriële periode in tweeën delen.
1. Tot het eind van de 17e eeuw bestond er een spanningsbalans tussen tendensen tot
verwereldlijking en toenemende invloed van geestelijken (reformatie & contrareformatie).
2. Rond 1700 kreeg secularisering de overhand. De neiging om gedrag dat tevoren als het
gevolg van bezetenheid zou zijn beschouwd te interpreteren als krankzinnigheid werd
algemener. (opkomst wetenschap en verlichting)

De maatschappelijke context
Twee ontwikkelingen:
1. Door het ontstaan van grotere staatseenheden werden geweld en heerschappij
gemonopoliseerd (geweldsmonopolie).
2. Periodiek terugkerende bestaanscrises werden infrequent.

, Hoofdstuk 3 De zwijgende meerderheid, Volkscultuur en het leven in dorpen en buurten
Het begrip volkscultuur is moeilijk te definiëren om de volgende redenen:
 Het begrip volk is een te vaag afgebakende groep en vele tot volkscultuur bestempelde
gebruiken en voorstellingen waren in feite van iedereen, ook de hogere strata.
 Aan het begrip worden tijd- en cultuurgebonden positieve en negatieve associaties
verbonden.
Er zijn twee groepen/benaderingen in het onderzoek naar volkscultuur te onderscheiden:
1. Onderzoek naar het vaststellen van de symbolische betekenis van handelingen en
gebeurtenissen. Ieder persoon of groep geeft eigen interpretatie aan een cultuuruiting.
(antropologisch)
2. Onderzoek naar de wijze waarop rituelen, gebruiken en voorstellingen worden ingebed in
sociale verhoudingen. (sociologisch)

Fasen van culturele verandering
De tweedeling elite en volk zorgt voor problemen. Waar begint het ene en eindigt het andere?
Historici die spreken van een elite-cultuur, hinken meestal op twee gedachten:
1. De elite betekent enerzijds ‘de geletterden’: zij die een zekere opleiding hebben genoten. In
die zin behoorden bijvoorbeeld pastoors en dominees tot de elite.
2. Anderzijds betekent de elite ‘de bovenste trap(pen) van de stratificatie-ladder’: edelen,
patriciërs en rijke burgers. Maar de adel bijvoorbeeld was aanvankelijk zeker niet geletterd
en had ook later nauwelijks deel aan de intellectuele en wetenschappelijke ontwikkelingen.
Bakhtin verbindt de officiële cultuur niet zozeer met een bepaalde sociale klasse als wel met
instituties zoals staat, kerk, ambtenarij en het rechtsstelsel (officieel). De daartegenover staande
‘cultuur en volkse humor’ (onofficieel) kon buiten die instanties om in principe door iedereen
gedeeld worden.
In Bakhtins voorstelling van zaken is de volkscultuur ten dele een tegencultuur. Zij heeft lak aan de
wereld der officiële instanties. En wat neutralere benadering biedt Peter Burke. In plaats van
onofficiële cultuur spreken zij van een kleine traditie, die staat tegenover de grote traditie der
machtigen. De grote traditie is ‘belangrijker,’ heeft meer prestige; vandaar ook de naam. De
volkscultuur (kleine traditie) bleef langer dan de grote traditie verbonden met een magisch
wereldbeeld.
In pre industrieel Europa was de grote traditie letterlijk minder toegankelijk. Zo ontoegankelijk als de
hoven en patriciërswoningen voor het volk zijn, zo toegankelijk zijn het marktplein en de herberg
voor de elites. De kleine traditie werd dus zowel door de elites als door het volk gedragen. Maar voor
het volk was zij de enige waaraan het actief deelnam, terwijl ze voor de elites juist een secundaire
ervaringswereld betekende. De minder machtigen waren mono-cultureel en de machtigen waren bi-
cultureel.

Het wereldbeeld: magie, vroomheid en verhalen
Keith Thomas stelt dat in Engeland het omslagpunt in het magisch denken op het einde van de 17e
eeuw lag. In de Republiek constateren we een verschil in verandering van het magisch wereldbeeld
tussen de stedelijke en de plattelandsbevolking.
Hoe verhield het magisch wereldbeeld zich tot de officiële kerkelijke leer?
Met gewone parochiepriesters stonden in hun belevingswereld dicht bij het volk. De afstand tussen
geestelijken en volk werd tussen ca. 1100 en ca. 1500 zelfs kleiner. Vanaf de 12e eeuw vervlochten de
auteurs van heiligenlevens en andere vrome verhalen meer wonderbaarlijke gebeurtenissen in hun
teksten dan in de periode gebruikelijk was. Die omslag wordt weerspiegeld in het genre van de
exempla: stichtelijke verhalen, juist bedacht met het doel om de christelijke leer aan eenvoudigen
geest uit te leggen. Historici spreken wel van een folkorisering van de christelijke literatuur in deze
periode.

