Samenvatting groepsdynamica Jan Remmerswaal
1.2 Enkele weerstanden tegen groepsdynamisch denken:
o Bestaan groepen eigenlijk wel?
o Individualistisch denken over leiderschap
o Gebrek aan aandacht voor de context
o Neiging tot narcisme
o Gevaar van kleine groepen
o De kar van de visboer; bepaalde vormen van leven in groepen werden als zo
vanzelfsprekend beleefd dat men zich niet bewust was van wat een groep is
1.3 De mogelijke brugfunctie van groepsdynamica
Toegenomen individualisering; niet alleen in de wetenschappen, maar ook in de zelfervaring
van mensen en in de letterkunde zien we steeds sterker deze toenemende distantie tegenover
medemens en tegenover zichzelf, waarbij het individu zijn eigen “ik” als afgesloten van
anderen ervaart.
Zes dimensies van Hofstede, bepalende kenmerken die een cultuur in meer of mindere mate
bezit:
1. Machtsafstand: de mate waarin mensen binnen een cultuur verwachten en accepteren
dat de macht ongelijk verdeeld is. NL scoort laag
2. Individualisme versus collectivisme: een samenleving is individualistisch wanneer de
onderlinge banden tussen individuen los zijn: ieder word geacht te zorgen voor
zichzelf. NL scoort hoog.
3. Masculiniteit versus femininiteit: een masculiene samenleving hecht grote waarde aan
mannelijke en vrouwelijke kwaliteiten. Duidelijke rolverdeling tussen mannen en
vrouwen. Japan scoort hoog. Feminiene samenleving zijn bv Zweden en NL.
4. Onzekerheidsvermijding: de mate waarin de leden van een cultuur zich bedreigd
voelen door onzekere of onbekende situaties. In zulke landen probeert men zulke
onzekerheid te verminderen door regelgeving, formele procedures en rituelen. Deze
moeten het leven voorspelbaar maken. NL gemiddeld.
5. Lange of korte termijngerichtheid: bij lange termijngerichtheid hoort het nastreven van
deugden die (ooit) in de toekomst beloond zullen worden. Daartegenover staat de
drang voor onmiddellijk resultaat. China en Japan scoren hoog, NL scoort vrij lang.
6. Hedonisme versus soberheid: Hedonisme staat voor een samenleving waarin mensen
uitbundig, vrolijk en gelukkig zijn en waarin ze zichzelf toestaan om toe te geven aan
impulsen. Daartegenover staan culturen waarin mensen ingetogen en sober zijn.
Elias pleit vurig voor het beeld van de mens als een open persoonlijkheid die voor de duur
van zijn leven fundamenteel op andere mensen is afgestemd en aangewezen en die in zijn
verhouding tot andere mensen een bepaalde mate van relatieve autonomie bezig.
, 1.5 De groep
Tweedeling van groepen: primaire en secundaire groepen. Primaire groepen worden
gekenmerkt door persoonlijke en intieme relaties in directe contactsituaties en secundaire
groepen vooral door koele, onpersoonlijke, rationele en formele relaties.
2.2 Indeling in taakaspecten en sociaal emotionele aspecten
Elke groep functioneert tegelijkertijd op twee niveaus:
Taakniveau inhoud van de groepsactiviteit, wat er gezegd en gedaan wordt
Sociaal emotioneel niveau hoe men met elkaar omgaat tijdens de uitvoering van die taak
Homans maakte onderscheid tussen het externe en het interne systeem van elke groep.
Extern, omvat alles wat er zich in een groep afspeelt aan activiteiten, interacties en gevoelens
om als groep ten aanzien van de buitenwereld te kunnen voorbestaan, zoals het vervullen van
de taak en het bereiken van het groepsdoel. Het interne systeem, dat alle activiteiten,
interacties en gevoelens omvat die voortvloeien uit het interne groep functioneren. Dit
systeem heet intern, omdat het niet direct –hoogstens indirect- wordt bepaald door de
buitenwereld.
2.4 De interactietheorie
Homans en de sociaal-contacthypothese: indien er frequente interacties zijn tussen de leden
van een groep, zullen er gevoelens van onderlinge genegenheid groeien en deze gevoelens
zullen op hun beurt leiden tot verder interacties.
Bales is vooral bekend geworden door zijn interactieanalyse aan de hand van een nauwkeurig
observatieschema. Hierin onderscheid hij twee hoofdgebieden van groepsinteractie: een
taakgebied en een sociaal-emotioneel gebied.
Voor elk van deze gebieden noemt hij drie observatiecategorieën.
1. Oriëntatiefase (vragen en geven van antwoorden);
2. Evaluatiefase (vragen en geven van meningen);
3. Controlefase (vragen en doen van voorstellen), uitmondend in besluitvorming.
Deze driefasentheorie is ook wel bekend geworden als het BOB model, volgens de driedeling:
4. Beeldvorming;
5. Oordeelsvorming;
6. Besluitvorming.
2.5 De systeemtheorie
Intern evenwicht: via systeemregels kunnen groepen een relatief stabiel intern evenwicht
opbouwen en handhaven. In systeemtermen heet dit evenwicht homeostase. Een van de
belangrijkste manier op tot verandering te komen of stabiliteit te handhaven is door middel
van feedback.
