Onderzoek naar Bestuur en Organisatie (B&O)
Inhoudsopgave
Hoorcollege 1 ................................................................................................................................................... 2
Hoorcollege 2 ................................................................................................................................................... 5
Week 3 ............................................................................................................................................................. 7
Voorbereidingsvragen ........................................................................................................................................ 7
Hoorcollege 3 ................................................................................................................................................. 10
Hoorcollege 5 ................................................................................................................................................. 10
Weekvragen...................................................................................................................................................... 13
Werkcollege ...................................................................................................................................................... 13
Hoorcollege 6 ................................................................................................................................................. 14
Werkcollege ...................................................................................................................................................... 16
Hoorcollege 7 ................................................................................................................................................. 17
Hoorcollege 8 ................................................................................................................................................. 20
Voorbereidingsvragen ...................................................................................................................................... 22
Samenvatting ................................................................................................................................................. 24
,Hoorcollege 1
Gamma = ‘studie van de maatschappij’
Bestuurskunde: de wetenschap die de inrichting, werking en het functioneren van het
openbaar bestuur onderzoekt.
Organisatiewetenschap: wetenschap die de sociale relaties, sociale processen binnen en
tussen organisaties onderzoekt.
- Voorbeeld: toeslagenaffaire
Multidisciplinair: recht, economie, politicologie, antropologie, sociologie en psychologie.
B&O onderzoek:
- Openbaar bestuur is kernobject
- Toepassingsgericht onderzoek
- Body of knowledge is beperkt-> het is een vrij nieuwe (jonge) discipline
Proces van onderzoek:
Literatuuronderzoek
- Een concept is een label voor een verschijnsel (descriptief)
- Een theorie is een samenhangend stelsel van uitspraken om verschijnselen te
beschrijven, verklaren of te voorspellen
o Voorbeeld: Social identity theory
Leidt tot probleemstelling
- Doel (waartoe) en vraagstelling (waarna)-> stuurt het proces van onderzoek
- Doelstelling-> wat wil je bereiken?
o Praktisch vraagstuk
o Fundamenteel kennisprobleem (hoe ontstaat iets? Hoe kunnen we iets groots
beter begrijpen?)
- Vraagstelling-> expliciete vraag wat aangeeft wat je gaat doen (hoe ga je iets doen)
o Focus, beslissingen over literatuur en data
Onderzoeksdesign en casusselectie
- Kwalitatief – kwantitatief
- Wie en hoeveel waarnemingen?
Dataverzameling
- Documenten, interviews (semi gestructureerd), vragenlijst, experiment
Analyse
- Statistische technieken
- Thematische analyse en coderen
Presentatie en discussie van resultaten
Type onderzoeksvragen:
- Exploratief-> op welke manier
- Descriptief-> welke (dingen worden nu gebruikt, wat doen ze, nog niet echt een
verwachting)
- Verklarend-> oorzaken of omstandigheden (wanneer, onder welke voorwaarden)
o Causaal web
- Toetsend-> ja of nee antwoord (leidt dit tot dit)
, - Diagnostisch-> iets concreets oplossen, advies geven over knelpunten (tegen welke
problemen loopt x?)
Goede onderzoeksvragen zijn expliciet, relevant, precies, logisch en consistent.
De cyclus van onderzoek:
Inductie-> van observatie naar theorie, iets afleiden uit menselijk gedrag (een bepaald
patroon) die je gaat koppelen aan theorie
- Er is nog niet zo veel bekend/ er is weinig bestaande theorie.
- Meer kwalitatief
Deductie-> je hebt een theorie en je gaat kijken of die klopt in de praktijk (theorie gebruiken
om iets te toetsen)
- Meer kwantitatief
Beide zitten in de cyclus en worden vaak samen gebruikt.
Kwantitatief:
- Cijfers en getallen
- Deductief karakter (vragenlijst, hypothesen)
Kwalitatief:
- Woorden, beelden, betekenis
- Niet numeriek
- Inductief (niet echt bestaande theorie testen, maar nieuwe theorie vormen)
Betrouwbaarheid-> kloppen je metingen?
- Interne betrouwbaarheid
- Externe betrouwbaarheid
o Kan je het onderzoek repliceren?
Validiteit -> meet je wat je wil meten?
- Interne-> zijn er geen andere factoren die de relatie beïnvloeden dan die je aangeeft
in je onderzoek?
o Je kan dit oplossen met membercheck, na je analyse vragen aan de
respondent of dit overeenkomt met de mening van diegene
- Externe-> is je resultaat generaliseerbaar?
- Construct-> meet je wat je wil meten? Is je construct goed geoperationaliseerd?
- Ecologische-> is het niet te kunstmatig is? Gebeurd dit in het echt?
5 typen onderzoeksdesigns (kwalitatief en kwantitatief):
- Experiment
o Toetsende onderzoeksvraag (duidelijk oorzaak en gevolg)
o Randomisatie van groepen-> randomized controlled trial
o Klassiek experiment:
▪ Omstandigheden (behalve manipulatie) gelijk houden
▪ Voor en nameting
▪ Grote zekerheid over causaliteit
o Quasi experiment:
, ▪ Verschil met klassiek experiment is ‘natuurlijke’ manipulaties of
interventies
- Cross-sectioneel onderzoek
o Momentopname, snapshot van een situatie
o In sociaalwetenschappelijk onderzoek vaak een vragenlijst
▪ Doel is vaak op zoek gaan naar patronen in kwantitatieve data
▪ Vaak een steekproef van de populatie
- Longitudinaal onderzoek
o Meerdere metingen over tijd, verschillende ‘waves’
o Twee soorten:
▪ Panel studie-> zelfde groep individuen
▪ Cohort studie-> verschillende steekproeven uit een groep die een
bepaalde eigenschap deelt
- Kwalitatieve case study
o Uitgebreide en gedetailleerd onderzoek van een specifieke casus
o Vaak langdurige interviews en observaties
- Vergelijkende studie
o Twee of meer cases met als doel vergelijken
o Doel: sociale verschijnselen beter begrijpen of duiden
Red tape-> bureaucratie
Groepsopdracht
Werkdruk meetbaar maken-> literatuur checken ook goed voor construct validiteit
Vragenlijst maken en laten invullen (advies vragen, kwalitatieve pilot)
Advies geven over steekproef
Voorbereidingsvragen
1a. Wat is operationaliseren?
Specifiek omschrijven wat je bedoelt met een concept en hoe je dat gaat meten. Theoretisch
concepten meetbaar maken.
1b. Waarom is het noodzakelijk om te operationaliseren?
Dit is noodzakelijk zodat duidelijk is hoe je je onderzoek hebt uitgevoerd en om te laten zien
wat je resultaten specifiek zijn en voor de validiteit.
2a. Variabelen kunnen verschillende meetniveau’s hebben. Welke meetniveaus zijn er en
hoe verschillen de meetniveaus van elkaar?
Meetniveaus: nominaal (geen rangorde, alleen categoriseren), ordinaal (data categoriseren
en rangschikken), interval (categoriseren, rangschikken en gelijke interval tussen
categorieën), ratio (categorie, rangschikken, gelijke intervallen en een absoluut of
betekenisvol nulpunt).
2b. Geef twee voorbeelden (die niet in het hoorcollege gebruikt zijn) van een variabele
voor elk van de meetniveaus.
Voorbeelden:
- Nominaal-> geboorteplaats, etniciteit, universiteiten
- Ordinaal-> top tien van iets, likert-schaal, medailles
- Interval-> scores op een toets, IQ score, jaartallen
- Ratio-> leeftijdsjaren, gewicht, inkomen