,Anderzijds stonden al die verhalen buiten de officiële theologie. In hoofdstuk 1 werd reeds Max
Webers stelling besproken dat de opkomst der wereldgodsdiensten aanvankelijk bijdroeg tot de
onttovering van het wereldbeeld. De scholastieke filosofie, met haar hoogtepunt in de 13e eeuw, was
een relatief rationele leer. De officiële theologische traditie poogde bovennatuurlijke en magische
verschijnselen met elkaar te verbinden door ze te herleiden tot een God; of tot de duivel, maar ook
die ontleende zijn macht uiteindelijk aan Gods toestemming. Deze rationalisering kwam slechts
geleidelijk op gang.
De uitwerking van een geleerde theologie en het later op gang gekomen verzet tegen elementen uit
de volkscultuur die met de officiële leer strijdig waren, vormden beide een onderdeel van het proces
van onttovering van het wereldbeeld. Dat proces verliep schoksgewijs en hield steeds een
wisselwerking in tussen de kampioenen der orthodoxe leer en het gelovige volk. Ter legitimering van
haar positie moest de kerkelijke elite wel de volksdevotie beïnvloeden, maar tegelijkertijd kon zij het
zich niet veroorloven daar te ver vanaf te gaan staan. Zodoende bestonden er tijdens de hele pre-
industriële periode spanningen tussen de officiële en onofficiële tradities.
De ideeën van de molenaar Domenico Scandella (Menocchio 1532 – 1599) uit een stadje in Friuli
vormden een typisch product van wisselwerking tussen volks- en elite-cultuur. In de verhoren
botsten de ideeën uit de beide culturen met elkaar en daarmee bieden deze volgens de auteur Carlo
Ginzburg een unieke inkijk in de volkscultuur die vaak door de dominante positie van de elite
verborgen blijft.
Historische context: Tweede helft 16e eeuw
 Contrareformatie was volop aan de gang; ketters moesten worden aangepakt. Bovendien
begonnen de hogere klassen eind 16e eeuw de volksmassa systematisch te stigmatiseren en
onderdrukken.
 Mensen met afwijkende gedachten kregen door de reformatie de moed om afwijkende
ideeën uit te dragen.
 Dankzij de boekdrukkunst bezat hij lectuur waaruit hij ‘alternatieve ideeën’ kon putten.
Menocchio was eigenzinnig en trots. Hij verkondigde al dertig jaar radicale ideeën: Hij klaagde de
onderdrukking van arm door rijk aan. De kerk moest haar privileges opgeven, arm zijn met de armen.
Sacramenten, relikwieën, heiligenbeelden, de maagdelijkheid van Maria waren allemaal verzinsels
van mensen en de clerus gebruikte deze om de goegemeente onder de duim te houden en uit te
buiten.
Ginzburg constateert voortdurend dat de ideeën van Menocchio niet te verklaren zouden zijn vanuit
een doorsijpelen van het elitaire gedachtegoed naar een volkscultuur. Dat is ook niet waarschijnlijk in
die periode; het eenrichtingsverkeer ontstond pas toen de massa systematisch vanaf de tweede helft
van de 16e eeuw van bovenaf werd geïndoctrineerd.
Menocchio had toegang tot een schatkamer vol tradities, mythen en verlangens die generatie na
generatie mondeling waren overgeleverd, maar die nu ook schriftelijk beschikbaar waren. Daarbij
waren molens in de premoderne samenleving ook nog eens de plaatsen waar mensen elkaar
ontmoeten en ideeën werden uitgewisseld. (veel anabaptisten waren molenaar!)
De bijzondere maatschappelijke positie van de molenaar isoleerde hem echter ook min of meer van
de gemeenschap.
1. Molenaars namen vaak een tussenpositie in tussen de boeren en de plaatselijke
grootgrondbezitters.
2. Boeren wantrouwden molenaars; in hun ogen was hij een dief, een oplichter, per definitie
voorbestemd om in de hel te branden.