,Elk deel van een systeem (elk groepslid) wordt gezien in zijn samenhang met de andere delen
(leden), omdat een verandering in één deel (één groepslid) een verandering in de verhouding
tussen alle delen (groepsleden) en in het totale systeem (de totale groep) kan veroorzaken. Een
systeem gedraagt zich dus niet als een eenvoudige samenvoeging of optelling van
onafhankelijke elementen, maar als een samenhangend en ondeelbaar geheel.
2.7 Benaderingen uit de algemene psychologie
In groepsdynamische studies behoren vooral de motivatietheorieën, de leertheorieën en de
waarnemingstheorieën. Het invloedrijkst daarvan is de brede benadering die bekendstaat als
cognitieve theorie, dit is een visie die benadrukt hoe belangrijk het is om te begrijpen hoe
mensen informatie over hun sociale omgeving ontvangen en verwerken en hoe dit van invloed
is op hun gedrag.
Festingers cognitieve dissonantietheorie: die stelt dat ieder tot een samenhangend en
consistent beeld van de werkelijkheid wil komen. Tussen cognitieve elementen kunnen
tegenstrijdigheden bestaan.
Festingers sociale vergelijkingstheorie: ieder heeft over tal van zaken en personen een aantal
meningen en opvattingen. We streven er niet alleen naar om hierin een constante samenhang
aan te brengen, maar ook om hiervoor bevestiging te vinden. Naarmate een bepaalde mening
gedeeld wordt met anderen, is ieder meer overtuigd van de juistheid van die mening. Groepen
zullen dus pressie uitdrukken om hun mening te uiten, groepsleden met een afwijkende
mening zullen onder druk gezet worden.
2.8 De veldtheorie
Die is door Lewin zelf zo genoemd, ontleent haar naam aan de stelling dat gedrag plaatsvindt
binnen een veld van elkaar beïnvloedende krachten. Dit veld bestaat uit een aantal krachten
die van invloed zijn op het gedrag van de groep en van de leden in de groep. Lewin beschrijft
de structuur van dit veld als een dynamisch spanningsveld, als een geheel van op elkaar
inwerkende krachten die elkaar min of meer in evenwicht houden.
Zo zijn er in groepen niet alleen veranderingsbevorderende, maar tegelijk ook
veranderingsremmende krachten en hun onderlinge krachtsverhouding bepaalt of de groep in
beweging komt. Lewin verklaart stabiliteit en verandering in groepen via de basisbegrippen
dynamische interdependentie en quasi-stationair evenwicht. Wanneer dit evenwicht
verbroken wordt, zal de groep een spanning ervaren, evenwicht herstellen of zoeken naar
nieuw evenwicht.
De gestaltpsychologie (Wertheimer, Köhler en Koffka) is een school binnen de Duitse
psychologie aan het begin van de 20ste eeuw. Hun standpunt luid kort samengevat: delen of
elementen bestaan niet geïsoleerd van elkaar, maar zijn georganiseerd in eenheden of gehelen.
Lewin heeft zijn veldtheorie hiervan afgeleid en verder onderzocht.
, 2.9 De psychoanalytische benadering
Van speciaal belang voor de groepsdynamica zijn de psychoanalytische grondbegrippen:
verdringing, identificatie, regressie, afweermechanismen en projectie.
2.12 Overzicht van een aantal hoofdthema’s in de groepsdynamica
Interactie; Groepsdynamica word beschreven als de studie van het gedrag van mensen
in kleine groepen. De groep moet klein genoeg zijn om elk van de leden in staat te
stellen rechtstreeks met elkaar in contact en interactie te komen.
Interpersoonlijke attractie; interactie wordt vooral bepaald door twee groepen factoren:
enerzijds eisen die de taak stelt, anderzijds wie de anderen zijn. Gevoelens van
sympathie en antipathie kunnen dus in sterke mate de interactie bepalen.
Persoonswaarneming; sympathieën en antipathieën komen vaak al heel snel tot stand
op grond van eerste indrukken. Hoe zulke indrukken tot stand komen, is onderwerp
van het zelfstudiegebied van de persoonswaarneming.
Stereotypering; groepsleden neigen soms tot stereotypering van mensen die niet tot de
groep behoren. Men heeft dan de neiging om de leden van de eigen groep als
individuen te zien, terwijl op mensen van buiten de eigen groep gereageerd wordt als
leden van een klasse of categorie.
Communicatie; dit vormt de belangrijkste vorm van interactie in groepen. Dit heeft
twee hoofdfuncties: een zakelijke en een relationele. Enerzijds is het elkaar meedelen
van inhoudelijke informatie, anderzijds het regelen van de onderlinge betrekkingen.
Groepsnormen en conformiteit; groepen ontwikkelen ook normen over hoe je met de
taak en met elkaar dient om te gaan en hoe je je dient te verhouden tot de
buitenwereld.
Besluitvorming; tot de regels en normen over hoe een groep met de taak wenst om te
gaan, horen ook procedures met betrekking tot besluitvorming.
Leiderschap; dit is het meest bestudeerde onderwerp in groepsdynamica. Je hebt twee
typen leiders: taakgerichte leiders en sociaal-emotionele leiders.
Groepsontwikkeling; groepsdynamica valt ook te omschrijven als de studie hoe
groepen zich vormen, hoe ze functioneren en hoe ze weer uiteenvallen.
Feedback; dit is een van de manieren waarop groepen intern hun evenwicht proberen
te bewaren.
3.2 Wat kenmerkt een groep
Volgens Sprott zijn interactie en context de twee bepalende hoofdelementen binnen een
groep.