Het gemeenschapsleven
Het kalenderritme draaide om de jaarlijkse cyclus van feesten. De lichamelijkheid die de volkse
humor kenmerkte, overheerste daarin. Bij het carnaval en gelijksoortige feesten ging het om ‘de drie
V’s’: vreten, vrijen en vechten. Op gewone dagen was dat gedrag, vooral bij elites, aan toenemende
verhulling en regulering onderhevig. Het carnaval gold met andere woorden als ‘vrije tijd’ tegenover
de zelfbeheersing die gedurende de rest van het jaar steeds meer werd vereist. De volkse humor

,had, hoewel carnavalesk van aard, tevens een diepere betekenis. Vernieuwende kracht school vooral
in de prominente plaats (en creatief gebruik) van het onderlichaam in de humor. Schranspartijen
waren verbonden met het motief van een omgekeerde wereld. Humor had ook als functie
neutralisering van de angst. Maar uiteindelijk zal het tijdelijk ventileren van afwijkende meningen en
het lokaal uiten van onwelvoeglijk gedrag, (carnaval) het establishment bevestigen in haar
leidinggevende en controlerende machtspositie.
Vrijen en vreten is in onze ogen onschuldig genoeg. Maar het carnaval was ook een periode waarin al
dan niet latente conflicten naar buiten kwamen of zelfs conflicten gecreëerd werden. Het klassieke
idee van de vreedzame Gemeinschaft is een mythe. In dorpen en buurten kende bijna iedereen
elkaar en leefde men sociaal dicht bijeen. Dat leverde onderlinge solidariteit op maar evenzeer soms
hevige spanningen. Het minder idyllische aspect van het gemeenschapsleven komt vooral ook tot
uiting in het afdwingen van eigen normen. De buren zagen erop toe dat iemands leven langs
gewenste paden verliep en ondernamen actie (charivari) in geval van afwijkingen. Aanleidingen
hadden bijna altijd met huwelijk te maken. Grote leeftijdsverschillen bij een eerste huwelijk of een
huwelijk van een meisje met een jongen uit een ander dorp leidden eveneens tot een charivari. Over
het algemeen verbreedde het scala van normovertredingen dat de uitvoering van een charivari kon
provoceren vanaf de 17e eeuw. Waarschijnlijk werd een charivari bij een tweede huwelijk op den
duur tot een traditie die de buren omwille van haar eerbiedwaardigheid en uit behoefte aan vertier
voortzetten. Tegelijkertijd kwamen ze op het idee om het ritueel op meerdere dubieuze situaties toe
te passen, waardoor het tot een verbreding kwam. De symbolen en attributen van een charivari of de
rituelen uit feesten keerden weer in pre-industriële oproeren, kleine en grote. Tijdens carnavals kon
het voorkomen dat stedelijke magistraten werden bespot, mede uit onvrede met hun beleid. Of een
magistraat werd via een plaatsvervanger aan een charivari onderworpen. Historici spreken van een
geleidelijke politisering van de volkscultuur.
Het feest van de subdiaken, waarbij rollen werden omgedraaid vanaf de 12e eeuw, evolueerde tot
een zottenfeest. Vanuit het kapittel en de kathedraal waaierden de zotheid en de omkering van de
hiërarchische verhoudingen uit over de stad, totdat ze nagenoeg overal vaste voet hadden
verworven. Vanaf de 14e eeuw kenden ook de leken, in steden en dorpen, hun feestdagen waarin de
combinatie van zotheid en omgekeerde wereld een hoofdrol speelden. Details varieerden maar
steeds werd een tot de eenvoudigen te rekenen persoon op de betreffende dag ceremonieel tot
heerser van de stad of het dorp gebombardeerd. Volgens sommige auteurs was de omgekeerde
wereld een inspiratiebron voor een potentiele verwerping van de maatschappelijke orde. De
getolereerde omkering was tijdelijk en had een ritueel karakter. Ze was bovendien zelden volledig.
Het constante element is opnieuw de hiërarchie, die zowel in de rituele omkering als in de met spot
overladen normoverschrijding aanwezig bleef.

, Hoofdstuk 4 De heksenvervolgingen, Een drama met de gemeenschap, de overheid en
vrouwen
Achtergronden van de heksenvervolgingen
De heksenvervolgingen vonden met tussenpozen en nooit overal plaats, van ca. 1450 tot 1750. Die
episode is om twee redenen als uniek aan te merken:
1. Heksengeloof was tot deze periode beperkt, en dient onderscheiden te worden van magische
opvattingen in het algemeen, die ervoor en erna wijd verbreid waren en in alle
samenlevingen voorkomen.
2. Het heksengeloof en de daaraan gelieerde vervolgingen waren beperkt tot grote delen van
Europa en enkele gebieden daarbuiten waar Europeanen zich vestigden.
Meerdere groepen werden in de loop van de tijd gebombardeerd tot subversieve en gevaarlijke
‘tegenculturen’.
 De eerste Christenen
 De Joden
 De wederdopers / katharen
 De Tempeliers
 De Vrijmetselaars
 Het Rode Gevaar
Na het jaar 1000 groeiende obsessie met Satan en verharding opstelling ten opzichte van
afwijkenden. Moore spreekt in dit verband van een persecuting society. Kort nadat de positie van de
buiten de kerk staande Joden verslechterde, gebeurde dit eveneens met die van religieuze
dissidenten erbinnen. De Orthodoxe geestelijkheid had ketterij altijd al bestreden, maar vanaf de 12e
eeuw werd de bestrijding intenser. Het geloof in de duivelse inspiratie van ketterij versterkte zo de
angst voor Satan. Een volgende stap was de constructie van een sekte die duivelsverering als primair
doel had.
In traktaten en processtukken komen 5 opvallende aspecten (uit zowel de grote alsook de kleine
traditie) naar voren:
1. Toverij
2. Duivelspact
3. Seks met de duivel
4. Sektevorming
5. Samenkomst
In de loop van de 14e en 15e eeuw samengesmeed tot een samenhangend geloof. (witte magie
wordt zwarte magie) De ingrediënten kwamen deels uit volksopvattingen voort, maar het
heksengeloof als systeem was een creatie van geestelijke en wereldlijke elites. De wereldlijke
overheden bemoeiden zich op een andere manier met het toveren. Het juridische begrip maleficium
stond daarin centraal. Maleficium kan gedefinieerd worden als het berokkenen van schade aan
iemands lijf of bezit met occulte middelen. Toen kerkelijke schrijvers zich over het begrip gingen
ontfermen kreeg het langzamerhand een andere lading. Toverkracht, zo meenden geestelijken, kon
men slechts van de duivel hebben verkregen. En duivelse toverkracht was per definitie schadelijk,
zwarte magie.
De voorafgaande beschrijving van het heksengeloof moet gezien worden als een ideaaltype, zoals
Max Weber het noemt. In de praktijk der vervolgingen ontbraken een of meer elementen soms of
werden deze juist extra benadrukt, in diverse combinaties. Het is daarom nuttig een onderscheid te
maken tussen hekserij en toverij. Toverij kan een ingrediënt zijn van hekserij, maar ook los ervan
voorkomen. Het geloof in magie was immers, zowel chronologisch als geografisch gezien, veel
algemener dan dat in hekserij.
Dat er daadwerkelijk een netwerk van geheime, anti-christelijke genootschappen heeft bestaan,
waarvan de leden van hekserij werden beschuldig en vervolgd, wordt door Spierenburg irreëel
genoemd. Theorie Margaret Murray is implausibel en ze heeft bronnen gemanipuleerd. Verder is het

Voordelen van het kopen van samenvattingen bij Stuvia op een rij:

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Verzekerd van kwaliteit door reviews

Stuvia-klanten hebben meer dan 700.000 samenvattingen beoordeeld. Zo weet je zeker dat je de beste documenten koopt!

Snel en makkelijk kopen

Snel en makkelijk kopen

Je betaalt supersnel en eenmalig met iDeal, creditcard of Stuvia-tegoed voor de samenvatting. Zonder lidmaatschap.

Focus op de essentie

Focus op de essentie

Samenvattingen worden geschreven voor en door anderen. Daarom zijn de samenvattingen altijd betrouwbaar en actueel. Zo kom je snel tot de kern!

Veelgestelde vragen

Wat krijg ik als ik dit document koop?

Je krijgt een PDF, die direct beschikbaar is na je aankoop. Het gekochte document is altijd, overal en oneindig toegankelijk via je profiel.

Tevredenheidsgarantie: hoe werkt dat?

Onze tevredenheidsgarantie zorgt ervoor dat je altijd een studiedocument vindt dat goed bij je past. Je vult een formulier in en onze klantenservice regelt de rest.

Van wie koop ik deze samenvatting?

Stuvia is een marktplaats, je koop dit document dus niet van ons, maar van verkoper Nielsje88. Stuvia faciliteert de betaling aan de verkoper.

Zit ik meteen vast aan een abonnement?

Nee, je koopt alleen deze samenvatting voor €4,24. Je zit daarna nergens aan vast.

Is Stuvia te vertrouwen?

4,6 sterren op Google & Trustpilot (+1000 reviews)

Afgelopen 30 dagen zijn er 53340 samenvattingen verkocht

Opgericht in 2010, al 14 jaar dé plek om samenvattingen te kopen

Start met verkopen
€4,24  14x  verkocht
  • (1)
In winkelwagen
Toegevoegd